ECLI:NL:GHSHE:2022:4816

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
20-001853-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake hennepteelt en diefstal van stroom en water

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 16 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1977, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van 2 jaren. De politierechter had ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis, maar met uitzondering van de opgelegde straf. Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de opgelegde straf niet in verhouding stond tot de ernst van de feiten. De verdachte was schuldig aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van stroom en water. Het hof heeft de strafmaat heroverwogen en heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor hennepkwekerijen.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 2 maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf is toegewezen, maar het hof heeft in plaats van een last tot tenuitvoerlegging een taakstraf gelast van 120 uren, subsidiair 60 dagen. Het hof heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001853-21
Uitspraak : 23 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 juli 2021, parketnummer 03-048449-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 03-043516-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van:
  • (feit 1:) ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’;
  • (feit 2:) ‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’;
  • (feit 3:) ‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorts heeft de eerste rechter de vordering tot tenuitvoerlegging onder bovenvermeld parketnummer toegewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en te dien aanzien opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • de vordering tot tenuitvoerlegging onder bovenvermeld parketnummer zal toewijzen met dien verstande dat het hof, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van voormelde vrijheidsstraf te geven, een taakstraf zal gelasten van 120 dagen subsidiair 60 dagen.
De verdediging heeft:
  • zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof;
  • met betrekking tot de op te leggen straf zich aangesloten bij de door de advocaat-generaal gevorderde straffen;
  • bepleit dat de onderhavige vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft:
- de opgelegde straf;
- de door de eerste rechter aangehaalde wetsartikelen.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komend in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het in het onder 1. bewezen verklaarde geval gaat om het telen van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten in een professioneel ogende hennepkwekerij die was gevestigd in een woning, hetgeen overlast en (brand)gevaar voor omwonenden kan opleveren;
  • de omstandigheid dat de verdachte ten behoeve van zijn hennepkwekerij illegaal elektriciteit en water heeft weggenomen, waardoor aan de energieleverancier [benadeelde 1] en aan de [benadeelde 2] aanzienlijke financiële schade is veroorzaakt;
  • het gegeven dat het onder 1. bewezen verklaarde handelen van verdachte de handel in softdrugs heeft bevorderd, welke handel (vaak) allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten met zich brengt; daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het jongere personen en het geestelijke aandoeningen betreft;
  • de omstandigheid dat verdachte naar eigen zeggen slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 oktober 2022, waaruit blijkt dat hij een aantal keren eerder door de strafrechter onherroepelijk is veroordeeld, onder meer op 26 mei 2020 door de politierechter in de rechtbank Limburg ter zake van medeplichtigheid aan hennepteelt en gekwalificeerde diefstal;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, onder meer de omstandigheden dat hij wegens gezondheidsproblematiek arbeidsongeschikt is verklaard en een WIA-uitkering ontvangt, dat hij samenwoont in een huurwoning met zijn vriendin en (een aantal van) zijn kinderen uit een vorige relatie, dat hij zich binnen het gezin voornamelijk bezighoudt met huishoudelijke taken terwijl zijn vriendin kostwinner is, dat hij bezig is met het afbetalen van zijn financiële schulden en binnen een half jaar naar verwachting schuldenvrij zal zijn.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van hennepkwekerijen met 100 – 500 hennepplanten.
Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf, een taakstraf van 120 uur taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Vanwege voormelde recidive van verdachte ligt verhoging van dat uitgangspunt in de rede. Daarnaast heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan diefstal van stroom en water.
Op grond van het voorgaande acht het hof oplegging van een taakstraf voor het hierna te vermelden aantal uren, passend en geboden.
Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal het hof bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
Met oplegging van bovendien een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03-043516-20
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 26 mei 2020, in de zaak met parketnummer 03-043516-20. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van voormelde vrijheidsstraf te geven, een taakstraf zal gelasten van 120 uren subsidiair 60 dagen.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van deze vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging ziet het hof in de aard en ernst van het thans bewezen verklaarde, alsmede vanwege voormelde recidive van verdachte, geen grond
om in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van voormelde vrijheidsstraf te geven een taakstraf te gelasten. Het hof verenigt zich daarom met de beslissing van de eerste rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inbegrip van de beslissing ter zake van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03-043516-20.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 23 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.