ECLI:NL:GHSHE:2022:634

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
20-001514-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing rechtmatigheid gebiedsverbod in hoger beroep na vernietiging door de Hoge Raad

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het wederrechtelijk binnendringen in een besloten lokaal en voor het niet voldoen aan een bevel van een ambtenaar, wat resulteerde in een geldboete. De Hoge Raad had de zaak terugverwezen naar het hof na vernietiging van het eerdere arrest. Het hof heeft de rechtmatigheid van het opgelegde gebiedsverbod getoetst, dat was opgelegd door de burgemeester van Middelburg. De verdachte had zich niet gehouden aan dit verbod en was in het horecaconcentratiegebied van Middelburg aangetroffen. Het hof oordeelde dat de burgemeester het gebiedsverbod rechtmatig had opgelegd, gezien de eerdere incidenten waarbij de verdachte betrokken was geweest, waaronder bedreiging en openbare dronkenschap. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Gemeentewet.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001514-21
Uitspraak : 23 februari 2022
TEGENSPRAAK (279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 14 februari 2019, in de eerste aanleg gevoegde parketnummers 02-194366-18 en 02-192210-18 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
[woonadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van ‘in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen’ (parketnummer 02-194366-18) en ‘opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast’ (parketnummer 02-192210-18) tot betaling van een geldboete van € 500,- subsidiair tien dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis, voor zover dit ziet op het parketnummer 02-192210-18, hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 14 februari 2020 (parketnummer 20-000646-19) het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigd. Het hof heeft, in zoverre opnieuw rechtdoende: het in de zaak met parketnummer 02-192210-18 tenlastegelegde bewezen verklaard en dat – evenals de rechtbank – gekwalificeerd als
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.’ Aan de verdachte is een geldboete van € 200,- subsidiair 4 dagen hechtenis opgelegd. Het hof heeft de opgelegde straf voor het in de zaak met parketnummer 02-194366-18 bewezenverklaarde bepaald op een geldboete van € 300,- subsidiair 6 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is op 28 februari 2020 tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 15 juni 2021 (rolnummer 20/01139) het bestreden arrest vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit gerechtshof opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet blijkens de appelakte van 28 februari 2019 worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 02-192210-18 is ten laste gelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte
van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen, met dien verstande
dat het hof hierna tevens voor het door de eerste rechter onder parketnummer
02-194366-18 bewezenverklaarde feit, gelet op artikel 423, lid 4, van het Wetboek van
Strafvordering (hierna: Sv), na te melden beslissing zal nemen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis, voor zover
aan zijn oordeel onderworpen, zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het bij parketnummer 02-192210-18 tenlastegelegde zal bewezen verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het bepaalde in artikel 423, lid 4 Sv, ten aanzien van het door de eerste rechter onder parketnummer 02-194366-18 bewezenverklaarde een voorwaardelijke geldboete van € 250,‑, subsidiair 5 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar wordt opgelegd.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden
vernietigd omdat het vonnis van de eerste rechter in strijd met artikel 359, lid 1 Sv niet een
behoorlijke aanduiding van de inhoud van de bewijsmiddelen bevat.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
parketnummer 02-192210-18hij op of omstreeks 29 september 2018 te Middelburg opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk [kenmerknummer] , krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a, lid 1 onder a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente Middelburg, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen vrijdag 21 september 2018 (ingaande 18.00 uur) en 22 december 2018 (08.00 uur) (in totaal drie maanden) tussen 18.00 uur ‘s avonds en 08.00 uur ‘s morgens niet mocht bevinden in het horecaconcentratiegebied in het centrum van Middelburg (aangegeven op de kaart behorende bij het besluit van de burgemeester), door zich op voornoemde datum om/rond 01.52 uur op de [locatie 2] , althans in het horecaconcentratie gebied, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied, te bevinden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 02-192210-18
hij op 29 september 2018 te Middelburg opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te
weten een gebiedsverbod, kenmerk [kenmerknummer] , krachtens een wettelijk voorschrift, te weten
artikel 172a, lid 1 onder a van de Gemeentewet, gedaan door de burgemeester van gemeente
Middelburg, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen vrijdag 21 september 2018 (ingaande 18.00 uur) en 22 december 2018 (08.00 uur) (in totaal drie maanden) tussen 18.00 uur ‘s avonds en 08.00 uur ‘s morgens niet mocht bevinden in het horecaconcentratiegebied in het centrum van Middelburg (aangegeven op de kaart behorende bij het besluit van de burgemeester), door zich op voornoemde datum om/rond 01.52 uur op de [locatie 2] , gelegen in voornoemd gebied, te bevinden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan
hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde
dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat het gebiedsverbod onrechtmatig is omdat de omschrijvingen in het besluit van de drie politiemutaties die de feitelijke grondslag vormen voor het gebiedsverbod, onvoldoende zijn om te kunnen aannemen – en dus ook niet het oordeel kunnen dragen – dat de verdachte herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord én dat hij de openbare orde in de toekomst weer zou verstoren.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Artikel 172a, eerste lid, onder a, van de Gemeentewet luidt:
“1. Onverminderd artikel 172, derde lid, en hetgeen bij gemeentelijke verordening is bepaald omtrent de bevoegdheid van de burgemeester om bevelen te geven ter handhaving van de openbare orde, kan de burgemeester aan een persoon die individueel of in groepsverband de openbare orde ernstig heeft verstoord of bij groepsgewijze ernstige verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, dan wel herhaaldelijk individueel of in groepsverband de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven:
a. zich niet te bevinden in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente.”
Uit het op deze bepaling gegronde bevel van 14 september 2018 volgt dat de burgemeester het gebiedsverbod heeft gegrond op drie politiemutaties die als volgt zijn omschreven in het besluit:
Politiemutatie 8 augustus 2018
Uit deze mutatie van de politie heb ik mogen vernemen dat u sinds 1 augustus 2018 in het AZC Middelburg geplaatst bent als gevolg van een strafoverplaatsing vanuit een ander AZC (Weert). Uit de bewoordingen van de politie heb ik mogen vernemen dat u een ‘aardig’ dossier heeft opgebouwd binnen de poorten van COA-instellingen en daarbuiten. U bent onder meer betrokken geweest bij een bedreiging met een wapen (mes) en een winkeldiefstal met verzet.
Politiemutatie 5 september 2018
In deze nacht kwam bij de politie rond 02:06 uur de melding binnen dat een manspersoon op [locatie 1] voor het [casino] agressief gedrag aan het vertonen was. Bij aanrijden is de politie erop attent gemaakt dat deze persoon met een mes had lopen zwaaien. De agenten die ter plaatse waren hebben een persoon die voldeed aan de omschrijving weg zien lopen van [locatie 1] . Uiteindelijk is deze persoon in de [straatnaam] staande gehouden. Het bleek om uw persoon te gaan. U gaf tijdens het fouilleren aan nog maar 16 jaar oud te zijn. Vervolgens kwam er een vreemdeling identificatiedocument (w-document) tevoorschijn waarop stond dat u 15 jaar oud zou zijn (geboortedatum: [geboortedatum 2] ) Bij identificatiecheck (BVI-IB) bleek uw werkelijke leeftijd (22 jaar). Ook in een andere plaats in Nederland (Roermond) is vastgesteld dat u verwarring omtrent uw leeftijd probeerde te zaaien. U bent aangehouden voor openbare dronkenschap. Van het bezit van een wapen is niet gebleken (zowel niet op uw persoon als op de looproute).
U bent overgebracht naar de P.I. [naam] . Vanwege uw recalcitrante gedrag heeft men u met 4 man in een cel moeten plaatsen.
Politiemutatie 6 september 2018
Op deze dag bent u aangehouden in de gemeente Goes. In [naam café] zou een portemonnee zijn gestolen van de barman. Ter plaatse had het personeel u staande gehouden. Agenten ter plaatse hebben geen portemonnee bij u aangetroffen. U was echter dermate onder invloed dat de politieagenten uit Goes u terug naar het AZC in Middelburg hebben gebracht. Zij hebben dit ook gedaan omdat zij in de veronderstelling waren dat u nog maar 15 jaar was. Klaarblijkelijk heeft u hier (wederom) van een vals identiteitsbewijs gebruik gemaakt.
Op donderdagavond (6 september 2018) bent u door het AZC voor 2 weken ‘op straat gezet'. Aanleiding hiervoor was dat u agressief gedrag aan het vertonen was. Hierbij zijn ook bedreigingen geuit jegens het beveiligingspersoneel van het AZC.
Het hof stelt voorop dat het geen redenen ziet om te twijfelen aan de juistheid van de weergave van deze politiemutaties in het besluit. Die juistheid is door de verdediging in hoger beroep ook niet betwist.
De verstoring van de openbare orde als bedoeld in artikel 172a, lid 1 van de Gemeentewet, behoeft niet te worden bewezen zoals bij een tenlastegelegd strafbaar feit het geval is. Voldoende is dat aannemelijk wordt gemaakt dat de overlast gevende gedragingen hebben plaatsgevonden. Het hof acht op basis van de in het besluit weergegeven politiemutaties aannemelijk dat de verdachte betrokken is geweest bij in ieder geval de volgende incidenten:
5 september 2018
( i) agressief gedrag en het zwaaien met mes,
(ii) het tonen van een valse identiteitskaart,
(iii) openbare dronkenschap,
6 september 2018
(iv) de diefstal van een portemonnee,
( v) dermate dronkenschap dat de betrokkene moest worden teruggebracht naar het AZC,
(vi) wederom gebruik van een vals identiteitsbewijs en
(vii) agressief gedrag in het AZC en bedreigingen geuit jegens het beveiligingspersoneel van het AZC.
Dat bij de verdachte geen mes (incident i) of portemonnee (incident iv) werd aangetroffen, aldus de verdediging, doet aan de aannemelijkheid van deze incidenten niet af. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging daaromtrent.
De vraag die vervolgens aan de orde komt, is of die incidenten een verstoring van de openbare orde opleveren als bedoeld in artikel 172a, lid 1 van de Gemeentewet. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de openbare orde niet alleen kan worden verstoord door verstoringen van de normale gang van zaken op plaatsen en in ruimten die openbaar zijn in enge zin, dat wil zeggen op terrein dat voor het publiek toegankelijk is zonder dat de rechthebbende aan de toegang voorwaarden stelt (zoals straten, pleinen en parken). Zonder meer kan de openbare orde ook worden verstoord in voor het publiek toegankelijke ruimten waar eenieder mag komen met een doel dat verband houdt met de bestemming van de plaats (zoals winkels en cafés). Niet noodzakelijk is dat de eerdere verstoringen van de openbare orde telkens in dezelfde gemeente hebben plaatsgevonden.
Het hof is van oordeel dat de voornoemde incidenten in onderling verband en samenhang beschouwd en tegen de achtergrond van het voorgaande zonder meer het herhaaldelijk verstoren van de openbare orde als bedoeld in artikel 172a, lid 1 van de Gemeentewet opleveren en dat zij bovendien het oordeel kunnen dragen dat de vrees bestaat voor toekomstige verstoring van de openbare orde door de verdachte.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat het gebiedsverbod rechtmatig is gegeven, zodat het daartegen gevoerde verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een gebiedsverbod. Een dergelijk verbod heeft tot doel het verstoren van de openbare orde en overlast voor bewoners en bedrijven binnen een bepaald gebied tegen te gaan. Door het verbod te negeren, heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan bevelen die door het bevoegd gezag aan hem worden gegeven.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 december 2021, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en dat hij na 2018 niet meer met justitie in Nederland in aanraking is gekomen.. Wel is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat de verdachte inmiddels zou zijn vertrokken naar Duitsland.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder ook het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde, is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat thans met de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis, kan worden volstaan.
Het hof zal, gelet op artikel 423, lid 4 Sv, een straf bepalen ten aanzien van het niet aan zijn
oordeel onderworpen door de eerste rechter onder parketnummer 02-194366-18
bewezenverklaarde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep. voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
- verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 02-192210-18 tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart het in de zaak met parketnummer 02-192210-18 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot
een geldboete van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis;
- bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in zaak 02-194366-18 bewezenverklaarde op een
geldboete van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis;
- bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. C.M. Hilverda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van M.K. Klompe, griffier,
en op 23 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.