ECLI:NL:GHSHE:2022:3507

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
20-001074-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake opzettelijk telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 14 april 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1968, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen van 742 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De rechtbank had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in grote lijnen bevestigd, maar heeft enkele verbeteringen aangebracht in de bewijsoverwegingen. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte over zijn onwetendheid met betrekking tot de hennepkwekerij ongeloofwaardig was. Het hof heeft ook aanvullende overwegingen toegevoegd over het gebrek aan verifieerbaar materiaal met betrekking tot de beweerdelijke appcontacten en contant gestorte huurpenningen.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de opgelegde straf te verhogen naar een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de schadevergoedingsmaatregel bevestigd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. C.A. van Roosmalen als voorzitter.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001074-21
Uitspraak : 27 september 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 14 april 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-286010-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van
  • feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
  • feit 2:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Daarnaast heeft de rechtbank beslist op de vordering van de benadeelde partij.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling c.q. verbetering van de gronden waarop het berust, te weten:
met verbetering van de gronden;
met uitzondering van opgelegde straf (exclusief de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, die door het hof wordt bevestigd);
met verbetering van de toepasselijke wettelijke voorschriften,
het hof zal in zoverre opnieuw recht doen.
A. Verbetering van de gronden
Het hof is van oordeel dat de bewijsoverwegingen van de rechtbank op een aantal onderdelen verbetering behoeven.
Het hof is van oordeel dat ten aanzien van de nadere bewijsoverwegingen op pagina 5, derde alinea, de volgende zin dient te worden gewijzigd: “acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niets van de hennepkwekerij afwist zeer onwaarschijnlijk.” Deze passage wordt vervangen door: “acht het hof de verklaring van verdachte dat hij niets van de hennepkwekerij afwist zeer ongeloofwaardig.”
Voorts voegt het hof de volgende overweging toe: “Het hof acht het daarnaast van belang dat ook overigens ten aanzien van zowel de beweerdelijke appcontacten als ook de contant gestorte huurpenningen geen verifieerbaar materiaal aanwezig is.”
Voor het overige verenigt het hof zich met de bewijsoverwegingen van de rechtbank. Het hof neemt de (verbeterde) bewijsoverwegingen van de rechtbank dan ook over en maakt die tot de zijne.
B. Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft zich achter deze strafoplegging geschaard.
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite integrale vrijspraak, niet uitgelaten over de op te leggen straf.
Verdachte heeft zich -kort gezegd- schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen en bewerken van 742 hennepplanten op 15 oktober 2019. Dit bewezenverklaarde handelen van verdachte staat in relatie tot de handel in softdrugs, welke handel allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten bevordert en -naar de ervaring leert- andere vormen van criminaliteit in de hand werkt. Daarnaast kan frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid schaden. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij hieraan met zijn handelen heeft bijgedragen. De verdachte heeft zich daarbij schuldig gemaakt aan de diefstal van elektriciteit op 15 oktober 2019.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, zou voor een hennepplantage waarbij tussen de 500 en 1000 hennepplanten zijn aangetroffen een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden als passend kunnen worden beschouwd. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 juni 2022. Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals gebleken ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 13 september, te weten dat de verdachte onder meer heeft aangevoerd dat hij niet in staat is om te werken.
Gelet op het voorgaande en rekening houdend met de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komend in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, kan niet worden volstaan met de straf die door de advocaat-generaal is geëist. Het hof acht de oplegging van een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
C. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het voren overwogene (dus inclusief de opgelegde schadevergoedingsmaatregel).
Aldus gewezen door:
mr. C.A. van Roosmalen, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 27 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.