Uitspraak
GERECHSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 december 2021, waarin het verzoek van de man om de kinderalimentatie te verlagen werd afgewezen. De man, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om de kinderalimentatie voor zijn twee kinderen te verlagen. De vrouw, verweerster in principaal hoger beroep, heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de kinderalimentatie te verhogen. Het hof heeft op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan. De man heeft zijn verzoek tot verlaging van de kinderalimentatie gewijzigd, maar het hof heeft geoordeeld dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot verhoging van de kinderalimentatie, omdat zij dit verzoek voor het eerst in hoger beroep heeft gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden door de geboorte van een derde kind, maar heeft geoordeeld dat de draagkracht van de man niet voldoende is aangetoond. De man heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn financiële situatie en de vrouw heeft betwist dat de man zijn draagkracht correct heeft berekend. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot verhoging van de kinderalimentatie. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.