ECLI:NL:GHSHE:2022:293

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
20-000855-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en mishandeling van dochter na beroep op noodweer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de mishandeling van zijn dochter. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn dochter door een elektriciteitskabel om haar nek te binden en deze met kracht aan te trekken. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, ter verdediging van zijn echtgenote die door de dochter werd aangevallen.

Tijdens de zitting heeft de aangeefster verklaard dat er op de dag van het incident geen zichtbaar letsel was geconstateerd door de verbalisanten. De verdachte heeft toegegeven dat hij zijn dochter heeft geslagen, maar dit gedaan ter verdediging van zijn vrouw. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de gang van zaken zoals door de verdachte beschreven, niet onaannemelijk was. Hierdoor oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig. Het arrest werd uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000855-19
Uitspraak : 4 februari 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 8 maart 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-659148-15 tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres]
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte vrijgesproken van het 1. primair ten laste gelegde feit en ter zake van:
  • (feit 1 subsidiair:) ‘Poging tot zware mishandeling’;
  • (feit 2:) ‘mishandeling’
veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft:
  • primair bepleit dat de verdachte van het onder 1. primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het onder 2. ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij heeft gehandeld uit noodweer, dan wel in een situatie van noodweerexces of psychische overmacht;
  • subsidiair -voor het geval het hof toch tot enige bewezenverklaring zou komen- bepleit dat aan de verdachte met toepassing van het bepaalde bij artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 09 april 2015 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet een elektriciteitskabel om de nek van genoemde [aangeefster] heeft gebonden en vervolgens met kracht aan die kabel heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 09 april 2015 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet een elektriciteitskabel om de nek van genoemde [aangeefster] heeft gebonden en vervolgens met kracht aan die kabel heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 09 april 2015 in de gemeente Roermond zijn dochter [aangeefster] heeft mishandeld door genoemde [aangeefster] te slaan en/of te trappen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft tot bewezenverklaring van het onder 1. subsidiair en het onder 2. ten laste gelegde gerekwireerd.
Het hof overweegt als volgt.
De aangeefster [aangeefster] heeft als getuige in hoger beroep op 28 september 2021 tegenover de raadsheer-commissaris belast met de behandeling met strafzaken in dit gerechtshof verklaard -zakelijk weergegeven- dat:
  • zij zich niet meer kan herinneren wat er op de ten laste gelegde dag precies is gebeurd;
  • het niet klopt dat haar vader heeft geprobeerd haar met een laptopkabel te wurgen en dat zij zich niet kan herinneren dat hij haar met een stofzuigerslang heeft geslagen;
  • dat zij destijds een relatie had met iemand die een slechte invloed op haar had en die tegen haar had gezegd dat zij dit moest verklaren om een eigen woonruimte te kunnen bemachtigen;
  • dat zij bij de ten laste gelegde incidenten geen letsel heeft opgelopen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , d.d. 3 juni 2015, opgenomen op pagina 53 van het politiedossier met registratienummer PL2300-2015065777, blijkt dat zij ten tijde van hun bezoek aan de woning van de aangeefster op 9 april 2015 geen zichtbaar letsel bij haar hebben geconstateerd.
De verdachte heeft tijdens het opsporingsonderzoek en ter terechtzitting weliswaar toegegeven dat hij zijn dochter [aangeefster] op de ten laste gelegde dag heeft geslagen met de vlakke hand, maar heeft gezegd dat hij zulks heeft gedaan ter verdediging van het lijf van zijn echtgenote, die door [aangeefster] werd aangevallen. Mede gelet op hetgeen door [aangeefster] op 28 september 2021 tegenover de raadsheer-commissaris in dit gerechtshof is verklaard, acht het hof uit het onderzoek ter terechtzitting de door de verdachte naar voren gebrachte gang van zaken zeker niet onaannemelijk, zodat het beroep op noodweer dient te slagen.
Op grond van dit een en ander acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. primair, 1. subsidiair dan wel 2. ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1. primair, 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. B. Stapert, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. M.A.A. van Capelle, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 4 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Van Capelle is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.