ECLI:NL:GHSHE:2022:4007

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
20-002550-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en bewezenverklaring van medeplichtigheid aan hennepteelt en uitlokking van diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan het opzettelijk telen van hennepplanten en aan de uitlokking van diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer is overleden. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2017 en 19 maart 2017 in de gemeente Reimerswaal. De verdachte heeft, samen met anderen, hennepplanten geteeld en heeft een rol gespeeld in een gewelddadige diefstal waarbij het slachtoffer, die in zijn woning werd overvallen, is mishandeld en om het leven is gekomen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak is gebaseerd op de bewijsvoering die onder andere bestaat uit verklaringen van medeverdachten en camerabeelden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002550-21
Uitspraak : 23 november 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 14 oktober 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-821063-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1988,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde, en het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair bewezen verklaard en dat gekwalificeerd als:
  • ‘medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 1 subsidiair),
  • ‘medeplichtigheid aan het medeplegen van diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft’ (feit 2 subsidiair),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot gevangenneming afgewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Door en namens de verdachte is vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair tenlastegelegde alsmede van het onder feit 2 tenlastegelegde. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd en het hof voorts tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
primairhij in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 19 maart 2017 te [plaats 1] , gemeente Reimerswaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 165 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1.
subsidiair[slachtoffer] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 19 maart 2017 te [plaats 1] , gemeente Reimerswaal, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 165, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte, in of omstreeks 01 januari 2017 tot en met 19 maart 2017 te [plaats 1] , gemeente Reimerswaal, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door advies te geven omtrent de potgrond en/of het schakelbord te (laten) vervangen;
2.
primair[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] op of omstreeks 19 maart 2017 te [plaats 1] , gemeente Reimerswaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid hennep(planten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of zijn/haar mededaders en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld (de dood ten gevolgen hebbende) tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] uitwendig inwerkend geweld op die [slachtoffer] heeft/hebben toegepast en/of de handen en/of voeten van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgemaakt en/of vastgesnoerd en/of die voornoemde [slachtoffer] een prop plastic in de mond heeft/hebben gestopt en/of vervolgens de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben afgeplakt en/of ingesnoerd,
welk misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 17 maart 2017 tot en met 19 maart 2017 te [plaats 2] (België) en/of [plaats 3] en/of [plaats 1] , althans in Nederland, door giften en/of beloften en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt, door:
- tegen [medeverdachte 2] te zeggen dat zij/hij werk voor haar had(den), waarmee zij goed geld kon verdienen en/of
- die [medeverdachte 2] in België op te halen en naar Nederland te vervoeren/brengen en/of
- die [medeverdachte 2] 1.000 euro, althans enig geldbedrag en/of een deel van de opbrengst/buit aan te bieden om de aandacht van [slachtoffer] af te leiden en de deur van de woning op een kier te laten staan en/of
- aan die [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 2] te melden dat er een oogstrijpe hennepkwekerij in de woning van die [slachtoffer] aanwezig was en/of
- de woning van [slachtoffer] aan [medeverdachte 2] aan te wijzen;
2.
subsidiair[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] op of omstreeks 19 maart 2017 te [plaats 1] , gemeente Reimerswaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid hennep(planten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of zijn/haar mededaders en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld (de dood ten gevolgen hebbende) tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] uitwendig inwerkend geweld op die [slachtoffer] heeft/hebben toegepast en/of de handen en/of voeten van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgemaakt en/of vastgesnoerd en/of die voornoemde [slachtoffer] een prop plastic in de mond heeft/hebben gestopt en/of vervolgens de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben afgeplakt en/of ingesnoerd,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 maart 2017 tot en met 19 maart 2017 te [plaats 2] (België) en/of [plaats 3] en/of [plaats 1] en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- tegen [medeverdachte 2] te zeggen dat zij/hij werk voor haar had(den), waarmee zij goed geld kon verdienen en/of
- die [medeverdachte 2] in België op te halen en naar Nederland te vervoeren/brengen en/of
- die [medeverdachte 2] 1.000 euro, althans enig geldbedrag en/of een deel van de opbrengst/buit aan te bieden om de aandacht van [slachtoffer] af te leiden en de deur van de woning op een kier te laten staan en/of
- aan die [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 2] te melden dat er een oogstrijpe hennepkwekerij in de woning van die [slachtoffer] aanwezig was en/of
- de woning van [slachtoffer] aan [medeverdachte 2] aan te wijzen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof is, met de rechtbank en de verdediging, van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet overtuigend volgt dat de bijdrage van de verdachte aan de hennepkwekerij van een dusdanig groot intellectueel en/of materieel gewicht was dat hierdoor sprake is van medeplegen, nu de betrokkenheid van de verdachte enkel betrekking had op het geven van advies omtrent de potgrond en het vervangen van het schakelbord in de hennepkwekerij.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
subsidiair[slachtoffer] en [medeverdachte 1] omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 19 maart 2017 te [plaats 1] , gemeente Reimerswaal, met elkaar, opzettelijk hebben geteeld en bereid en bewerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een groot aantal hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks 01 januari 2017 tot en met 19 maart 2017 te [plaats 1] , gemeente Reimerswaal, meermalen, telkens opzettelijk middelen en inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door advies te geven omtrent de potgrond en het schakelbord te vervangen;
2.
primair[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] op 19 maart 2017 te [plaats 1] , gemeente Reimerswaal, tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een hoeveelheid hennepplanten, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld (de dood ten gevolgen hebbende) tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] uitwendig inwerkend geweld op die [slachtoffer] hebben toegepast en de handen en voeten van die [slachtoffer] hebben vastgemaakt en die voornoemde [slachtoffer] een prop plastic in de mond hebben gestopt en vervolgens de mond van die [slachtoffer] hebben afgeplakt en ingesnoerd,
welk misdrijf verdachte, omstreeks de periode van 17 maart 2017 tot en met 19 maart 2017 te [plaats 2] (België) en/of [plaats 3] en/of [plaats 1] door het verschaffen van gelegenheid en middelen en inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt, door
- tegen [medeverdachte 2] te zeggen dat hij werk voor haar had, waarmee zij goed geld kon verdienen en
- die [medeverdachte 2] in België op te halen en naar Nederland te vervoeren/brengen en
- die [medeverdachte 2] enig geldbedrag of een deel van de buit aan te bieden om de aandacht van [slachtoffer] af te leiden en de deur van de woning op een kier te laten staan en
- de woning van [slachtoffer] aan [medeverdachte 2] aan te wijzen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Feit 1
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, Team Grootschalige Opsporing, dossiernummer ZBRAB17037, gesloten d.d. 23 augustus 2018 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 565), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van de bewijsmiddelen met betrekking tot het onder feit 1 bewezenverklaarde, aangezien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 9 november 2022.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 23 maart 2017 (pg. 103 t/m 113), inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] .
Feit 2
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, Team Grootschalige Opsporing, dossiernummer ZBRAB17037, gesloten d.d. 23 augustus 2018 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 565), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 31 augustus 2017 (pg. 266 t/m 290), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte [medeverdachte 2] :
(pg. 266)
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord verdachte
O = Opmerking verbalisanten
(pg. 268)
A: Ik heb gewerkt in een café in België, in [plaats 2] . Nadat ik gestopt was met werken had ik gevraagd aan [betrokkene 1] om mij te helpen met het vinden van een baan zodat ik mijzelf in levensonderhoud kon voorzien. De volgende dag al zei hij tegen mij dat hij werk voor me had maar daarvoor moest ik naar Nederland. Ik ben akkoord gegaan. We zijn naar een voor mij onbekende stad in Nederland gegaan en daar heb ik [verdachte] (
het hof begrijpt hier en telkens hierna: de verdachte) ontmoet.
(pg. 269)
A: Vervolgens vertelde hij
(het hof begrijpt: de verdachte) mij dat hij werk voor me had en dat ik daar heel veel geld mee zou verdienen.
V: Hoeveel geld?
A: 1000,- euro.
Hierna vertelde hij dat het enige wat van mij werd verwacht naar een adres te gaan wat hij me zou wijzen, en daar hoefde ik alleen maar aan te bellen.
(pg. 270)
A: Een paar dagen na het gesprek heeft [verdachte] gebeld. Een paar uurtjes later is hij samen met zijn vriendin naar ons toe gekomen. Hij reed in een personenauto van het merk Peugeot.
Vervolgens reden [verdachte] , zijn vriendin en ik naar Nederland. Onderweg zei hij tegen mij dat hij hulpjes nodig had voor datgene dat hij van plan was.
(pg. 271)
Wij waren in Nederland aangekomen en daar reden wij langs het huis van het slachtoffer. [verdachte] moest aanwijzen waar ik moest aanbellen. Wij zijn daar twee keer langs gereden, langs het huis.
(pg. 272)
Nadat we bij de woning van de man zijn langsgereden om te kijken, zijn we naar de woning van [verdachte] gegaan. Ik, [verdachte] en zijn vriendin.
(pg. 274)
We zijn om een uur of 11 in de ochtend opgestaan en om een uur of 12 gingen wij daar weg. Vervolgens zijn we richting [plaats 1] gereden.
(pg. 275)
Onderweg zijn we bij een benzinestation gestopt. Daar bleef [verdachte] wachten in hun auto. De vriendin van [verdachte] en ik gingen in de auto van de 2 mannen zitten. De vriendin van [verdachte] , de 2 mannen en ik zijn vertrokken naar het huis in [plaats 1] , dat was rond 18.30 uur a 19.00 uur. Wij reden door naar [plaats 1] en de vriendin van [verdachte] was degene die de route aanwees richting [plaats 1] vanaf het benzinestation. Wij zijn aangekomen bij het huis dat [verdachte] mij de dag ervoor had aangegeven.
Daarna stapte ik samen met 1 van de mannen uit de auto en liepen we richting het huis. Ik heb aan de deur getikt, de man deed de deur open. Ik vertelde dat ik autopech gekregen had dus hij heeft mij gevraagd naar binnen te komen maar ik heb de deur niet achter mij dicht gedaan.
(pg. 276)
De vriendin van [verdachte] belde. En zij riep dat ik meteen uit het huis moest komen. Ik zei dat ik weg ging en terwijl ik mijn schoenen aan het aan doen was en mijn jas aan het aantrekken was, belde ze mij nog een keer om te vragen of ik weg was daar.
(pg. 277)
Ik liep op straat recht voor me, een kwartiertje later of 15 à 20 minuten later belde [medeverdachte 5] (
het hof begrijpt hier en telkens hierna: [medeverdachte 5] )mij. Hij vertelde dat hij me kwam ophalen, dat ik in de buurt moest blijven en niet weg moest lopen. Ik ben toen gaan lopen en ging ergens zitten in de buurt van het huis.
(pg. 279)
Een uur later kwam [medeverdachte 5] aan. Ik stapte bij hem in de auto. In de auto zaten nog 2 mannen achterin. We kwamen uit waar het huis stond van het slachtoffer.
(pg. 281)
Ik ben bij het huis aangekomen. Ik heb toen gebeld, de man deed open.
Hij gebaarde dat ik naar binnen mocht. Toen kwamen [medeverdachte 3] (
het hof begrijpt hier en telkens hierna: [medeverdachte 3] ), [medeverdachte 4] (
het hof begrijpt hier en telkens hierna: [medeverdachte 4] )en [medeverdachte 5] onverwachts en plotseling binnenstormen. [medeverdachte 3] deed met zijn hand de mond van de man dicht en [medeverdachte 3] heeft met hulp van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] hem op de grond gedaan. Hij lag op de grond. Hij werd enkele keren met vuisten in zijn gezicht en tegen het bovenlichaam geslagen.
(pg. 282)
[medeverdachte 5] sloeg hem voornamelijk op zijn hoofd. Ik zag hoe de man bijna zijn bewustzijn verloor. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hielden de man van de zijkant vast.
Ze sloegen de man allemaal.
(pg. 283)
Ik zag hennep en toen zei [medeverdachte 4] tegen mij dat ik die zakken moest opendoen en dat ik moest beginnen met vullen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 augustus 2017 (pg. 381 t/m 385), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 5] :
(pg. 382)
[medeverdachte 2] belde naar een kennis van haar in België om ons te bellen om hennep te gaan stelen. [medeverdachte 2]
(Het hof begrijpt hier en telkens hierna: [medeverdachte 2] )heeft ons ook op zaterdag en op zondag gebeld.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 augustus 2017 (pg. 387 t/m 407), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte [medeverdachte 5] :
(pg. 383)
A: [medeverdachte 2] vertelde dat zij ons naar iemand wilde brengen die bevriend met deze man
(het hof begrijpt: [slachtoffer] )was. Toen wij hadden afgesproken om het huis binnen te gaan (
het hof begrijpt: de woning van [slachtoffer] )toen vertelde [medeverdachte 2] dat die andere man haar in contact had gebracht met deze man en dat de hennep van hen tweeën was.
(pg. 394)
V: je zegt:
die man, die man. Kun je daar namen bij zetten?
A: Die man, die mogelijk [verdachte] heet, die heeft [medeverdachte 2] aan de man van de woning voorgesteld.
V: Wie zouden allemaal een deel krijgen?
A: die andere man die mogelijk [verdachte] heet, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en ik.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 april 2017 (pg. 180 t/m 183), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pg. 180)
Telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Uit het onderzoek was bekend geworden dat dit nummer in gebruik was bij: [verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats 1] .
5.
Het proces-verbaal bevindingen d.d. 1 juni 2017 (pg. 190 t/m 196), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pg. 190)
Het nummer [telefoonnummer 2] zou in gebruik zijn bij [vriendin van verdachte] .
(pg. 195)
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] verplaatst zich op 18 maart 2017 vanaf ongeveer 18.00 uur vanuit Brussel, via [plaats 2] (omstreeks 18.43 uur) naar [plaats 3] , waar het omstreeks 23.40 voor het eerst aanstraalt op een zendmast.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2018 (pg. 215 t/m 221), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(pg. 216)
Uit het onderzoek Pamplona is gebleken dat het nummer [telefoonnummer 3]
gedurende die periode in gebruik was bij de verdachte, [medeverdachte 2] .
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2017 (pg. 117 t/m 179), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 2] :
(pg. 120)
Om 18:16:41 uur is op camera 1 bij tankstation [naam tankstation] te zien dat er een Peugeot 206 vanuit de [straatnaam 1] het terrein van het tankstation op komt rijden.
Om 18:16:45 is op camera 1 bij tankstation [naam tankstation] te zien dat er achter deze Peugeot 206 een Opel Vectra rijdt die ook het terrein van het tankstation op komt rijden.
(pg. 122)
Om 18:17:0745 is op camera 4 bij tankstation [naam tankstation] te zien dat de Peugeot 206 aan de rechter zijkant van het tankstation rijdt en parkeert in een van de parkeervakken.
Om 18:17:23 is op camera 4 bij tankstation [naam tankstation] te zien dat de Opel Vectra naast de Peugeot 206 parkeert aan de rechter zijkant van het tankstation.
(pg. 125)
Om 18:18:07 uur is op camera 4 bij tankstation [naam tankstation] te zien dat er een blonde vrouw de Peugeot 206 uitstapt.
(pg. 126)
Om 18:18:30 uur stapt er een tweede vrouw, met donker haar en een zwarte jas, uit de Peugeot 206.
Beide vrouwen stappen vervolgens om 18:18:50 uur achter in de Opel Vectra.
(pg. 128)
Om 18:19:11 uur is op camera 4 bij tankstation [naam tankstation] te zien dat de Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , wegrijdt.
(pg. 130)
Om 18:20:29 uur is op de camerabeelden van de Shell te zien dat een Opel Vectra gelijkend op de Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , langsrijdt over [straatnaam 1] gaande richting [plaats 1] .
(pg. 136)
Om 18:36:11 uur is op de camerabeelden van de Shell te zien dat een Opel Vectra over [straatnaam 1] rijdt [plaats 1] uitgaand. Gezien het tijdstip en de afstand is het zeer aannemelijk dat dit de Opel Vectra is voorzien van het
kenteken [kenteken 1] .
Om 18:38:50 uur is op camera 1 bij tankstation [naam tankstation] te zien dat de Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , over [straatnaam 1] het terrein van het tankstation op komt rijden.
Om 18:39:02 uur is op camera 4 bij tankstation [naam tankstation] te zien dat de Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , aan de rechter zijkant van het tankstation parkeert.
(pg. 137)
Om 18:41:39 uur is op camera 5 bij tankstation [naam tankstation] te zien dat de Peugeot 206, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , het parkeervak verlaat en via de voorzijde van het tankstation richting de andere zijde van het tankstation rijdt. De Peugeot 206 parkeert naast de Opel Vectra. Op de camerabeelden is te zien dat het rechter achter remlicht defect is van de Peugeot 206.
(pg. 138)
Om 18:42:19 uur is op camera 4 bij tankstation [naam tankstation] te zien dat er een man als bestuurder uit de Peugeot 206, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , stapt en linksachter bij de Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , instapt. Waarna de Opel Vectra het tankstation verlaat.
(pg. 139)
Om 18:50:03 uur is op de camerabeelden van de Shell te zien dat een Opel Vectra langsrijdt over [straatnaam 1] gaande richting [plaats 1] .
(pg. 141)
Om 18:54:36 uur is op camera 4 bij tankstation [naam tankstation] te zien dat de Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , parkeert naast de Peugeot 206. Om 18:54:50 uur stapt dezelfde man, die eerder uit de Peugeot 206 kwam, linksachter uit de Opel Vectra en stapt vervolgens als bestuurder in de Peugeot 206, voorzien van het kenteken [kenteken 2] .
(pg. 151)
Door collega’s van de afdeling observatie en techniek werd op dinsdag 28 maart 2017 de Peugeot 206, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , gezien. Van de bestuurder werden foto’s gemaakt waarbij de bestuurder herkend werd als zijnde:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag 1] 1988
(pg. 153)
Om 19:48:18 uur is op de camerabeelden van de [straatnaam 2] en [straatnaam 3] te zien dat een Opel Vectra gelijkend op de Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , de [straatnaam 2] in komt rijden uit de richting van [straatnaam 1].
(pg. 164)
Om 20:45:47 uur is op de camerabeelden van de [straatnaam 2] te zien dat er een vrouw vanuit de richting van de [straatnaam 1] over de [straatnaam 2] loopt.
Om 20:50:02 uur loopt de vrouw de voortuin van de woning aan de [straatnaam 2] 4 in. Op de camerabeelden is te zien dat deze vrouw langere tijd haar rechterhand bij haar oor houdt, waardoor het lijkt alsof de vrouw aan het bellen is.
(pg. 174)
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] straalt in de nacht van 18 op 19 maart 2017 om 23:58 uur en 00:07 uur aan op de mast [straatnaam 1] in [plaats 1] .
Om 04:02 uur straalt het telefoonnummer [telefoonnummer 3] de mast Het Rak in [plaats 1] aan.
Om 04:03 uur straalt het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , wat in gebruik is bij [verdachte] , ook de mast Het Rak in [plaats 1] aan.
Op 18 maart 2017 om 23:57:51 uur is op de camerabeelden van de [straatnaam 2] te zien dat er een Peugeot 206 uit de richting van [straatnaam 1] langzaam door de [straatnaam 2] rijdt. Op de camerabeelden is te zien dat de Peugeot 206 de [straatnaam 2] in rijdt. De Peugeot rijdt vervolgens weg in de richting van [straatnaam 1]. Hierbij valt op dat het rechter remlicht van de Peugeot 206 defect is. Op de beelden van tankstation [naam tankstation] van 19 maart 2017 is te zien het rechter remlicht van de Peugeot 206, voorzien van het kenteken [kenteken 2] op naam van [verdachte] , defect was.
(pg. 175)
Op 19 maart 2017 om 00:01:21 uur is op de camerabeelden van de [straatnaam 2] te zien dat er een Peugeot 206, met een defect rechter remlicht, uit de richting van [straatnaam 1] door de [straatnaam 2] rijdt. In [straatnaam 3] keert de Peugeot en rijdt weer terug de [straatnaam 2] in. Op de [straatnaam 2] , tussen [straatnaam 3] en de [straatnaam 4] in, stopt de Peugeot 8 seconden en rijdt dan weer verder.
(pg. 177)
Op 19 maart 2017 om 04:06:59 uur is op de camerabeelden van de te zien dat er een Peugeot 206, met een defect rechter remlicht, uit de richting van [straatnaam 1] door de [straatnaam 2] rijdt.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2017 (pg. 197 t/m 204), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pg. 203)
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] verplaatst zich op 18 maart 2017 vanaf ongeveer 19.50 uur vanuit [plaats 2] naar [plaats 3] . Eerste aanstraling op een zendmast in [plaats 3] is om 21:53 uur. Omstreeks 23.39 uur verplaatst het toestel zich vanaf [plaats 3] , via de zendmast aan de
[straatnaam 1] te [plaats 1] (aanstralingen op de zendmast om 23:58:18 en 00:07:43 uur). Op 19 maart 2017 vanaf 20.18 uur tot 22.39 uur straalt het toestel aan op de zendmast aan [straatnaam 1] te [plaats 1] .
Tussen deze tijdstippen heeft het nummer [telefoonnummer 3] (veelvuldig) contact met de telefoonnummers ; [telefoonnummer 2] ; [telefoonnummer 4] [telefoonnummer 5] ;
Om 20:23:15 uur stralen de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] beide aan op de zendmast aan de [straatnaam 1] te [plaats 1] als ze contact hebben met elkaar.
(pg. 204)
Om 22:39:52 stralen de nummers [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 3] beide aan op de zendmast aan [straatnaam 1] te [plaats 1] als ze contact hebben met elkaar.
9.
Het proces-verbaal van relaas d.d. 23 augustus 2018 (pg 1 t/m 21), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
(pg. 6)
De politie zag dat het in de keuken aanwezige tapijt met bloed besmeurd was. In de woonkamer werd het lichaam van een levenloze man aangetroffen, op zijn rug liggend op de grond voor een bank. Verder werd vastgesteld dat de benen van de man met grijze ducttape waren vastgebonden, dat de man een prop in zijn mond had wat ook weer met grijze ducttape vast was getapet.
Het slachtoffer was genaamd:
[slachtoffer] ,
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1952
(pg. 11)
De handen van het slachtoffer waren vastgebonden met ducttape en tiewraps.
Onderzoek Telecom

TelefoonnummerGebruiker

[telefoonnummer 1] [verdachte]
[telefoonnummer 2] [vriendin van verdachte]
[telefoonnummer 3] [medeverdachte 2]
[telefoonnummer 4] [medeverdachte 5]
10.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 30 september 2021, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben de enige die mijn telefoon gebruikte.
11.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof d.d. 9 november 2022:
[medeverdachte 2] ken ik via haar toenmalige partner, [betrokkene 1] . Ik heb haar aangeboden, terwijl wij in de auto reden op 18 maart 2017 van [plaats 2] naar [plaats 3] , dat ik haar werk kon bieden waarmee ze € 1.000, - tot
€ 1.500, - kon verdienen. Op 19 maart 2017 ’s nachts kon ik niet slapen en [medeverdachte 2] was nog wakker. [medeverdachte 2] en ik zijn toen naar [plaats 1] gereden en daar stapvoets rondjes gaan rijden rondom de woning van [slachtoffer] in [plaats 1] .
U, voorzitter, houdt mij voor dat uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2017 (pg. 117 t/m 179), blijkt dat er een vrouw met blond haar en een vrouw met donker haar uit de Peugeot 206 stappen en in de Opel Vectra stappen. Dat klopt, dit zijn [vriendin van verdachte] en [medeverdachte 2] .
Bewijsoverwegingen
Door de verdediging is vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – het volgende aangevoerd. Op grond van het dossier kan niet bewezen worden verklaard dat alleen de verdachte en [medeverdachte 1] en [slachtoffer] op de hoogte waren van de oogstrijpe hennepplantage. Derhalve is het niet mogelijk om te concluderen dat de verdachte deze kennis met [medeverdachte 2] heeft gedeeld. Bovendien is op grond van het dossier anderszins niet komen vast te staan wat de verdachte tegen [medeverdachte 2] heeft gezegd over de kwekerij en blijkt evenmin dat het plan om daadwerkelijk tot diefstal van de hennep over te gaan van de verdachte af komt. Verder is de verklaring van [medeverdachte 2] niet betrouwbaar, nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat [medeverdachte 2] middels de verdachte op de hoogte is geraakt van de hennepkwekerij, immers was [vriendin van verdachte] de tolk tussen [medeverdachte 2] en de verdachte en is [vriendin van verdachte] door de rechtbank vrijgesproken van het tenlastegelegde. Onvoldoende is dus komen vast te staan wie het initiële plan heeft gehad tot het wegnemen van de hennep uit de woning van [slachtoffer] en op welke wijze en door wie het idee verder vorm heeft gekregen. Bovenstaande dient te leiden tot vrijspraak van het onder 2 primair tenlastegelegde, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
De verklaringen van [medeverdachte 2]
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de belastende verklaringen van [medeverdachte 2] betrouwbaar zijn en derhalve gebezigd kunnen worden tot het bewijs. Het hof overweegt daartoe het volgende. Gelet op de hierboven gebezigde bewijsmiddelen worden de verklaringen van [medeverdachte 2] ondersteund door verklaringen van anderen, de zendmastgegevens en de camerabeelden. Immers blijkt uit de zendmastgegevens en uit de verklaringen van verdachte zelf - hetgeen in lijn is met de verklaringen van [medeverdachte 2] - dat de verdachte en [vriendin van verdachte] op 18 maart 2017 [medeverdachte 2] hebben opgehaald in [plaats 2] en vervolgens richting [plaats 3] zijn gereden. Uit deze zendmastgegevens blijkt voorts dat [medeverdachte 2] en de verdachte rond middernacht van 18 op 19 maart 2017 in de buurt van de woning van [slachtoffer] hebben gereden in de auto van de verdachte. Uit de camerabeelden blijkt verder dat op 19 maart 2017 de verdachte, [vriendin van verdachte] en [medeverdachte 2] zich naar een tankstation te [plaats 1] hebben begeven met de auto van de verdachte, waarbij [vriendin van verdachte] en [medeverdachte 2] in een Opel Vectra met twee personen zijn gestapt en vervolgens meermalen door de [straatnaam 2] hebben gereden waar zich de woning van [slachtoffer] bevond. Vanaf 20.18 uur tot 22.39 uur op 19 maart 2017 straalt de telefoon van [medeverdachte 2] aan op een zendmast in [plaats 1] , tussen welke tijdstippen zij veelvuldig contact heeft gehad met [vriendin van verdachte] , [medeverdachte 5] en de verdachte. Uit de zendmastgegevens blijkt verder dat [medeverdachte 2] en [vriendin van verdachte] rond 20:23 uur op 19 maart 2017 telefonisch contact hebben gehad in de omgeving van de woning van [slachtoffer] en dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] rond 22:39 uur op 19 maart 2017 in diezelfde omgeving telefonisch contact hebben gehad. Tevens blijkt uit de camerabeelden dat om 20:45 uur een vrouw telefonerend over de [straatnaam 2] loopt. Al deze feiten en omstandigheden ondersteunen de door [medeverdachte 2] afgelegde en hierboven in de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen.
Gelet op voorgaande is het hof van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 2] , zowel op essentiële onderdelen alsmede op kleine details, worden ondersteund door objectieve bewijsmiddelen in het dossier. Bovendien zijn de verklaringen van [medeverdachte 2] telkens gedetailleerd en op essentiële onderdelen consistent. Dat [medeverdachte 2] na de gebeurtenissen, naar eigen zeggen eerst alles voor zichzelf op papier heeft gezet om te zijner tijd goed te kunnen verklaren, doet naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan haar geloofwaardigheid. Integendeel: juist de bevestiging uit veel later verkregen bewijsmiddelen in de vorm van verklaringen, zendmastgegevens en camerabeelden, maakt het door [medeverdachte 2] geschreven document authentiek. [medeverdachte 2] heeft meegewerkt met het politieonderzoek door op alle vragen antwoord te geven en waarmee zij ook zichzelf heeft belast. In het dossier zijn geen feiten en omstandigheden naar voren gekomen waaruit zou blijken dat [medeverdachte 2] aantoonbaar zou liegen over de rol van verdachte. Ook valt niet in te zien welk motief [medeverdachte 2] zou hebben om leugenachtig over verdachte te verklaren. Dat [medeverdachte 2] de gebeurtenissen voordat zij zelf als verdachte werd gehoord heeft opgetekend en later in de politieverhoren conform heeft verklaard maakt niet dat aan die verklaringen getwijfeld zou moeten worden. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de verdediging op dit punt. Het hof zal de verklaring van [medeverdachte 2] dan ook als uitgangspunt nemen bij de verdere beoordeling van de zaak.
Uitlokking
Het hof dient eerst te beoordelen of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair tenlastegelegde: de uitlokking van het medeplegen van de diefstal met geweld van hennep uit de woning van [slachtoffer] , de dood ten gevolgen hebbende.
Om te kunnen spreken van (strafbare) uitlokking op grond van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), dient te worden voldaan aan een vijftal vereisten: 1) de uitlokker moet willen dat een specifiek strafbaar feit wordt gepleegd en dat een ander dat gaat doen, hij moet met andere woorden zowel opzet hebben op het uitlokken als op het strafbare feit dat hij uitlokt (dubbel opzet), 2) hij moet die ander op het idee brengen (aanzetten) het strafbare feit te begaan, 3) de uitlokker moet gebruik maken van een of meer uitlokkingsmiddelen, 4) het uitgelokte delict moet zijn gevolgd en 5) degene die is uitgelokt, moet strafbaar zijn.
Uit de hiervoor door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] de woning aan [adres 2] zijn binnengedrongen om de aldaar aanwezige hennep weg te nemen. Om deze diefstal te vergemakkelijken is de bewoner van de woning [slachtoffer] vastgebonden bij zijn handen en enkels en mishandeld. Verder is er een prop in de mond van [slachtoffer] gestopt en is zijn mond afgeplakt, waarna [slachtoffer] na de diefstal van de hennep is achtergelaten in de woning en om het leven is gekomen.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen dat de verdachte het wegnemen van de hennep uit de woning van [slachtoffer] heeft bedacht en bij meerdere personen heeft uitgelokt. Het hof heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. De verdachte was op de hoogte van de hennepkwekerij in de woning van [slachtoffer] , nu hij zelf een aandeel in deze kwekerij had. De verdachte heeft rond de periode dat de hennep oogstrijp was [medeverdachte 2] benaderd voor een klus waarvoor hij meerdere personen nodig had en waarmee [medeverdachte 2] volgens de verdachte geld kon verdienen. Vervolgens heeft de verdachte [medeverdachte 2] in België opgehaald en naar Nederland gebracht, waarna hij diezelfde avond/nacht meermalen samen met [medeverdachte 2] door de [straatnaam 2] is gereden en daarbij de woning van [slachtoffer] aan [medeverdachte 2] heeft getoond. Op deze wijze is [medeverdachte 2] op de hoogte geraakt van de aldaar aanwezige hennepkwekerij. De verdachte heeft vervolgens aan [medeverdachte 2] meegegeven om bij de woning van [slachtoffer] aan te bellen en de aandacht van [slachtoffer] af te leiden, om vervolgens de deur van de woning op een kier te laten staan. [medeverdachte 2] heeft, nadat de verdachte aan haar heeft medegedeeld dat hij meerdere mensen nodig heeft voor de klus, contact opgenomen met onder meer [medeverdachte 5] . [medeverdachte 2] heeft -volgens de verklaring van [medeverdachte 5] bij de politie - aan [medeverdachte 5] telefonisch medegedeeld dat een kennis van haar hennep wilde stelen en dat ze daarbij hulp nodig hadden. Het hof leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat [medeverdachte 2] en de overige medeverdachten op deze wijze, door toedoen van de verdachte, op het idee zijn gebracht om de hennep weg te nemen uit de woning van [slachtoffer] . Daartoe heeft de verdachte verschillende hierboven reeds vermelde uitlokkingsmiddelen aangewend. Op 19 maart 2017 is de woning van [slachtoffer] dan ook daadwerkelijk binnengedrongen en is de aldaar aanwezige hennep weggenomen, waarbij geweld is toegepast jegens [slachtoffer] , als gevolg van welk geweld [slachtoffer] is overleden. Gezien bovenstaande feiten en omstandigheden heeft de verdachte naar het oordeel van het hof zowel opzet gehad op het uitlokken als opzet op het medeplegen van diefstal met geweld. De verdachte heeft door het uitlokken van het medeplegen van diefstal bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het binnendringen van de woning met meerdere personen om de hennep weg te nemen, kan leiden tot het aanwenden van geweld jegens de bewoner van de woning, waarvan de verdachte bovendien wist dat hij in zijn woning aanwezig was aangezien [medeverdachte 2] door de verdachte was opgedragen om de aandacht van [slachtoffer] af te leiden.
De door de verdachte geschetste lezing van de gebeurtenissen luidt dat hij niet op de hoogte was van het feit dat de hennep in de woning van [slachtoffer] weggenomen zou worden, laat staan dat de verdachte dit plan heeft bedacht. Het benaderen van [medeverdachte 2] en [betrokkene 1] door de verdachte had enkel het doel om te laten controleren of de hennep in de woning van [slachtoffer] al geoogst was, zodat hij zijn deel van de opbrengst uit de hennepkwekerij kon veiligstellen. Naar het oordeel van het hof valt echter niet in te zien waarom verdachte twee personen van Bulgaarse afkomst en wonend in België, te weten [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] , en waarvan [medeverdachte 2] naar eigen zeggen nog nooit in Nederland was geweest, nodig had om te controleren of [slachtoffer] over een nog niet geoogste hennepplantage beschikte. Verdachte kende het slachtoffer en hij was volgens eigen verklaring twee tot drie keer bij het slachtoffer in de woning geweest om hem te adviseren bij de hennepteelt en om een schakelbord te installeren. Verdachte had geen ruzie met het slachtoffer. Niets stond eraan in de weg om bij [slachtoffer] aan te bellen en zelf te vragen en constateren of de hennepplanten er nog waren. Verdachte heeft geen redenen aangevoerd waarom hij niet zo gehandeld heeft. Het hof is van oordeel dat die alternatieve lezing van de verdachte op grond van de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien zoals beschreven, volstrekt ongeloofwaardig is en derhalve dient te worden uitgesloten. [medeverdachte 2] en medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben tezamen en in vereniging met geweld hennep gestolen uit de woning van [slachtoffer] door welk geweld laatstgenoemde is overleden. Uit geen enkel feit of omstandigheid in het dossier kan gedestilleerd worden dat alle niet in Nederland woonachtige plegers van de diefstal met geweld op andere wijze op de hoogte zijn geraakt van een hennepkwekerij bij een alleenstaande man in een dorpje in de provincie Zeeland, te weten [plaats 1] en toen uit eigener beweging het plan hebben opgevat om met geweld die hennep te stelen. Het kan niet anders dan dat zij die gedetailleerde informatie hebben gekregen (via [medeverdachte 2] ) van verdachte. En het was verdachte die [medeverdachte 2] liet bellen om meer mensen op te trommelen om ‘zijn plan te laten uitvoeren’. Alle vier plegers zijn inmiddels in eerste aanleg veroordeeld, waarvan drie onherroepelijk, voor die diefstal met geweld de dood ten gevolgen hebbende.
Aldus is naar het oordeel van het hof aan alle vijf vereisten van uitlokking voldaan.
Concluderend kan worden vastgesteld dat de verdachte het medeplegen van de diefstal met geweld in de woning van [slachtoffer] heeft uitgelokt. Weliswaar heeft [medeverdachte 2] bij de politie niet verklaard dat zij op voorhand op de hoogte was van het voornemen om de hennep weg te nemen uit de woning, het hof leidt uit de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien en de hierboven opgenomen feiten en omstandigheden desalniettemin af dat de verdachte het voornemen om de hennep weg te nemen met [medeverdachte 2] heeft gedeeld en minst genomen via haar met de overige plegers van de diefstal met geweld. Derhalve heeft verdachte opzet gehad op de uitlokking van het strafbare feit. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging op dit onderdeel.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
uitlokking van diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep - op gronden zoals verwoord in de pleitnota - verzocht om rekening te houden met de strafmatigende omstandigheden. Immers is de redelijke termijn in onderhavige zaak overschreden en is het bepaalde in artikel 63 Sr van toepassing. Daarnaast is verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte werkt reeds geruime periode in een snoepfabriek als productiemedewerker en heeft sinds 2021 een vaste relatie.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk behulpzaam zijn bij het telen, bereiden en bewerken, in elk geval aanwezig hebben, van een groot aantal hennepplanten die geheel of ten dele toebehoren aan [slachtoffer] , door middelen en inlichtingen te verschaffen (feit 1 subsidiair). De verdachte is door een persoon genaamd [medeverdachte 1] , die een aandeel in de kwekerij had, ingeschakeld om de opbrengst van de hennepkwekerij, die tot dan toe niet goed wilde lukken, te verbeteren. De verdachte heeft advies gegeven omtrent de potgrond en tevens financieel in de hennepkwekerij geïnvesteerd door het schakelbord te vervangen, waarvoor de verdachte een geldbedrag zou ontvangen. Het hof neemt in aanmerking dat het gebruik van hennep grote schadelijke gevolgen heeft voor de volksgezondheid. Voorts worden met het kweken van hennep grote illegale winsten behaald en heeft de verdachte door zijn handelwijze een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor softdrugs.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan uitlokking van het medeplegen van diefstal, vergezeld met geweld tegen [slachtoffer] , terwijl het feit de dood ten gevolge heeft (feit 2 primair). Op 19 maart 2017 is het slachtoffer [slachtoffer] op afschuwelijke wijze om het leven gekomen, nadat vier personen zijn woning waren binnengegaan om de zich daar bevindende hennep weg te nemen. Het slachtoffer is mishandeld, vastgebonden en er is een prop in zijn mond gestopt waarna zijn mond is afgeplakt. Ten gevolge van dit geweld is het slachtoffer komen te overlijden. De rol van de verdachte bij deze zogeheten ‘rip-deal’ was substantieel, te weten als uitlokker van het strafbare feit. De verdachte heeft aan [medeverdachte 2] , met wie hij via een kennis in contact is gebracht, laten weten dat hij een klus voor haar heeft waarmee zij geld kon verdienen. De verdachte heeft, om de klus te realiseren, [medeverdachte 2] in België opgehaald en naar Nederland gebracht, waarna verdachte met haar in de nacht van 18 op 19 maart 2017 meermalen langs het huis van het slachtoffer aan [adres 2] te [plaats 1] is gereden. Hierbij heeft de verdachte aan [medeverdachte 2] uitgelegd wat er van haar verwacht werd en laten weten dat hij meerdere personen nodig heeft om de klus te klaren. De gevolgen van het handelen van de verdachte zijn immens, nu het slachtoffer als gevolg van deze gewelddadige diefstal is komen te overlijden. De rol van de verdachte moet in dit geval als cruciaal worden beschouwd, hij was immers de initiator van het strafbare feit en zonder de verdachte zou het voorval op 19 maart 2017 niet hebben plaatsgevonden. Hij was de kwade genius. De verdachte heeft de hennep uit de woning van [slachtoffer] willen wegnemen maar wilde daar zijn eigen handen niet aan vuil maken. Bovendien was de verdachte ervan op de hoogte dat het slachtoffer zich in zijn woning zou bevinden, en desondanks heeft hij uitgelokt dat meerdere personen de woning hebben betreden en vervolgens ernstig geweld hebben toegepast jegens het slachtoffer. Het hof rekent dit de verdachte dan ook zeer aan. Een feit als het onderhavige heeft bovendien een zeer schokkend karakter voor de rechtsorde en brengt gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Het hof heeft ten nadele van de verdachte acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder en onherroepelijk is veroordeeld ter zake de Opiumwet.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdacht, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de gevolgen van het onder 2 primair bewezenverklaarde voor het slachtoffer alsmede de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft bij het bepalen van de duur van de vrijheidsbenemende straf acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten die met het onderhavige geval grosso modo vergelijkbaar zijn en op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, welke in geval van een overval in een woning, waarbij ander geweld is toegepast dan licht geweld, uitgaan van een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat er strafvermeerderende factoren volgens voornoemde oriëntatiepunten zijn, te weten de aard en ernst van het letsel en een samenwerkingsverband tussen de daders. Verder merkt het hof op dat op grond van artikel 47 sub 2 Sr een uitlokker van een strafbaar feit
in beginselin gelijke zin wordt gestraft als ware het de dader van het strafbare feit.
Het hof acht een hogere gevangenisstraf dan door de advocaat-generaal gevorderd op zijn plaats. Het hof heeft hierbij in het bijzonder gelet op het toegepaste geweld en het ingetreden gevolg dat het slachtoffer is overleden, de omstandigheid dat een en ander in de eigen woning van het slachtoffer heeft plaatsgevonden, de omstandigheid dat het zeer ernstige strafbare feit zonder toedoen van de verdachte niet zou zijn gepleegd en de omstandigheid dat de diefstal door meerdere personen is gepleegd.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de duur van de berechting.
Het hof neemt in aanmerking dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De verdachte is op 9 oktober 2017 in verzekering gesteld terwijl de rechtbank op 14 oktober 2021 vonnis heeft gewezen. De redelijke termijn in eerste aanleg is hierdoor met ruim 2 jaren overschreden, terwijl dit niet geheel aan de verdachte valt toe te rekenen. Zonder schending van de redelijke termijn acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren passend en geboden. Echter, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de in beginsel passende gevangenisstraf matigen met 1 jaar.
Het hof zal derhalve aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 48, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 23 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.