ECLI:NL:GHSHE:2022:3071

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juni 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
20-000804-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij. De politierechter had eerder vastgesteld dat de verdachte een bedrag van € 9.970,00 aan wederrechtelijk verkregen voordeel had en had hem verplicht dit bedrag aan de Staat der Nederlanden te betalen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de uitspraak van de politierechter zou bevestigen. De raadsman van de verdachte heeft echter verweer gevoerd tegen de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel en heeft de omvang van het geschatte voordeel betwist. Het hof heeft de bestreden uitspraak vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een loods aan de [adres 2] in Heerlen een hennepstekkerij had, waar in totaal 951 moederplanten en 10.415 hennepstekken werden aangetroffen. Op basis van het aantal knipwonden in de moederplanten heeft het hof het aantal verkochte hennepstekken geschat op 48.167, met een totale opbrengst van € 48.167,00. Na aftrek van kosten, waaronder huisvestingskosten, heeft het hof het netto wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 30.785,25. Aangezien de verdachte samen met anderen handelde, heeft het hof het voordeel toegerekend aan de verdachte, wat resulteerde in een betalingsverplichting van € 7.696,00 aan de Staat. Het hof heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op 153 dagen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000804-21 OWV
Uitspraak : 12 juli 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 maart 2021 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-706556-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij uitspraak waarvan beroep heeft de politierechter het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 9.970,00 en is aan de betrokkene ter ontneming van dat voordeel de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat der Nederlanden te betalen.
Namens de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de uitspraak waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de betrokkene heeft primair afwijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel bepleit. Subsidiair heeft de raadsman, naar het hof begrijpt, verweer gevoerd tegen de omvang van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil te stellen.
Vonnis waarvan beroep
De bestreden uitspraak zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het proces-verbaal van de politie, Eenheid Limburg, Basisteam Heerlen, registratienummer PL2300-2018082128, gesloten d.d. 27 september 2018, inhoudende een verzameling in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-218. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 27 september 2018, dossierpagina’s 23 tot en met 31, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Pagina 23
Op 13 juni 2018 stelden wij een onderzoek in op het adres [adres 2] , binnen de gemeente Heerlen, vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet.
(…)
De toegangsdeur van de loods werd door mij, verbalisant [verbalisant 1] , geopend met de van dienstwege ter beschikking gestelde slotentrekker. Op het moment dat ik de cilinder uit het slot haalde ging de grote garagepoort automatisch open. Ik zag dat een voor mij onbekende persoon, de later te noemen verdachte [verdachte] , in de poortopening stond.
Het bleek dat op genoemd adres een hennepstekkerij aanwezig was. Het bleek dat er hennepstekken en moederplanten aanwezig waren.
Pagina 24-25
Nadat de garagepoort geopend was zagen wij een grote open ruimte. (…) In de open ruime zagen wij dat aan de linkerzijde los van de muur, vier aparte ruimtes waren gebouwd. Tussen de gebouwde ruimtes en de muur bevond zich een soort gang van circa 2 meter breed. De aparte ruimtes zagen er uit als koelcellen. Wij zagen dat de naden van de koelcellen met isolatieschuim waren afgedicht. Nadat wij de deuren van deze koelcellen hadden geopend zagen wij dat er in de ruimtes hennepplanten, moederplanten, stonden.
Kweekruimte 1
Na het binnentreden zagen wij het volgende: in de kweekruimte stonden, na telling, 212 hennepplanten (moederplanten). In totaal hingen er in de kweekruimte 4 assimilatielampen. In de kweekruimte bevond zich 1 koolstoffilter. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 2
Na het binnentreden zagen wij het volgende: in de kweekruimte stonden, na telling 125 hennepplanten. In totaal hingen er in de kweekruimte 4 assimilatielampen. In de kweekruimte bevond zich 1 koolstoffilter. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 3
Na het binnentreden zagen wij het volgende: wij zagen dat er, na telling, 162 hennepplanten in de kweekruimte stonden. In totaal hingen er in de kweekruimte 6 assimilatielampen. In de kweekruimte bevonden zich 2 koolstoffilters.
Kweekruimte 4
Na het binnentreden zagen wij het volgende: in de kweekruimte stonden 210 hennepplanten. In de kweekruimte hingen 6 assimilatielampen. In de kweekruimte bevond zich 1 koolstoffilter.
Pagina 26
Kweekruimte 5
Na het binnentreden zagen wij het volgende: in de kweekruimte bevonden zich meerdere rekken met daarop stekkenbakken met hennepstekjes. (…) Op de tafel stonden deels gevulde stekbakjes en lagen er verse hennepstekken naast de bakken. In de stekbakjes zaten steenwol pluggen. Het is algemeen bekend dat deze steenwolpluggen gebruikt worden voor het opstekken van hennepstekjes.
De vijfde kweekruimte was verder verdeeld in nog twee ruimtes. In deze twee ruimtes bevonden zich nog vier aparte kweekruimtes. Wij zagen dat in de onderste twee ruimtes ook nog hennepplanten stonden. Na telling bleken dit in totaal 242 hennepplanten te zijn. In de bovenliggende ruimtes bevonden zich geen planten. Hier lagen wel hennepplantresten en resten van potgrond in. Beide ruimtes waren voorzien van assimilatieverlichting en een afzuiging. (…)
De vijfde kweekruimte, kantoorgedeelte, was verder geheel ingericht voor het stekken va hennepplanten. Er stonden meerdere vaten/bakken met water, mogelijk gebruikt voor het onderdompelen van de henneppluggen. Via het kantoorgedeelte was met een smal gangetje de naastgelegen ruimte bereikbaar. (…)
In het kantoorgedeelte stonden 9155 hennepstekken, in het smalle gangetje stonden nog 1260 hennepstekken. In de kweekruimte stonden in totaal 10415 hennepstekken. In totaal hingen er in de kweekruimte 18 assimilatielampen. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
(…)
Vaststelling hennep
Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepstekken waren. Wij constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepstekken betroffen.
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepstekkerij is onderzocht door [betrokkene] , fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder [bedrijf] , in aanwezigheid van ons, verbalisanten. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat na de hoofzekering een secundaire aansluiting was gemaakt. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat deze aansluiting achter de elektriciteitsmeter langs liep en rechtstreeks aan de onderzijde van de hoofdschakelaar was aangesloten. Vanaf de onderzijde van de hoofdschakelaar werd de kabel doorverbonden naar de kabels waarop de afzonderlijke kweekruimtes zijn aangesloten. Het verbruik ten behoeve van de hennepstekkerij werd niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
2.
Het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr d.d. 7 november 2018, dossierpagina’s 42 tot en met 44, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Pagina 42
Ontnemingsperiode
Van 1 januari 2018 tot 13 juni 2018
Pagina 43
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk verkregen voordeel is op de volgende wijze berekend:
Op grond van het aantal knipwonden in moederplanten
In de hennepstekkerij stonden na telling in totaal 951 moederplanten. Hennepstekken worden verkregen door deze uit de moederplanten te snijden. Dit laat een litteken achter en door deze te tellen kan het aantal geoogste hennepstekken worden geschat. Van een representatief aantal moederplanten, 50 stuks, werden de knipwonden geteld.
Hieruit bleek dat één moederplant gemiddeld 77 knipwonden had. Door het gemiddeld aantal knipwonden te vermenigvuldigen met het totale aantal moederplanten is berekend dat er 73.227 stekken opgekweekt zijn.
Het totaal aantal hennepstekken bedroeg 73.227 opgekweekte hennepstekken minus 20% uitval 14.645, minus 10.415 in de hennepstekkerij aangetroffen hennepstekken = 48.167 stuks.
Het aantal van de verkochte stekken berekend op basis van het aantal knipwonden in moederplanten bedraagt 48.167 stuks.
Financiële bruto opbrengst
Uitgaande van het aantal knipwonden wordt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van 48.167 verkochte hennepstekken. De verdachte heeft niet (aannemelijk) verklaard over de verkoopprijs van een hennepstek. Volgens de notities hennepstekkerij bedraagt de inkoopprijs van een hennepstek € 3,81 (voor de gebruiker). Ervan uitgaande dat de hennepstekkenkweker verkoopt aan de tussenhandel, die de hennepstekken voor het dubbele aan de klant verkoopt, wordt uitgegaan van een verkoopprijs van € 1,00.
48167 verkochte hennepstekken x € 1,00 is een totale opbrengst van € 48.167,00.
Kosten
Uit het onderzoek is niet gebleken hoeveel de variabele kosten per hennepstek bedragen. Volgens de notities hennepstekkerij kunnen de variabele kosten gesteld worden op € 0,20 per verkochte hennepstek. (…) De overige kosten, zoals de investeringskosten, elektriciteitskosten, zijn omgerekend per verkochte hennepstek in totaal € 0,037. Inclusief de variabele kosten van € 0,20 per hennepstek is een totale kostenpost van € 0,25 per hennepstek aannemelijk.
48167 verkochte hennepstekken x € 0,25 is een totale kostenpost van € 12.041,75.
Kosten huisvesting
In het huurcontract van de loods gelegen aan [adres 2] staat vermeld dat de huursom € 10.680,00 bedraagt. Hieruit kan worden afgeleid dat de huur voor de loods € 10680 / 12 = € 890,00 per maand is.
De ontnemingsperiode bedraagt circa 6 maanden. In het voordeel van de verdachte wordt er 890 x 6 = € 5.340,00 kosten afgetrokken van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
(…)
De totale kosten bedroegen € 17.381,75.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:
bruto opbrengst € 48.167,00
totale kosten -/- € 12.041,75
kosten huisvesting -/- € 5.340,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 30.785,25
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De grondslag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij arrest van dit gerechtshof van heden, gewezen onder parketnummer 20-000802-21, ter zake ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel’ op 13 juni 2018 te [adres 2] , in de gemeente Heerlen (feit 1), veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde feit of andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan.
Het hof ontleent aan de inhoud van de vorenbedoelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de betrokkene uit een ander strafbaar feit – waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat het door de betrokkene is begaan – te weten het in vereniging telen en oogsten van 48.167 hennepstekken in een loods gelegen op het perceel aan [adres 2] , in de periode voor 13 juni 2018 wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
Schatting van het voordeel
Het hof stelt het geschatte als gevolg van dit handelen totale wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van € 7.696,00. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Het hof neemt – voor zover hierna niet anders wordt vermeld – voor de schatting van bedoeld voordeel tot uitgangspunt het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij ex artikel 36e lid 2 Sr’, op 7 november 2018 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossierpagina’s 42 tot en met 44), hierna te noemen: het WVV-rapport.
Tevens neemt het hof tot uitgangspunt de notitie ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij’ van het Bureau Ontwikkelingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM)’, opgenomen in BOOM-nieuws nr. 46 van december 2006, p. 8-11 en de aanvulling hierop in de digitale Nieuwsbrief aFPakken nummer 71, zomer 2014 (hierna te noemen: ‘notities hennepstekkerij’).
Vaststelling aantal knipwonden per plant
De verdediging heeft – naar het hof begrijpt – verweer gevoerd tegen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de steekproef die is genomen om het gemiddelde aantal knipwonden per plant te berekenen niet representatief is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 13 juni 2018 werden in de loods vijf ruimtes aangetroffen die waren ingericht voor de kweek van hennepplanten en hennepstekken. In kweekruimte 1 troffen de verbalisanten 212 hennepplanten (moederplanten) aan. In kweekruimte 2 werden 125 hennepplanten aangetroffen. In kweekruimte 3 troffen de verbalisanten 162 hennepplanten aan. In kweekruimte 4 werden 210 hennepplanten aangetroffen. Voorts troffen verbalisanten in kweekruimte 5.242 hennepplanten aan. Ten slotte troffen de verbalisanten de kweekruimte in totaal 10.415 hennepstekken aan. In totaal zijn derhalve 951 hennepplanten c.q. moederplanten en 10.415 hennepstekken aangetroffen.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in het WVV-rapport gerapporteerd dat bij de berekening van het vermoedelijk totaal aantal verkochte hennepstekken een representatief aantal moederplanten – te weten 50 stuks – werd genomen, waarvan de wonden zijn geteld om zo een gemiddelde per plant te bepalen.
Op grond van de hiervoor weergegeven inhoud van genoemd WVV-rapport acht het hof de gekozen planten voldoende representatief om een gemiddeld aantal knipwonden per plant vast te stellen. Het hof ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de verbalisanten en acht voldoende aannemelijk dat de betrokkene en zijn mededaders na te melden hennepstekken hebben verkocht op basis van het berekende gemiddelde aantal knipwonden aan de moederplanten. Mitsdien wordt het verweer verworpen.
In de hennepstekkerij stonden na telling in totaal 951 moederplanten. Van een representatief aantal moederplanten, te weten 50 stuks, is het aantal knipwonden geteld. Hieruit bleek dat één moederplant gemiddeld 77 knipwonden had. Door het gemiddeld aantal knipwonden te vermenigvuldigen met het totale aantal moederplanten is berekend dat er 73.227 stekken opgekweekt zijn.
Aantal hennepstekken
Aantal hennepstekken 73.227
Uitvalpercentage 20% 14.645
-------- (-/-)
Aantal geoogste stekken 58.582
Aantal in de hennepstekkerij aangetroffen stekken 10.415
-------- (-/-)
Aantal verkochte stekken 48.167
Overeenkomstig de notities hennepstekkerij gaat het hof uit van een uitval van 20%. Voorts zijn bij de hennepstekkerij 10.415 stekken aangetroffen en in beslag genomen. Derhalve stelt het hof het aantal verkochte stekken vast op 48.167.
Opbrengst hennepstekken
Volgens de notities hennepstekkerij bedraagt de inkoopprijs van een hennepstek € 3,81 voor de gebruiker. Ervan uitgaande dat de hennepstekken werden verkocht aan de tussenhandel, die de hennepstekken voor het dubbele aan de klant verkopen, wordt door de verbalisanten een gemiddelde verkoopprijs van € 1,00 gerekend.
Nu de betrokkene en/of zijn mededaders niet hebben verklaard over de verkoopprijs van een hennepstek, gaat het hof bij de berekening van de opbrengst, overeenkomstig het WVV-rapport, uit van een verkoopprijs van € 1,00 per stek.
Aldus stelt het hof de totale geldelijke opbrengst op 48.167 stekken x € 1,00 = € 48.167,00.
Kosten
Uit het onderzoek ter terechtzitting en het arrest in de hoofdzaak is naar voren gekomen dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de betrokkene voorafgaand aan het aantreffen van de hennepstekkerij op 13 juni 2018 in een loods aan [adres 2] in totaal 48.167 hennepstekken heeft geteeld en geoogst, waaruit hij voordeel heeft genoten.
Het hof is van oordeel dat op grond van de aangetroffen knipwonden op de moederplanten aannemelijk is dat de hennepstekkerij voor een langere periode actief is geweest. Nu de betrokkene en/of zijn mededaders niets hebben verklaard over deze periode, zal het hof bij de berekening van de kosten, in het voordeel van de betrokkene, uitgaan van een kweekperiode van zes maanden. Het hof is hierbij overeenkomstig voornoemde BOOM notitie uit 2006 uitgegaan van een aannemelijke kweekperiode voor de moederplanten van 10 weken en een periode voor het opkweken van een stekje van twee weken. In het voordeel van de betrokkene heeft het hof het aantal stekken dat per keer van de moederplant kan worden afgehaald geschat op 10 per plant. Het hof acht daarom aannemelijk dat, uitgaande van gemiddeld 77 knipwonden, 8 keer stekken van de moederplanten zijn afgehaald. Het hof acht daarom aannemelijk dat de hennepstekkerij 10 weken + (8 keer x 2 weken) = totaal 26 weken (zijnde 6 maanden) actief is geweest.
Een totale kostenpost van € 0,25 per hennepstek is aannemelijk. Dit leidt ertoe dat de totale kosten 48.167 x 0,25 = € 12.041,75 bedragen.
Voorts blijkt uit het huurcontract van de loods gelegen aan [adres 2] dat de huursom € 10.680,00 per jaar bedraagt. Hieruit kan worden afgeleid dat de huur 10.680 / 12 = € 890,00 per maand is. De totale kosten voor huisvesting gedurende zes maanden bedragen derhalve, in het voordeel van de betrokkene, 890,00 x 6 = € 5.340,00.
Dit leidt tot de volgende berekening:
Kosten hennepstekken € 12.041,75
Kosten huisvesting € 5.340,00
--------------
Totale kosten € 17.381,75
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel
Het voorgaande leidt het hof tot de volgende berekening van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepstekkerij:
Totale opbrengsten € 48.167,00
Totale kosten € 17.381,75
-------------- (-/-)
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel € 30.785,25
Toerekening
Het hof stelt voorop dat bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan dient te worden van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Indien er verschillende daders zijn en de omvang van het voordeel van elk van die daders niet aanstonds is vast te stellen, zal de rechter op basis van alle hem bekende omstandigheden van het geval moeten bepalen welk deel van het totale voordeel aan ieder van hen moet worden toegerekend, waarbij in het geval er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een andere toerekening, dit ertoe kan leiden dat het voordeel pondspondsgewijs wordt toegerekend.
De betrokkene is bij arrest van dit gerechtshof van heden veroordeeld ter zake van ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel’. Uit de bewijsmiddelen van dit arrest blijkt dat betrokkene dit feit heeft gepleegd tezamen en in vereniging met drie anderen. Het hof zal het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat dan ook vaststellen op € 30.785,25 / 4 = € 7.696,00 (afgerond), zijnde een vierde deel van het totale geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van € 7.696,00 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Als hiervoor weergegeven heeft het hof het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 7.696,00.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de betalingsverplichting na correctie als gevolg van de draagkracht van de betrokkene dient te worden vastgesteld op nihil.
Het hof overweegt daarover het volgende.
In beginsel moet de draagkracht aan de orde worden gesteld in de executiefase. In het ontnemingsgeding kan de draagkracht alleen een rol spelen wanneer meteen duidelijk is dat de betrokkene op dit moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. Vooralsnog is onvoldoende aannemelijk geworden dat de betrokkene geen draagkracht heeft en naar redelijke verwachting ook in de toekomst niet zal hebben.
Het hof heeft daarbij ook gelet op de geldende verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van deze betalingsverplichting ingevolge artikel 6:1:22 van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl het Openbaar Ministerie gedurende die termijn onbeperkt uitstel van betaling kan verlenen en betaling in termijnen kan toestaan.
Artikel 6:6:26, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering biedt bovendien aan de betrokkene een rechtsgang waarin hij vermindering of kwijtschelding van het door het hof vast te stellen bedrag kan verzoeken.
Het hof verwerpt dan ook het gevoerde draagkrachtverweer.
Gijzeling
Met ingang van 1 januari 2020 is het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht direct van toepassing geworden. Het hof zal daarom bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd.
Bij het bepalen van de duur wordt overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting voor elke volle € 50,- van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend. De duur beloopt ten hoogste drie jaar. Gelet op de hoogte van de op te leggen betalingsverplichting zal het hof mitsdien de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd hierna bepalen op 153 dagen.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Dit voorschrift is toegepast, zoals het ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 7.696,00 (zevenduizend zeshonderdzesennegentig euro);
legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€7.696,00
zevenduizend zeshonderdzesennegentig euro);
bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 153 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. B.F.M. Klappe, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.F.G Truijen, griffier,
en op 12 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.C. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.