ECLI:NL:GHSHE:2022:2985

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
20-002230-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en andere strafbare feiten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 9 september 2021 was veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, geboren in 1986 en thans verblijvende in PI Limburg Zuid, was vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 weken en een geldboete van € 50,00. De benadeelde partijen kregen gedeeltelijk gelijk in hun vorderingen. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, dat aanvankelijk onbeperkt was, maar later partieel werd ingetrokken. Het hof heeft het hoger beroep beoordeeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de vorderingen van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 weken en toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter gedeeltelijk vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en het justitieel verleden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002230-21
Uitspraak : 23 augustus 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 september 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-205369-21, 03-119496-21, 03-144687-21 en 03-163180-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Limburg Zuid - Gevangenis De Geerhorst te Sittard.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder parketnummer 03-119496-21 feit 1 tenlastegelegde en is de verdachte ter zake van:
  • ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’(feit 2 onder parketnummer 03-119496-21),
  • ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’(feit 3 onder parketnummer 03-119496-21),
  • ‘mishandeling’(feit 1 onder parketnummer 03-144687-21),
  • ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’(feit 2 onder parketnummer 03-144687-21),
  • ‘opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast’ (feit 3 onder parketnummer 03-144687-21),
  • ‘schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd’(feit 1 onder parketnummer 03-163180-21),
  • ‘eenvoudige belediging’(feit 1 onder parketnummer 03-163180-21) en
  • ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd’(feit 1 onder parketnummer 03-205369-21)
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 weken. Ter zake van ‘overtreding van het bepaalde in artikel 431 van het Wetboek van Strafrecht’(feit 2 onder parketnummer 03-205369-21) is de verdachte veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 50,00, subsidiair 1 dag hechtenis. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn gedeeltelijk toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] is afgewezen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij appelakte van 20 september 2021 is namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld. Bij akte van 9 augustus 2022 is het hoger beroep partieel ingetrokken, namelijk voor zover dat was ingesteld tegen het onder parketnummer 03-205369-21 feit 2 tenlastegelegde en de vrijspraak onder parketnummer 03-119496-21 feit 1 tenlastegelegde. Daarmee is het namens de verdachte ingestelde hoger beroep uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van het aan de verdachte onder feiten 2 en 3 (onder parketnummer 03-119496-21) ), feiten 1, 2, 3 en 4 (onder parketnummer 03-144687-21), feiten 1 en 2 (onder parketnummer 03-163180-21) en feit 1 (onder parketnummer 03-205369-21) tenlastegelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd om de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] integraal toe te wijzen en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] gedeeltelijk toe te wijzen, namelijk tot een bedrag van € 250,00, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen, met aanvulling en verbetering van de kwalificaties en met uitzondering van de opgelegde straf.
Het hof zal tevens de toepasselijke wettelijke voorschriften waarop de beslissingen van de politierechter zijn gegrond vervangen door de hierna opgenomen artikelen.
Het hof is gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, zal de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen
die redengevend zijn voor de bewezenverklaring ter zake van de feiten 1, 2 en 4 (onder parketnummer 03-144687-21), feiten 1 en 2 (onder parketnummer 03-163180-21) en feit 1 (onder parketnummer 03-205369-21), uitwerken in een aanvulling op dit verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter in het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 september 2021 kennelijk abusievelijk de kwalificatie van het onder parketnummer 03-144687-21 feit 4 bewezenverklaarde niet heeft opgenomen en zal dat derhalve alsnog doen.
Het onder parketnummer 03-144687-21 feit 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Verder stelt het hof vast dat het onder parketnummer 03-163180-21 feit 2 bewezenverklaarde door de politierechter juist is gekwalificeerd als eenvoudige belediging maar dat deze kwalificatie per abuis onder het kopje ‘03-163180-21 feit 1’ is geplaatst, terwijl dit ‘03-163180-21 feit 2’ behoort te zijn. Het hof zal dit in zoverre verbeterd lezen.
Op te leggen sanctie
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft hierdoor angst teweeggebracht bij de slachtoffers en daarmee een inbreuk gemaakt op hun gevoel van veiligheid. Feiten als de onderhavige versterken bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere beledigingen, waaronder beledigingen jegens politieambtenaren. Personen met een publieke taak moeten – in het belang van de openbare orde en de veiligheid – kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijk strafbaar en verwerpelijk gedrag.
Tevens is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd door zijn geslachtsdeel te ontbloten. Hierdoor is aangeefster ongewenst getuige geweest van dit aanstootgevende gedrag van de verdachte. Het hof acht de gedraging van de verdachte dan ook verwerpelijk.
Ten laste van de verdachte is verder bewezenverklaard het opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling. De verdachte heeft aangever in zijn arm gebeten. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 juni 2022, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof is door de raadsman van de verdachte aangevoerd dat aan de verdachte bij uitspraak van 22 juni 2022 de maatregel ISD is opgelegd en dat deze uitspraak inmiddels onherroepelijk is.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Met oplegging van deze voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof acht, anders dan door de verdediging is bepleit, geen termen aanwezig om te komen tot de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f, 57, 62, 63, 184, 239, 266, 285, 300 en 431 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. Ch.N.G.M. Starmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 23 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Riemens en mr. Starmans zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.