ECLI:NL:GHSHE:2022:4593
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Limburg inzake vordering ex artikel 36e Wetboek van Strafrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, dat op 11 december 2019 is gewezen. De rechtbank had in dat vonnis het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene vastgesteld op een bedrag van € 5.000,- en een betalingsverplichting opgelegd voor hetzelfde bedrag. De betrokkene heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de zaak behandeld op 7 december 2022, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen. Het hof heeft zich verenigd met het vonnis, met een aanvulling op de beslissing omtrent de opgelegde gijzeling. Met de inwerkingtreding van het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht per 1 januari 2020, heeft het hof de duur van de gijzeling bepaald. De duur van de gijzeling kan maximaal 100 dagen bedragen, berekend op basis van de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd en de duur van de gijzeling vastgesteld op 100 dagen.