ECLI:NL:GHSHE:2022:684
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 november 2020. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene vastgesteld op € 43.017,54 en een betalingsverplichting opgelegd. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis bevestigt, terwijl de raadsman van de betrokkene een draagkrachtverweer heeft gevoerd en verzocht om matiging van de betalingsverplichting en het aantal dagen gijzeling.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er onvoldoende reden is om de betalingsverplichting te verlagen. Het hof overweegt dat de draagkracht van de betrokkene alleen aanleiding kan geven tot matiging indien duidelijk is dat hij op dit moment en in de toekomst geen draagkracht heeft. Dit is niet aannemelijk gemaakt. Het openbaar ministerie heeft bovendien de mogelijkheid om uitstel van betaling of betaling in termijnen toe te staan. Het hof heeft daarom geen aanleiding gezien om de betalingsverplichting te verlagen of de duur van de gijzeling te verminderen.
De beslissing van het hof is als volgt: het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.R.G.H. van Outheusden, en is op 9 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.