In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de mishandeling van zijn dochter. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn dochter door een elektriciteitskabel om haar nek te binden en deze met kracht aan te trekken. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, ter verdediging van zijn echtgenote die door de dochter werd aangevallen.
Tijdens de zitting heeft de aangeefster verklaard dat er op de dag van het incident geen zichtbaar letsel was geconstateerd door de verbalisanten. De verdachte heeft toegegeven dat hij zijn dochter heeft geslagen, maar dit gedaan ter verdediging van zijn vrouw. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de gang van zaken zoals door de verdachte beschreven, niet onaannemelijk was. Hierdoor oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig. Het arrest werd uitgesproken in een openbare zitting.