ECLI:NL:GHSHE:2022:4066

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
200.285.831_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar vast te stellen, terwijl de vader, verweerder in hoger beroep, zich aanvankelijk tegen deze vaststelling verzette. De bijzondere curator heeft in zijn rapportage aangegeven dat het voor de hand ligt dat [minderjarige 1] bij de moeder verblijft, gezien de huidige zorg- en opvoedingstaken die zijn afgesproken. Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] feitelijk het merendeel van de tijd bij de moeder verblijft en dat de ouders inmiddels afspraken hebben gemaakt over de zorg voor [minderjarige 1]. De vader heeft aangegeven dat hij vreest uit het leven van [minderjarige 1] te worden gebannen, maar het hof benadrukt dat de vaststelling van de hoofdverblijfplaats niet afdoet aan zijn rol als ouder. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant vernietigd en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder zal zijn, met een zorgregeling waarbij [minderjarige 1] iedere donderdag bij de vader verblijft. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 november 2022
Zaaknummer: 200.285.831/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/346581 / FA RK 19-2377
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.M. Bakker,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.H. Vullings.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010, hierna te noemen [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013, hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

9.De beschikking van 12 mei 2022

Bij die beschikking heeft het hof mr. drs. A.M. van Beijersbergen-van Bosveld Heinsius benoemd tot bijzondere curator ten behoeve van de belangenbehartiging van [minderjarige 1] . Het hof heeft tevens de voorlopige contactregeling gehandhaafd, waarbij [minderjarige 1] om de week in het weekend van vrijdag tot zondag 09.00 uur bij de vader verblijft. Daarnaast heeft het hof bepaald dat de opbouw van het contact om te komen tot de uitvoering van voornoemde regeling onder regie van de GI plaatsvindt op een wijze die de GI in het belang van [minderjarige 1] acht. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

11.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

11.1.
Het hof heeft vervolgens kennis genomen van:
- het verslag van de bijzondere curator van 14 augustus 2022, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van 22 september 2022 van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van 22 september 2022 van de advocaat van de vader, met bijlagen, ingekomen bij het hof op 23 september 2022;
- de brief van de GI van 20 september 2022, ingekomen bij het hof op 12 oktober 2022.
11.2.
Het hof acht zich thans voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen op de verzoeken die op dit moment nog aan het hof voorliggen. De vader heeft bij brief van 22 september 2022 verzocht een nadere mondelinge behandeling te gelasten. Echter, nu de ouders inmiddels afspraken hebben gemaakt met betrekking tot [minderjarige 1] , ziet het hof geen aanleiding meer om een nieuwe mondelinge behandeling te gelasten.

12.De verdere beoordeling in hoger beroep

12.1.
De bijzondere curator rapporteert – samengevat – het navolgende. De ouders willen de weg van het welzijn inslaan en stoppen met de strijd. Om dit te bereiken willen de ouders met behulp van een systeemtherapeut werken naar parallel solo-ouderschap. De ouders hebben voorts afspraken gemaakt over de hulpverlening die voor [minderjarige 1] noodzakelijk is. Deze afspraken zien op ambulante begeleiding, school (dan wel dagbesteding) en opvang in de weekenden voor [minderjarige 1] . Ook zijn de ouders tot afspraken gekomen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. [minderjarige 1] zal iedere donderdag gedurende anderhalf uur bij de vader zijn. Daarbij zal ondersteuning aanwezig zijn vanuit [instantie] . Er wordt geprobeerd om dit contact uit te breiden tot na het avondeten om 18.30 uur. De vader heeft aangegeven dat dit voor hem op dit moment het maximaal haalbare is en dat een volledige inzetbaarheid van zijn kant niet mogelijk is. De angst van de vader zit hem vooral in het dragen van verantwoordelijkheid voor [minderjarige 1] . Dit betekent volgens de bijzondere curator voor het hoofdverblijf van [minderjarige 1] dat, nu [minderjarige 1] het merendeel van de tijd zich bij de moeder bevindt, het voor de hand ligt dat [minderjarige 1] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben.
12.2.
De moeder heeft – kort samengevat – als volgt gereageerd op het rapport van de bijzondere curator. De moeder kan zich vinden in de adviezen van de bijzondere curator, op een aantal feitelijke onjuistheden na die de moeder in de brief van 22 september 2022 heeft benoemd. Inmiddels is bij de moeder voorzien in 20 uur per week ambulante begeleiding voor [minderjarige 1] . De begeleiding is gericht op de epilepsie en ASS-problematiek van [minderjarige 1] . Dit werkt goed en geeft de moeder ook de ruimte om meer tijd met [minderjarige 2] door te brengen. Daarnaast staat [minderjarige 1] op een wachtlijst bij een kleinschalige logeeropvang. [minderjarige 1] woont inmiddels ongeveer 1,5 jaar bij de moeder in [woonplaats] en alle voorzieningen voor [minderjarige 1] worden bekostigd vanuit de gemeente. De moeder wil dat het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij haar wordt vastgesteld. Daarnaast wil de moeder meewerken aan het parallel solo-ouderschap.
12.3.
De vader heeft – kort samengevat – als volgt gereageerd op het rapport van de bijzondere curator. Ook de vader staat achter het traject van parallel solo-ouderschap. Hiervoor is een goede systeemtherapeut nodig en dient ook de moeder haar commitment uit te spreken dat zij mee wil werken aan dit traject. De vader wil graag dat het systeem eerst verbeterd wordt en dat er daarna gekeken wordt wat er nog extra nodig is voor [minderjarige 2] .
12.4.
De GI heeft – kort samengevat – aangegeven achter het advies van de bijzondere curator te staan. De GI is actief op zoek gegaan naar passende hulpverlening voor de ouders, [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
12.5.1.
Het hof overweegt als volgt.
12.5.2.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen
omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
12.5.3.
Gebleken is dat [minderjarige 1] feitelijk het merendeel van de tijd bij de moeder verblijft. De ouders zijn overeengekomen dat [minderjarige 1] iedere week op donderdag gedurende anderhalf uur (met ondersteuning vanuit [instantie] ) bij de vader is. De vader heeft aangegeven dat dit op dit moment voor hem het maximaal haalbare is. De moeder wil graag dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar wordt vastgesteld en de bijzondere curator heeft aangegeven dat het voor de hand ligt de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder vast te stellen, gelet op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken die de ouders zijn overeengekomen. Ook de GI heeft aangegeven hier achter te staan. De vader verzet zich niet (langer) tegen de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder, maar heeft wel uitdrukkelijk de zorg geuit dat hij ervoor vreest uit het leven van [minderjarige 1] te worden gebannen indien de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder wordt vastgesteld.
Het hof acht het van groot belang dat de vader een belangrijke rol in het leven van [minderjarige 1] kan blijven vervullen. De vaststelling van het hoofdverblijf is niet doorslaggevend voor de rol en verantwoordelijkheden die een ouder heeft. Beide ouders hebben het gezag over [minderjarige 1] en dienen elkaar te informeren over belangrijke zaken rondom het welzijn van [minderjarige 1] . Daar komt bij dat uit het verslag van de bijzondere curator en de daaropvolgende reacties van de ouders blijkt dat de ouders willen gaan werken naar parallel solo-ouderschap onder begeleiding van een systeemtherapeut. Dit om te kunnen leren de strijd los te laten en de weg van het welzijn in te slaan, zoals door de bijzondere curator is beschreven. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de GI, zoals is toegezegd in haar brief van 20 september 2022, de ouders zal ondersteunen en hen richting de juiste hulpverlening zal leiden om dit in gang te zetten. Uit de stukken blijkt bovendien dat hiertoe al de eerste stappen zijn gezet. Het hof verwacht van beide ouders dat zij op deze weg doorgaan en ziet daarom geen aanleiding de ouders te verwijzen naar een andere vorm van hulpverlening. Alles overwegende acht het hof het in de huidige situatie het in het belang van [minderjarige 1] om zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder vast te stellen.
12.5.4.
Voorts ligt het verzoek van de moeder ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken voor. Het hof heeft de moeder destijds tijdens de mondelinge behandeling op
17 februari 2022 uitdrukkelijk gevraagd hoe haar verzoek ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken luidt. De moeder heeft bij die gelegenheid aangegeven het hof te verzoeken een regeling vast te stellen waarbij [minderjarige 1] uiteindelijk (na een opbouw) gedurende één weekend in de veertien dagen bij de vader verblijft. In de periode daarna zijn de ouders, zoals hiervoor is beschreven, onder begeleiding van de bijzondere curator tot afspraken gekomen over de contactregeling tussen [minderjarige 1] en de vader. De contactregeling is tussen de ouders aldus niet langer in geschil. Gelet op de inhoud van het verslag van de bijzondere curator en de reacties daarop van de moeder en de vader begrijpt het hof dat de moeder haar eerdere verzoek aanpast naar de regeling zoals de ouders recent zijn overeengekomen, inhoudende dat [minderjarige 1] bij de vader verblijft op iedere donderdag gedurende anderhalf uur onder begeleiding van [instantie] . Het hof zal dit verzoek toewijzen, aangezien het hof deze verdeling van de zorg- en opvoedtaken alles overziende het meest in het belang van [minderjarige 1] wenselijk voorkomt.
De bijzondere curator heeft voorts aangegeven dat de mogelijkheid onderzocht wordt om de contactmomenten uit te breiden tot na het avondeten om 18.30 uur. Het hof gaat er vanuit dat de ouders dit ofwel in onderling overleg nader afspreken, dan wel dit - indien en zolang de GI nog betrokken is - in samenspraak met de GI zullen afstemmen.
NIFP-onderzoek
12.5.5.
In artikel 810a tweede lid Rv is bepaald, voor zover thans van belang, dat in zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen de rechter op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige benoemt, mits dat mede tot beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet. Een voldoende concreet en ter zake dienend verzoek tot toepassing van artikel 810a tweede lid Rv, dat feiten en omstandigheden bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal in beginsel moeten worden toegewezen indien de rechter geen feiten of omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewijzing van het verzoek strijdig is met het belang van het kind.
12.5.6.
De vader heeft het hof eerder verzocht een NIFP-onderzoek te gelasten om zodoende de problematiek in het gezinssysteem nader te onderzoeken. Het hof zal dit verzoek van de vader afwijzen, omdat dit verzoek niet mede tot de beslissing van de zaak kan leiden. Immers, de gesprekken onder begeleiding van de bijzondere curator hebben ertoe geleid dat de ouders willen werken naar parallel solo-ouderschap onder begeleiding van een systeemtherapeut. De ouders hebben voorts geen geschil meer over de zorgregeling en ook tegen de vaststelling van het hoofdverblijf verzet de vader zich niet langer. Een NIFP-onderzoek kan gelet hierop niet bijdragen aan de door het hof te nemen beslissingen.
Het is nu aan de ouders om, onder begeleiding van de GI, te werken aan hervorming van het ouderschap, zodat zij als ouders in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beter in staat zijn om het ouderschap vorm te geven.
12.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd ten aanzien van het vaststellen van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en ten aanzien van de
verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [minderjarige 1] . Het hof zal de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, gelet op de aard van de procedure en het feit dat de ouders een relatie met elkaar hebben gehad.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
17 augustus 2020, doch uitsluitend ten aanzien van de beslissing op het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en de beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangaande [minderjarige 1] ;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 2010, zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
stelt voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige 1] de volgende regeling vast:
- [minderjarige 1] verblijft iedere donderdag bij de vader gedurende anderhalf uur (thans onder begeleiding van [instantie] ) waarbij de vader dit contact desgewenst kan uitbreiden tot na het avondeten om 18.30 uur;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.C.E. Ackermans-Wijn en
A.M. Bossink en is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.