De vader voert in het verweerschrift (tevens inhoudende incidenteel hoger beroep), zoals aangevuld ter mondelinge behandeling, - samengevat - , het navolgende aan.
Hij benadrukt in de eerste plaats dat het de moeder was die niet meewerkte aan de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Als gevolg daarvan kampt de vader met financiële problemen.
Ten aanzien van de zorgregeling merkt de vader op dat hij door deze financiële problemen de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling niet meer kan nakomen; hij heeft geen geld om de kinderen te halen en te brengen. Ook voelt de vader zich ongemakkelijk bij deze situatie omdat hij nauwelijks geld heeft om zelf rond te komen laat staan de kinderen te verzorgen gedurende de tijd die zij bij hem doorbrengen. Er is sprake van onmacht aan zijn kant.
Hoewel het aanvankelijk zijn wens was om de door de rechtbank bepaalde zorgregeling te handhaven en na te komen zodra dit voor hem financieel weer haalbaar zou zijn, heeft de vader ter mondelinge behandeling van het hof verklaard dat op dit moment de uitvoering van de zogenoemde weekendregeling het meest haalbare is voor hem.
Ten aanzien van de partneralimentatie heeft de vader aangevoerd dat de door hem ontvangen vergoeding in het kader van de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst, door hem volledig is gespendeerd. De vader heeft nadat partijen uit elkaar zijn gegaan de kosten van de echtelijke woning voldaan waardoor hij te maken had met dubbele woonlasten. Ook heeft hij een deel van dit bedrag besteed aan advocaatkosten. Dit maakt dat er bij de berekening van zijn draagkracht geen rekening dient te worden gehouden met deze vergoeding.
In het incidenteel hoger beroep heeft de vader aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte
als ingangsdatum van zowel de kinder- als de partneralimentatie de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand heeft bepaald.
Omdat de door de vader te betalen alimentatiebedragen aanzienlijk lager liggen ten opzichte van de bedragen zoals deze zijn vastgesteld in het kader van de voorlopige voorzieningen en in de tussentijd zijn inkomen is gedaald (hij is een WIA-uitkering gaan ontvangen) kampt hij nu met ernstige financiële problemen. De rechtbank heeft op deze manier voor hem een (financieel) onhoudbare situatie gecreëerd. Daar komt bij dat, mede door toedoen van de moeder, eerst op 21 april 2022 de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De financiële situatie van de vader is mede door een door de moeder gelegd beslag op zijn inkomen nog verder verslechterd.
Gelet hierop verzoekt de vader het hof om de datum van de afgifte van de echtscheidingsbeschikking (ofwel 29 december 2021) als ingangsdatum te bepalen.