ECLI:NL:GHSHE:2022:2957

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
20-001520-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met bedreiging, gepleegd door meerdere personen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte, geboren in 1981, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 16 juni 2021, waarin hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de zaak op 24 juni 2022 behandeld.

Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het vonnis van de politierechter wilde bevestigen. De verdediging heeft echter betoogd dat de bewijsvoering verbeterd diende te worden. Het hof heeft de bewijsvoering in zijn geheel vervangen omwille van de leesbaarheid. De zaak betreft een diefstal van een mobiele telefoon, waarbij de aangever, [benadeelde], verklaarde dat hij door de verdachte en een medeverdachte werd bedreigd en gedwongen om geld te pinnen. De verdachte en de medeverdachte hebben beiden verklaard dat zij de aangever naar hun woning hebben gelokt onder het voorwendsel van een afspraak, maar dat zij hem vervolgens hebben beroofd van zijn telefoon.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat heeft geleid tot de conclusie dat het tenlastegelegde medeplegen bewezen is. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de verbeterde bewijsvoering.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001520-21
Uitspraak : 24 juni 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 juni 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-056030-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft:
  • primair vrijspraak bepleit;
  • subsidiair zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een taakstraf wordt opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop het berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering. De bewijsvoering behoeft verbetering. Omwille van de leesbaarheid wordt de bewijsvoering in haar geheel vervangen.
De bewezenverklaring door de eerste rechter komt uitsluitend te berusten op de hierna volgende bewijsmiddelen en bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Bewijsmiddelen
1. Het proces-verbaal aangifte, d.d. 21 augustus 2020, dossierpagina’s 5 en 6 , voor zover hier van belang inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [benadeelde] :
"Ik doe aangifte van diefstal/straatroof van mijn mobiele telefoon, een Samsung S9, zwart van kleur en voorzien van een zwart hoesje (Full-cover). Ik heb niemand toestemming gegeven mijn telefoon weg te nemen en zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. (…)
Op donderdag 20 augustus 2020, omstreeks 22.45 uur, sprak ik af met ene [verdachte] . Ik sprak hem via BullChat. Dat is een datingssite waar hij regelmatig op ingelogd is. (…) Hij ( [verdachte] ) maakt daar afspraken tegen betaling. Met dat geld zou hij naar eigen zeggen drugs zoals cocaïne kopen. (…)
Ongeveer twee tot drie weken geleden kwam ik voor het eerst in contact met [verdachte] en spraken we af. Hij deed zich voor als iemand die gay-afspraken wil maken en zodra je betaalt, belt hij voor drugs. Ik betaalde toen 30 euro. Omdat hij vervolgens zo onder invloed was ben ik binnen dertig minuten nadat ik binnenkwam alweer vertrokken.
Op donderdag 20 augustus 2020, omstreeks 23.45 uur, kwam ik aan op de fiets bij [adres] . [adres] is een groot flatgebouw. De centrale deur van de flat was open dus ik liep door naar de lift en ging naar de derde verdieping naar nummer 20. De voordeur van het appartement stond open, ik zette een stap binnen en het voelde direct niet goed. Ik kan het niet uitleggen maar het voelde niet veilig. Ik zag [verdachte] met nog een blanke man binnen zitten. (…) Ik liep naar beneden en werd gevolgd door de blanke man. Hij hield steeds weer mijn fiets tegen en pakte mijn fiets vast. Ik mocht niet weg. Hij liep tot ongeveer aan het fietspad mee. Ik zei dat hij me moest laten gaan en dat weigerde hij. Toen zei ik dat ik de politie zou bellen en zei de man: "Je gaat je gang maar." Vervolgens zag ik dat hij mijn telefoon uit mijn hand griste met enige kracht. Dit gebeurde ongeveer op het fietspad van de [adres] . Ik heb hem meermaals gevraagd om mijn telefoon terug te geven. Dit deed hij niet.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 december 2020, dossierpagina’s 17a en 17b, voor zover hier van belang inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] (ZLD00493), brigadier van politie Eenheid
Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Op zondag 23 augustus 2020, omstreeks 16:30 uur, hoorde ik telefonisch een man die op
gaf te zijn [benadeelde] en die mij bevestigde dat hij slachtoffer was van een 'straatroof' waarbij hem een telefoon was ontvreemd.
Aangever [benadeelde] verklaarde mij dat:
- hij, nadat hij zijn gestolen telefoon terug had ontvangen, bemerkte dat zijn telefoon geen netwerk bereik had en dat de SIM-kaart uit het toestel bleek te zijn.
Ik deelde hem mede dat ik de SIM-kaart in de woning van verdachte “ [verdachte] ” had aangetroffen en dat de SIM-kaart terug bezorgd kon worden.
- hij vaker contact had gehad met deze man [verdachte] op het adres in de [adres] en dat hij daar kwam voor een dating afspraak voor sex.
- hij deze [verdachte] daarvoor meerdere keren betaald had maar nooit sex daarvoor in ruil had gekregen. (…)
- hij op de bewuste avond van de beroving weer in de woning was van [verdachte] omdat hij via Bullchat had afgesproken met [verdachte] en dat hij zag dat er een tweede man in de woning was.
- hij direct bij binnenkomst een naar voorgevoel had en dat hij na de ontmoeting met de twee mannen in de woning de woning snel had verlaten.
- hij niet wilde betalen noch wilde pinnen maar dat hij daartoe werd gedwongen door beide mannen.
- hij zich gedwongen voelde te betalen, maar dat niet wilde.
- hij juist buiten het flatgebouw gevolgd werd door een kale, blanke man die hem uit de woning achterna was gekomen.
- hij werd tegengehouden door die kale man op straat toen hij met zijn fiets weg wilde rijden.
- korte tijd later ook [verdachte] met zijn hond daar bij kwam.
- hij duidelijk had gemaakt weg te willen en dat hem dat belet werd door beide mannen.
- hij zich ook bedreigd voelde door een blaffende hond die [verdachte] bij zich had.
- hij zich onder druk gezet voelde door beide mannen, die hem verplichtten geld te gaan pinnen bij een gokhal in de buurt om beide mannen te betalen.
- hij aangaf de politie te zullen bellen omdat hij zich bedreigd voelde in deze situatie.
- de kale man plotseling zijn telefoon uit zijn handen griste en deze niet meer terug gaf.
- de kale man met de telefoon weg liep in de richting van de woning van [verdachte] .
- kort daarna de politie ter plaatse kwam en dat hij aangifte had gedaan van de beroving van zijn telefoon.
Ik, [verbalisant 1] , heb deze tekst via een e-mail met aangever [benadeelde] gedeeld. Op 3 september (het hof begrijpt: 2020) ontving ik van aangever [benadeelde] een e-mail met onderstaande tekst:
“De weergave van mijn verklaring komt geheel overeen. (…) [verdachte] deed ook niets om mijn mobiele telefoon terug te geven ondanks mijn vraag aan hem om dat te doen. Zijn antwoord was: "Geef mij dan geld!!”
3. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 augustus 2020, dossierpagina’s 11 en 12, voor zover hier van belang inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op vrijdag 21 augustus 2020, omstreeks 00.20 uur, kregen wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , de opdracht van het operationeel centrum om te gaan naar [adres] . Ter hoogte van de flat [adres] . Aldaar zou er een man beroofd zijn van zijn telefoon door twee mannen. De man zou ter hoogte van wijkcentrum [naam] staan. (…)
Op vrijdag 21 augustus 2020, omstreeks 00.40 uur, kwamen wij ter plaatse ter hoogte van wijkcentrum [naam] in [plaats] . Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat een andere politie-eenheid (…) bij een man stond. Ik hoorde dat de collega's zeiden dat de man beroofd was van zijn telefoon. Dat hij aangifte wilde doen. Dat er twee mannen bij betrokken waren. Dat de mannen op dit moment in een woning waren aan [adres] . Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , spoedden ons naar [adres] . (…)
Omstreeks 00.50 uur, hoorde ik (…) geluid in de trappengang aan de achterzijde van het appartementencomplex. Ik zag dat er een man naar beneden gelopen kwam. Ik zag dat de man er als volgt uitzag:
- blanke man,
- kaal,
- trainingspak,
- klein baardje
(…) Ik hoorde dat de man zei dat zijn naam [medeverdachte] was. Verbalisant [verbalisant 3] vroeg aan de man waar hij vandaan kwam. Ik hoorde dat [medeverdachte] zei dat hij uit de woning van [adres] kwam. Op vrijdag 21 augustus 2020, omstreeks 00.55 uur, merkten wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , de man aan als één van de verdachten van de straatroof waarna verdachte [medeverdachte] om 01.00 uur aangehouden (…)
Op vrijdag 21 augustus 2020, omstreeks 01.20 uur, betrad ik (…) de woning aan [adres] (…) Door de dienstdoende officier van justitie werd een machtiging tot binnentreden verleend aan verbalisant [verbalisant 4] waarna wij op de machtiging mee naar binnen gingen. In de woning werd de andere verdachte, genaamd [verdachte] , aangehouden door verbalisant [verbalisant 4] . Door verbalisant [verbalisant 5] werd de telefoon op het balkon gevonden (…)
Op vrijdag 21 augustus 2020, om 01.36 uur, zag ik twee mannen aan de voorzijde van het complex staan. Ik vroeg aan de mannen of zij gezien hadden wat er gebeurd was. Ik hoorde dat de mannen zeiden dat ze het gezien hadden. (…) Ik hoorde dat één van de mannen tegen mij zei dat ze bij hun werkbus stonden. Dat ze de aangever [benadeelde] zagen aanbellen bij het appartementencomplex. Dat ze hem naar de tweede verdieping zagen lopen. Dat ze de aangever [benadeelde] na enkele minuten weer naar buiten zagen lopen en zijn fiets pakte. Dat hij vervolgens richting [naam] liep aan de [adres] , dat de kale man in trainingspak met baardje met de aangever meeliep. Dat de kale man bij de aangever achterop zijn fiets sprong. Dat de andere donkere man uit het complex gelopen kwam met zijn hond en naar de mannen toeliep. Dat de kale man en de man met de hond vervelend aan het doen waren naar de aangever. Dat de aangever gezegd had dat zijn telefoon gestolen was door de mannen.
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 22 augustus 2020, dossierpagina’s 35 en 36, voor zover hier van belang inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [medeverdachte] :
Het hof begrijpt dat:
O: staat voor opmerking verbalisant
V: staat voor vraag verbalisant
A: staat voor antwoord verdachte
O: Jullie hadden geen geld meer voor nieuwe coke en pinnen kon niet meer omdat het na elven was en toen werd het idee geopperd om te gaan chatten.
A: [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ) ging chatten om iemand te laten komen die geld meeneemt. Het idee was dat de man met het geld zou komen en dat wij het geld zouden afnemen zonder tegenprestatie. (…) Dit heeft [verdachte] vaker gedaan.
V: Wist je dat de man voor seks kwam en dat het een homofiele man was?
A: Ja. Ik heb tegen [verdachte] gezegd dat ik niets met die man ging doen en ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij ook niets ging doen en dat hij hem de deur uit zou pleuren.
O: Omstanders buiten op straat zien dat de man vanaf de flat op de fiets weg rijdt en dat een kale man de flat uit komt lopen en op een drafje achter de man aan loopt en de fietser aan de bagagedrager vasthoudt zodat de man op de fiets niet verder kan rijden.
A: Ja, ik dacht dat hij zou wegfietsen en dan zouden wij het geld dat hij zou moeten betalen aan [verdachte] mislopen.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Ik heb [verdachte] gebeld en die man tegengehouden. Ik heb tegen [verdachte] gezegd dat hij moeilijk deed. [verdachte] is vervolgens met zijn hond gekomen. [verdachte] heeft die man aangesproken en zei tegen hem dat hij een afspraak had met hem dat hij zou betalen en dat hij gewoon moest doen. Ik zag dat de man een telefoon in zijn hand vast hield en die heb ik toen van hem afgepakt.
O: Vervolgens ga je terug naar de woning van [verdachte] om je spullen te halen heb je mij gisteren verklaard.
V: Waar was [verdachte] toen je terug in de woning was van hem om je spullen te halen?
A: (…) Hij zat op de bank. [verdachte] heeft de telefoon uit elkaar gehaald en de sim-kaart eruit gehaald. (…)
A: (…) Nadat [verdachte] de sim-kaart uit de telefoon had gehaald heb ik de telefoon van [verdachte] overgenomen en verstopt op het balkon. (…)
A: [verdachte] zei dat ik de telefoon moest verstoppen op het balkon van de buurvrouw en dat heb ik gedaan. Ons idee was dat we de telefoon zouden verkopen.
5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 21 augustus 2020, dossierpagina’s 50, 52 en 53, voor zover hier van belang inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte:
"Het verhoor wordt afgenomen door middel van vraag en antwoord. Daar waar de letter "V" staat is een vraag van de verhoorders. Daar waar de letter "A" staat is een antwoord van de verdachte. Daar waar de letter "O" staat is een opmerking van de verhoorders.
A: Af en toe heb ik op de chat een date. Dat is voor wat extra’s.
V: Gebruik je daar ook een nickname voor?
A: Ja, ik heb er verschillende. [verdachte] of [verdachte] . (…) Gisteren was een buurman bij mij, genaamd [medeverdachte] . (…) We hadden geen geld dus we moesten een andere manier vinden om geld te krijgen. We hadden geld nodig om nieuwe coke te kunnen kopen. Daarom gingen we chatten. (…)
Ik heb meerdere gesprekken gehad, maar alleen [benadeelde] (het hof begrijpt: aangever [benadeelde] ) kwam opdagen. Het is denk ik de vierde keer dat [benadeelde] bij mij gekomen is. Omdat [benadeelde] niet kon pinnen heb ik voorgesteld naar Funtastic te gaan. Daar kun je namelijk tot 01:00 uur pinnen (…)
[benadeelde] is met de fiets weggegaan en [medeverdachte] (het hof begrijpt verdachte [medeverdachte] ) was daarbij. [benadeelde] vertelde mij dat hij niet meer naar Funtastic wilde. Ik ben er toen naartoe gegaan. (…) Toen ik naar buiten ging (…) hoorde ik geschreeuw dus ik ging kijken wat er aan de hand was. Ik zag ze op het fietspad ter hoogte van [naam] staan. Ik zag dat [medeverdachte] de fiets van [benadeelde] vast had. Ik zag dat [medeverdachte] [benadeelde] niet wilde laten gaan.
De bewijsoverwegingen
Uit de hiervoor gehanteerde bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Aangever [benadeelde] is kort voor middernacht naar de woning van verdachte toegegaan. Aangever was daar voor een afspraak om seks te hebben. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] verklaren beiden dat zij geld nodig hadden om cocaïne te kopen en dat zij om die reden aangever [benadeelde] lieten komen. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart dat hij met verdachte had afgesproken dat er geen tegenprestatie zou worden geleverd. Aangever [benadeelde] trof in de woning van verdachte zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] en had hier geen goed gevoel bij. Aangever heeft om die reden kort daarna de woning verlaten. [medeverdachte] is aangever achterna gegaan en heeft hem op straat belet met zijn fiets weg te rijden omdat hij niet wilde dat aangever zou wegfietsen en hij en verdachte het geld zouden mislopen. Vervolgens heeft verdachte, vergezeld door zijn hond, zich op straat gevoegd bij medeverdachte [medeverdachte] en aangever [benadeelde] .
Aangever heeft over deze situatie verklaard dat hij duidelijk had gemaakt weg te willen en dat hem dat belet werd door beide mannen, dat hij zich bedreigd voelde door een blaffende hond die verdachte bij zich had en dat hij zich onder druk gezet voelde door beide mannen, die hem verplichtten geld te gaan pinnen bij een gokhal in de buurt. Aangever wilde dat niet. Medeverdachte heeft hierop de telefoon uit de hand van aangever gegrist. Vervolgens heeft aangever aan verdachte gevraagd om de telefoon terug te geven, waarop het antwoord van verdachte was: “Geef mij dan geld”. Vervolgens is medeverdachte [medeverdachte] met de telefoon van aangever naar de woning van verdachte gegaan, heeft verdachte de sim-kaart uit de telefoon verwijderd en heeft medeverdachte [medeverdachte] – in overleg met verdachte – de telefoon verstopt op het balkon.
Op grond van het vorenoverwogene oordeelt het hof dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van het onder bedreiging met geweld stelen van de telefoon van aangever. Daarmee acht het hof tevens het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 24 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.