In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte, geboren in 1981, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 16 juni 2021, waarin hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de zaak op 24 juni 2022 behandeld.
Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het vonnis van de politierechter wilde bevestigen. De verdediging heeft echter betoogd dat de bewijsvoering verbeterd diende te worden. Het hof heeft de bewijsvoering in zijn geheel vervangen omwille van de leesbaarheid. De zaak betreft een diefstal van een mobiele telefoon, waarbij de aangever, [benadeelde], verklaarde dat hij door de verdachte en een medeverdachte werd bedreigd en gedwongen om geld te pinnen. De verdachte en de medeverdachte hebben beiden verklaard dat zij de aangever naar hun woning hebben gelokt onder het voorwendsel van een afspraak, maar dat zij hem vervolgens hebben beroofd van zijn telefoon.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat heeft geleid tot de conclusie dat het tenlastegelegde medeplegen bewezen is. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de verbeterde bewijsvoering.