In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het de bekrachtiging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 oktober 2021 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige zijn verlengd. De moeder betwist de verlenging van de uithuisplaatsing en stelt dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de pleegmoeder en de mogelijkheid van plaatsing bij de grootmoeder van de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 januari 2022 zijn de moeder, de pleegmoeder, de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) gehoord. De moeder was afwezig vanwege COVID-19, maar haar advocaat heeft haar belangen behartigd. De GI heeft aangegeven dat de minderjarige, die onder toezicht staat van de GI sinds oktober 2018, in een veilige en stabiele omgeving bij de pleegmoeder verblijft en dat een wisseling van verblijfplaats schadelijk zou zijn voor haar ontwikkeling. Het hof heeft de argumenten van de moeder en de GI afgewogen en geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing in het belang van de minderjarige is. De moeder heeft persoonlijke problematiek en is niet in staat gebleken om de noodzakelijke zorg en stabiliteit te bieden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.