Het hof overweegt ten aanzien van de vordering onder II. tot vernietiging van het vonnis van 18 oktober 2018 en tot schorsing van het vonnis van de gehele tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 juli 2021 als volgt.
In een executiegeschil kan de rechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant - mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Daarvan is in deze zaak geen sprake.
Bij vonnis van 9 juli 2021 is de man veroordeeld om mee te werken aan bezichtigingen van de woning en alles te doen wat volgens de makelaar noodzakelijk is om tot verkoop van de woning te komen. Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de man, bij herhaling, niet aan die aan hem bij dat vonnis opgelegde verplichtingen heeft voldaan; onder meer werd een fotoshoot, zonder afstemming of overleg, door de man afgezegd en aan een nieuw verzoek van de makelaar heeft de man slechts onder voorbehoud gehoor gegeven. Verder heeft de man niet gereageerd op berichten van de makelaar over de plaatsing van de woning op Funda en leverde de man vragenlijsten van de makelaar niet, dan wel niet tijdig in. Ook werden bezichtigingen door de man afgezegd en was er geen zekerheid of de man kijkers in de woning zou toelaten. Uiteindelijk is de woning, nadat de man nog tevergeefs een kortgedingprocedure heeft gevoerd, op 30 november 2021 ontruimd.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de vrouw terecht gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 juli 2021.
Dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden inhoudende dat de man (het aandeel van de vrouw in) de woning thans wel zou kunnen overnemen heeft de man in deze hoger beroepsprocedure (wederom) niet, althans niet voldoende onderbouwd. De man heeft in deze procedure in hoger beroep, evenmin als in de voorgaande procedures, niet, althans niet met voldoende verificatoire stukken onderbouwd dat hij de woning kan financieren met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Uit het door de man overgelegde e-mailbericht van [persoon A] van De Hypotheker te [plaats ] , in de eerdere procedure bij de voorzieningenrechter in november 2021 ook reeds bekend, blijkt dat “het aan de hand van de aan [persoon A] verstrekte jaarcijfers mogelijk zou moeten zijn om een hypotheek voor de uitkoop van de ex-partner” van de man te kunnen krijgen, maar van een concrete onvoorwaardelijke hypotheekofferte is geen sprake. Verder ontbreken jaarcijfers van de onderneming van de man en zijn inkomensgegevens. Evenmin heeft de man inzicht gegeven in zijn vermogenspositie. De man is voorts geregistreerd bij het Bureau Krediet Registratie (BKR). Dynamiet.nl ondersteunt de man om uit het BKR register te worden verwijderd, doch in deze procedure is van daadwerkelijke verwijdering uit het register niet gebleken. De mededeling van [persoon A] dat Dynamiet Nederland er vertrouwen in heeft dat het BKR van de man opgeschoond kan worden en dat, zodra dat is gebeurd, niets meer een hypotheek in de weg staat, maakt dat niet anders. Het hof constateert dat niet is komen vast te staan dat de man in staat is om (het aandeel van de vrouw in) de woning over te nemen tegen een tussen partijen overeengekomen waarde van de woning. Dat als gevolg van de tenuitvoerlegging aan de zijde van de man sprake is van een noodtoestand, heeft de man niet, dan wel onvoldoende, onderbouwd.
Het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, leidt ertoe dat de voorzieningenrechter terecht en op goede gronden de vrouw - onvoorwaardelijk - en met uitsluiting van de man, heeft gemachtigd tot het mede namens de man te gelde maken van de woning en alle rechtshandelingen te verrichten die nuttig, nodig en wenselijk zijn om tot verkoop en levering van de woning over te gaan.
De vorderingen van de man onder II. zullen worden afgewezen.