3.2.In overweging 2.1 tot en met 2.9 heeft de kantonrechter vastgesteld, van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Deze feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
3.2.1.[de werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1965, is op 1 februari 2011 op grond van een Wsw-indicatie (een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening) bij [rechtsvoorganger] (de rechtsvoorganger van WSW en hierna ook te noemen WSW) in dienst getreden. De indicatie bestaat uit begeleid werken, hetgeen inhoudt dat [de werknemer] met deze indicatie begeleid kan worden bij een regulier bedrijf. [de werknemer] is opgeleid als MTS-er elektrotechniek.
Wanneer [de werknemer] door WSW werd gedetacheerd bij een bedrijf, sloten partijen daarvoor een aanvullende arbeidsovereenkomst.
3.2.2.[de werknemer] was gedurende circa vijf jaar (tot eind 2015) vanuit WSW gedetacheerd bij het bedrijf [bedrijf 1] als medewerker research & development (R&D). WSW heeft [de werknemer] gedurende deze periode ingeschaald in schaal O, een ontwikkelschaal. Na afloop van deze periode heeft WSW [de werknemer] met terugwerkende voor vier jaar ingeschaald als medewerker R&D in schaal D1.
Daarna heeft [de werknemer] vijf maanden, in afwachting van een nieuwe detacheringsplek, intern bij WSW gewerkt als eerste medewerker assemblage. Vervolgens was hij een jaar en drie maanden gedetacheerd bij [bedrijf 2] in de functie van medewerker Warehouse.
3.2.3.Eind 2017 zou [de werknemer] via WSW worden gedetacheerd bij [bedrijf 3] in Limburg als servicemonteur warmtetoestellen. Vanwege een medische ingreep in november 2017 hebben partijen afgesproken dat [de werknemer] na zijn ingreep eerst werkzaamheden zou uitvoeren als monteur servicewerkplaats op de werkplaats van [bedrijf 3] en pas later voor [bedrijf 3] zou gaan werken als servicemonteur. WSW heeft aan [de werknemer] een aanvullende arbeidsovereenkomst aangeboden met daarin de functie monteur servicewerkplaats.
Vervolgens is een discussie ontstaan tussen [de werknemer] en de heer [betrokkene 2] , die binnen WSW de contacten met [bedrijf 3] onderhield, over de in de aanvullende arbeidsovereenkomst op te nemen functie, waarbij [de werknemer] en de heer [betrokkene 2] hebben uitgesproken geen vertrouwen meer te hebben in elkaar. WSW heeft daarop besloten dat de plaatsing van [bedrijf 3] geen doorgang meer kon vinden omdat [de werknemer] in die situatie diende samen te werken met de heer [betrokkene 2] .
Daarop heeft [de werknemer] via zijn advocaat aan WSW gemeld alleen nog maar passend werk te zullen accepteren op MBO-3 niveau en is hij niet verschenen voor de oproep om assemblagewerkzaamheden uit te voeren op de interne werkplaats bij WSW. Vervolgens schortte WSW de loonbetaling op.
3.2.4.Nadat [de werknemer] in een door hem aangespannen kortgedingprocedure onder meer had gevorderd hem in een passende functie tewerk te stellen op minimaal MBO-3 niveau en bij voorkeur als servicemonteur, hebben partijen op 18 juli 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin hebben partijen afgesproken dat WSW in overleg zal treden met [bedrijf 3] om [de werknemer] daar alsnog te detacheren en dat [de werknemer] in de tussentijd de werkzaamheden zal uitvoeren op de werkplaats intern bij WSW.
3.2.5.[de werknemer] zou vervolgens alsnog per 1 oktober 2018 gedetacheerd worden bij [bedrijf 3] .
[de werknemer] heeft zich diverse malen ziek en weer beter gemeld, en na zijn ziekmelding van 7 november 2018 heeft [de werknemer] het werk niet meer volledig hervat. [de werknemer] mocht vanwege medische redenen geruime tijd beroepsmatig geen voertuigen meer besturen en kwam daardoor niet meer in aanmerking voor de functie servicemonteur bij [bedrijf 3] .
3.2.6.In het verslag van de bedrijfsarts van 19 november 2018 staat onder meer dat er gezien de wisselende beperkingen nog geen re-integratiemogelijkheden zijn.
3.2.7.In het verslag van de bedrijfsarts van 8 januari 2019 staat onder meer:
“Bevindingen-beperkingen-mogelijkheden
(…) Minimaal de komende +/- ¾ jaar is dhr beperkt in het besturen van voertuigen zoals een auto. Daarnaast is dhr beperkt in werken op hoogtes/machines/in het verkeer/aan de waterkant en anderszins risicovolle werkomstandigheden. Daarnaast lijkt ter sprake te zijn van een arbeidsconflict.
(…)
Advies
Gezien het arbeidsconflict, is mijn voorstel onderling (werkgever-werknemer) proberen dit bespreekbaar te maken. (…)”
3.2.8.In een brief van 29 januari 2019 heeft de heer [betrokkene 1] , P&O adviseur van WSW, [de werknemer] uitgenodigd voor een gesprek met mevrouw [betrokkene 3] , verzuimcoördinator arbodienst en de heer [betrokkene 1] . In reactie daarop heeft [de werknemer] in een brief van 30 januari 2019 onder meer gemeld:
“
Ik zal hier geen gehoor aan geven om samen met u in gesprek te gaan met de verzuim coördinator om de reden dat het gesprek wat wij samen (…) hebben gehad op 21 januari jongstleden niet goed is gegaan omdat u op zeer intimiderende wijze kenbaar hebt gemaakt dat u vindt dat ik arbeidsongeschikt ben en derhalve verplicht ben om werkzaamheden te verrichten, tevens gaf u aan dat het werk, ingeschaald in B2, voor mij passend is. Ik heb aangegeven het daarmee niet eens te zijn.
Omdat momenteel een gesprek waarbij u aanwezig bent voor mij zeer stressvol is en dat daarmee mijn herstel niet wordt bevorderd, zie ik om die reden ook af van het gesprek. Wel ben ik bereid om in gesprek te gaan met mevrouw [betrokkene 3] alleen (…)”
3.2.9.In een brief van 1 februari 2019 van [betrokkene 1] van WSW aan [de werknemer] , waarin WSW hem opnieuw uitnodigt voor een gesprek met [betrokkene 3] en [betrokkene 1] staat onder meer:
“(…) Door medische oorzaken zijn deze werkzaamheden bij [bedrijf 3] voor een geruime tijd niet meer geschikt. Dit betekent dat u herplaatst bent in de werkzaamheden als 1e medewerker assemblage. Deze werkzaamheden heeft u ook eerder verricht. Daarnaast heeft u garantieloon en wijzigt er niets in uw salaris.(…)”
3.2.10.In een brief van 7 februari 2019 heeft WSW aan [de werknemer] gemeld dat het 3-gesprek is bedoeld om het conflict te bespreken en op uitdrukkelijk verzoek van de bedrijfsarts plaatsvindt. WSW kondigt in deze brief aan de loonbetaling te zullen opschorten wegens weigering om de re-integratieverplichtingen na te komen.
3.2.11.In een brief van de bedrijfsarts van 19 februari 2019 staat onder meer:
“(…) De gezondheid van betrokkene heeft baat bij het vermijden van overmatige stress/spanningen. (…) Er is nog altijd sprake van een arbeidsconflict.
Prognose:
onder juiste omstandigheden is een terugkeer naar bedongen uren mogelijk. Raadzaam hierbij het conflict aan te passen. Prognose daarbij is op dit moment moeilijk af te geven. Hiervoor een actieve rol voor zowel werkgever-als werknemer weggelegd.
Advies:
Blijven toezien op werken naar een oplossing voor de conflictsituatie (…) bijvoorbeeld samen in onderling gesprek, eventueel met een onafhankelijk derde persoon. (…) Onder juiste omstandigheden geldt er dan geen absolute urenbeperking (…)”
3.2.12.In een brief van 6 maart 2019 heeft WSW aan [de werknemer] onder meer gemeld dat terugkeer naar de bedongen uren onder de juiste omstandigheden mogelijk is en dat [de werknemer] de bekende werkzaamheden kan uitvoeren omdat daartoe geen beperking bestaat. Daarbij is [de werknemer] nogmaals uitgenodigd voor een gesprek met [betrokkene 3] en [betrokkene 1] om helder te krijgen “waar het arbeidsconflict volgens u om draait en om te bezien hoe het conflict opgelost kan worden”. Tot slot heeft WSW in deze brief gemeld dat per direct de loonbetaling wordt stopgezet.
3.2.13.In een brief van 18 maart 2019 heeft de advocaat van [de werknemer] aan WSW bericht dat de bedrijfsarts heeft geadviseerd om in gesprek te gaan met een onafhankelijke derde erbij en dat de verzuimconsulent ( [betrokkene 3] ) dat niet is. Verder heeft de advocaat bericht dat het aangeboden werk niet passend is en dat de loonstop ten onrechte is opgelegd.
In reactie daarop heeft WSW bij brief van 18 maart 2019 onder meer bericht dat passend werk is aangeboden, dat een onafhankelijke derde slechts optioneel was geadviseerd en dat de verzuimconsulente een onafhankelijke derde is. Verder is de loonstop in deze brief met terugwerkende kracht omgezet in een loonopschorting.
3.2.14.In het deskundigenoordeel van 15 april 2019 heeft het UWV geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van WSW onvoldoende zijn. Het UWV is tot het volgende oordeel gekomen:
“Wanneer één van de partijen (i.c. werknemer) aangeeft dat de andere partij (i.c. werkgever) haar dwarsboomt, ergert etc. dan is er sprake van een arbeidsconflict.
Werkgever heeft geprobeerd in gesprek te komen met de werknemer om ‘het probleem’ inzichtelijk te krijgen/maken. Dit is niet gelukt, mede omdat werknemer zich niet kan vinden in de door de werkgever aangewezen ‘derde’. Deze wordt door werknemer als onvoldoende onafhankelijk beschouwd. Werkgever persisteert en geeft aan dat hij deze derde wel als voldoende onafhankelijk beschouwd.
Om tot een voor beide partijen (werkgever en werknemer) goede en duurzame oplossing van de verstoorde arbeidsverhouding te komen is het van belang dat beide partijen met mekaar in gesprek gaan. Dit heeft werkgever geprobeerd. Tot zoverre valt werkgever dan ook niks te verwijten. Edoch, op moment dat werknemer aangeeft niet in gesprek te willen gaan met de door de werkgever aangewezen ‘derde’(verzuimconsulente) omdat hij deze niet als voldoende onafhankelijk beschouwt mag van werkgever verwacht worden een andere ‘derde’ aan te wijzen/voor te stellen die voor beide partijen acceptabel geacht wordt. Dit is niet gebeurd. Werkgever heeft daar geen plausibele reden voor. Daarom acht ik de inspanningen van de werkgever onvoldoende.”
3.2.15.Vervolgens heeft de bedrijfsarts in een ongedateerde brief onder meer geconstateerd dat [de werknemer] niet geschikt is voor het laatst verrichte werk en geadviseerd om een inzetbaarheidsprofiel (hierna: IZP) op te stellen en in gesprek te gaan in de aanwezigheid van een onafhankelijke persoon.
3.2.16.In een e-mail van de bedrijfsarts aan WSW van 8 augustus 2019 staat onder meer:
“Van de huisarts heb ik begrepen dat meneer [de werknemer] erg bang is dat hem werk in de assemblagehal wordt toegewezen. (…) Om preventief medische redenen adviseer ik op zoek te gaan naar een functie die goed aansluit bij de opleiding en werkervaring van de medewerker. Dit zal tijd kosten. Ik adviseer jullie (…) om een tijdelijke functie te zoeken/creerern, liefst op enige afstand van de [plaats][hof: waar de assemblagewerkzaamheden intern bij WSW werken uitgevoerd]
en duidelijk aan te geven dat dit tijdelijk is, in afwachting van een definitieve plek. Dit is (…) nodig om te komen tot een dusdanige situatie dat de mediation ook kans van slagen heeft en jullie te behoeden voor een uiteindelijk heel vervelend juridisch traject.”
In het advies van 9 augustus 2019, waarin bovenstaande is vastgelegd, adviseert de bedrijfsarts daarbij een arbeidsdeskundige in te schakelen om te gaan zoeken naar passend werk.
3.2.17.Op 13 augustus 2019 heeft een mediationgesprek plaatsgevonden. De mediation is gestopt.
3.2.18.In een advies van de bedrijfsarts van 6 september 2019 staat onder meer:
“(…)Prognose
Ik verwacht dat een start met passend werk het herstel gaat bevorderen.
Advies:
Ik adviseer een arbeidsdeskundige in te schakelen. Medewerker geeft aan dat als er passend werk voor hem wordt gevonden het arbeidsconflict voor een belangrijk deel is opgelost.(…)”
3.2.19.In het deskundigenoordeel van 16 oktober 2019 heeft het UWV geoordeeld dat de assemblagewerkzaamheden intern bij WSW op de [plaats] die [de werknemer] moet doen niet passend zijn:
“De werkgever biedt werknemer “passend” werk aan en hij kan als assemblage medewerker bij de eigen werkgever aan de slag. Hij verricht eenvoudig assemblagewerk op een afdeling met 40 medewerkers in een grote hal. Het werk is niet passend omdat er sprake is van werken in een ruimte met veel verschillende mensen, dit vergroot de kans op conflicten en is daarmee mijns inziens een aanzienlijk afbreukrisico ten aanzien van de re-integratie.
De bedrijfsarts adviseert werk in een klein, vast, conflictarm team met vast aanspreekpunt. Tevens geeft de bedrijfsarts aan om een arbeidsdeskundige in te schakelen bij het zoeken van passend werk en om preventief medische reden wordt werk geadviseerd wat goed aansluit bij opleiding en werkervaring, en, in ieder geval tijdelijk, om werk op afstand van de locaties op “ [plaats] ”.”
3.2.20.De bedrijfsarts heeft op 31 oktober 2019 onder meer aan WSW bericht:
“De belastbaarheid is in een aantal opzichten verbeterd, in een aantal opzichten onveranderd
Het eerder vermelde advies om medewerker tijdelijk niet in te zetten in werk op de [plaats] vervalt.
(…)
Advies
Medewerker kan starten met passend werk conform het opgesteld IZP voor 3 maal 4 uur per week. (…)”
3.2.21.Op 6 november 2019 heeft de eerstejaarsevaluatie plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan wijst [de werknemer] WSW in een brief van 13 november 2019 op mogelijke werkzaamheden (als magazijnbeheerder en technisch werkvoorbereider) en benoemt hij het conflict waarvan volgens hem sprake is als volgt:
“1) verkeerde inschaling voor mijn werkzaamheden bij [bedrijf 1] en de (…) eenzijdig opgedrongen aanvullende arbeidsovereenkomst (…)
2) De (…) eenzijdig opgedrongen aanvullende arbeidsovereenkomst van [bedrijf 3] (...)
3) Het door jullie niet nakomen van de vaststellingsovereenkomst (…)
4) Het niet effectueren van een aanvullende arbeidsovereenkomst (bij [bedrijf 3] als monteur warmtetoestellen) (…)
5) Het effectueren van een eenzijdig opgedrongen aanvullende arbeidsovereenkomst tijdens ziekte (…) terwijl de bedrijfsarts destijds heeft geoordeeld dat er geen re-integratiemogelijkheden zijn.
6) Intimidatie, machtsmisbruik, constant werk opdringen wat niet in overeenstemming is met mijn capaciteiten (…) voornamelijk door (…) [betrokkene 1] .”
3.2.22.In het verslag van het arbeidsdeskundig onderzoek van 14 november 2019 staat als advies:
“
Medewerker heeft op grond van een Deskundigen oordeel van het UWV aangegeven dat de huidige werkzaamheden niet passend zijn en is hij in die zin onlangs gestopt met werkzaamheden. Echter de huidige werkzaamheden werden ingezet als middel in het kader van re-integratie activiteiten en hadden o.a. als doel opbouw in uren en te werken een stabiele werksituatie. Advies voor de komende periode zijn dan ook:
(…) de werkzaamheden in het kader van re-integratie activiteiten te gaan hervatten (…)
Ondanks dat eerdere ingezette mediation niet heeft geleid tot het oplossen van het conflict zal het noodzakelijk zijn hier verdere aandacht voor te hebben en verder op in te gaan zetten.
(…) actief te gaan werken met een begeleider/jobcoach die vanuit een vertrouwensrelatie medewerker gaat ondersteunen (…)
Voorkeur werken in een klein stabiel team en waar medewerker direct kan terugvallen op jobcoach en/of leidinggevenden.
Geen werkzaamheden of werkomgeving die conflictgevoelig is;
Werkzaamheden dienen aan te sluiten bij de interesses van medewerker doch routinematig (…)
Geen werkzaamheden met sterk afwisselende (…) omstandigheden en of taakinhoud (…) of productiedruk.
Cliënt mag (voorlopig) geen werkzaamheden verrichten op hoogtes en werken met draaiende machines/autorijden.”
3.2.23.De bedrijfsarts heeft op 16 december 2019 het IZP aangepast en daarin onder meer vermeld als beperking bij het sociaal functioneren in arbeid:
“
Toelichting: uiten en hanteren van emoties
Om preventief medische redenen adviseer ik medewerker niet in te zeten in een werkhal waar veel mensen werkzaam zijn.”(…)
De belastbaarheid neemt toe
(…)
Ik verwacht dat een start in passende arbeid verder herstel gaat bevorderen (…)”
3.2.24.In een brief van 20 december 2019 van WSW aan [de werknemer] staat onder meer:
“(…) Zoals al is aangehaald, is er sprake van een arbeidsconflict. We hebben getracht het arbeidsconflict, waarvan de toedracht ons lange tijd niet duidelijk was, op te lossen. U bent meerdere keren uitgenodigd om het gesprek aan te gaan, al dan niet onder leiding van een externe en onafhankelijke derde, maar dat heeft u geweigerd. Op 29 augustus heeft er onder leiding van een mediator een gesprek tussen u en de heer [betrokkene 1] plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek bent u boos weggelopen. Daarna heeft u geen toenadering gezocht om tot een oplossing voor het arbeidsconflict te komen.
Opgemerkt wordt dat het door u ervaren arbeidsconflict door uw toedoen tot op heden niet is opgelost. Wij achten het kwalijk dat u niet bereid bent gebleken om een constructieve bijdrage te leveren aan het oplossen van het arbeidsconflict. Omdat u een gesprek over het arbeidsconflict weigert, kunnen wij geen oplossing daarvoor bieden. (…)
Naar aanleiding van de adviezen en rapportages van de externe deskundigen, en conform uw wens, hebben wij besloten om in te zetten op re-integratie in het tweede spoor, ondanks dat uit het advies van de bedrijfsarts d.d. 31 oktober 2019 blijkt dat er geen belemmering is om in het eerste spoor te re-integreren. (…)”
3.2.25.In een e-mail van 27 januari 2020 bericht de gemachtigde van [de werknemer] onder meer dat [de werknemer] ermee instemt dat een extern bureau wordt ingeschakeld om werk te vinden in WSW-verband en dat daarbij essentieel is dat een onafhankelijke arbeidsdeskundige passende functies voor [de werknemer] onderzoekt.
3.2.26.WSW heeft eind februari 2020 een afspraak ingepland voor [de werknemer] met een externe jobcoach. In reactie daarop heeft [de werknemer] onder meer gemeld het vermoeden te hebben dat de jobcoach is ingeschakeld om een spoor-2-traject te starten en daaraan geen medewerking te zullen verlenen omdat spoor 2 niet mogelijk is in WSW verband en niet door de bedrijfsarts is geadviseerd.
3.2.27.Rond maart 2020 is de persoon van de bedrijfsarts gewisseld. De samenwerking tussen de nieuwe bedrijfsarts en [de werknemer] verliep in eerste instantie stroef, zoals de bedrijfsarts dat in een brief van 27 mei 2020 aan WSW verwoordt. Uiteindelijk is [de werknemer] deze bedrijfsarts tot in elk geval maart 2021 regelmatig blijven bezoeken (3.2.30).
Deze bedrijfsarts heeft in een brief van 12 maart 2020 geconstateerd dat er sprake is van een arbeidsconflict waarover hij geen advies kan geven anders dan opnieuw het gesprek aan te gaan en dat [de werknemer] naar eigen inzicht mag beginnen met werkhervatting mits rekening wordt gehouden met de aangegeven beperkingen.
3.2.28.In een brief van 18 maart 2020 heeft [betrokkene 1] namens WSW aan [de werknemer] samengevat bericht dat uit het advies van de bedrijfsarts blijkt dat [de werknemer] kan starten met re-integreren, dat hij zich niet herkent in de opmerking dat hij [de werknemer] intimideert, dat onduidelijk is waaruit het arbeidsconflict bestaat, dat [de werknemer] dient aan te geven hoe het kan worden opgelost en dat [de werknemer] opnieuw zal worden uitgenodigd voor een gesprek.
3.2.29.Vervolgens heeft [de werknemer] geweigerd om mee te werken aan een plan van aanpak voor re-integratie op basis van het advies van de bedrijfsarts omdat dit advies volgens hem niet deugde, waarna WSW bij brief van 16 april 2020 de loonbetaling heeft opgeschort.
3.2.30.In een terugkoppeling van de bedrijfsarts aan WSW van 10 juli 2020 staat onder meer:
“Uw medewerker heeft beperkingen zoals aangegeven. Gezien de aard van werkgever, een WSW-bedrijf met beschut werk acht ik het aannemelijk dat er geen werk voorhanden is dat niet voldoet aan deze beperkingen en dat het eigen werk altijd passend is bij deze beperkingen. Dit betekent dat er naar mijn oordeel geen sprake is van arbeidsongeschiktheid op medische gronden. (…) Ik adviseer u met uw medewerker een datum van volledige arbeidsgeschiktheid af te spreken, op korte termijn.
Let wel: Er is een arbeidsconflict tussen werkgever en werknemer ondermeer over wat nu de functie van uw medewerker is. Vanwege dit conflict kan uw medewerker momenteel om medische redenen niet hervatten in werk bij eigen werkgever, wel eventueel via detachering. Wanneer dit arbeidsconflict is opgelost is er geen verdere beperking dan de beperkingen zoals is aangegeven. (…)”
Dit advies van de bedrijfsarts is naar aanleiding van de daarop volgende periodieke contacten met [de werknemer] niet gewijzigd tot in elk geval maart 2021.
3.2.31.In een e-mail van 14 juli 2020 heeft [betrokkene 1] [de werknemer] uitgenodigd voor een re-integratiegesprek met de P&O-adviseur om te bespreken waar volgens [de werknemer] het arbeidsconflict uit bestaat, hoe het kan worden opgelost en welke re-integratiemogelijkheden er zijn.
In reactie daarop heeft [de werknemer] in een e-mail van 14 juli 2020 gemeld per brief naar aanleiding van de eerstejaarsevaluatie te hebben laten weten waaruit het conflict bestaat en dit schrijven nogmaals bijgevoegd (zie hiervoor in 3.2.21).
3.2.32.Bij e-mail van 22 juli 2020 heeft de gemachtigde van [de werknemer] aan WSW onder meer gemeld dat de bedrijfsarts op 10 juli 2020 heeft geconstateerd dat om medische redenen het werk bij eigen werkgever niet kan worden hervat en verzocht om de loonstop te staken.
3.2.33.Op 6 augustus 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden. In de weergave hiervan door WSW staat onder meer:
“Hij[hof: [de werknemer] ]
wil dat een arbeidsdeskundige met kennis van de arbeidsmarkt in de buurt een passende werkplek buiten [rechtsvoorganger][hof: WSW]
zoekt. Er is volgens hem sprake van een arbeidsconflict omdat [rechtsvoorganger] als werkgever zich niet houdt aan de afspraken, aan de cao, aanbieden passend werk (…) Het aangeboden werk was zwaar onder zijn niveau.
(…) Volgens het laatste advies van onze bedrijfsarts d.d. 10.7.20 kan dhr [de werknemer] re-integreren. (…). De conclusie dat dhr. [de werknemer] vanaf 1 juli jl. met t.w.k. zijn loon weer betaald zou moeten krijgen delen wij niet. Volgens ons is er sinds gisteren pas sprake van een actieve opstelling in de re-integratie.”
3.2.34.Op 4 september 2020 heeft [de werknemer] aan het UWV een deskundigenoordeel gevraagd over zijn arbeids(on)geschiktheid. Het UWV heeft op 2 oktober 2020 geoordeeld dat [de werknemer] arbeidsongeschikt is te achten op medische en op niet-medische gronden voor zijn laatst verrichte werkzaamheden als monteur warmwatertoestellen.
3.2.35.Het UWV heeft in het kader van de WAO beoordeling op 24 september 2020 opgenomen dat [de werknemer] voorafgaande aan zijn arbeidsongeschiktheid feitelijk werkte als eerste monteur assemblage en dat er geen medische belemmering is om dat werk uit te kunnen voeren. In een beschikking van 1 oktober 2020 is om die reden de loondervingsuitkering afgewezen. Nadat [de werknemer] daartegen bezwaar had ingediend is deze beslissing herzien op 6 mei 2021 omdat volgens het UWV had moeten worden uitgegaan van monteur warmtetoestellen als bedongen arbeid en [de werknemer] daarvoor psychisch ongeschikt was.
3.2.36.In een brief van 13 oktober 2020 heeft WSW [de werknemer] uitgenodigd om te komen re-integreren als eerste medewerker assemblage omdat het UWV [de werknemer] geschikt heeft geacht deze werkzaamheden uit te voeren.
3.2.37.Op 19 oktober 2020 heeft WSW een deskundigenoordeel aangevraagd over de re-integratie-inspanningen van [de werknemer] . Op 18 november 2020 deelt het UWV het volgende mee:
“(…) We kunnen geen deskundigenoordeel geven. Uit de aanwezige informatie blijkt dat er sprake is van tegenstrijdige argumenten tussen werknemer en werkgever; argumenten die wij niet kunnen toetsen (bijv. valsheid in geschrifte door bedrijfsarts, discussie over extern onderzoek, werkgever vindt dat werknemer niet meewerkt en werknemer vindt daarentegen dat werkgever niet meewerkt). Waarheidsvinding is géén onderdeel van een aanvraag deskundigenoordeel.”
3.2.38.Vanaf 19 oktober 2020 heeft [de werknemer] geen loon meer ontvangen omdat hij 104 weken arbeidsongeschikt was.
De procedure bij de kantonrechter
3.3.1.In eerste aanleg heeft WSW de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen of nalaten (de e-grond), althans een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (de g-grond), althans een combinatie daarvan (de i-grond) als bedoeld in artikel 7:669, lid 3 BW.
3.3.2.De kantonrechter heeft geoordeeld dat de door WSW naar voren gebracht feiten en omstandigheden geen redelijke grond opleveren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en het verzoek van WSW afgewezen met veroordeling van WSW in de proceskosten.
De procedure in hoger beroep
3.4.1.In hoger beroep heeft WSW verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en de arbeidsovereenkomst te ontbinden per de eerst mogelijke datum op de e-grond, althans de g-grond, althans de i-grond, daarbij te bepalen dat WSW geen andere vergoeding is verschuldigd dan de transitievergoeding en [de werknemer] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties met rente en nakosten.
Daartoe heeft WSW zes grieven aangevoerd.
3.4.2.[de werknemer] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking, althans in geval van ontbinding tot toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 60.000,00, in beide gevallen met veroordeling van WSW in de proceskosten van het hoger beroep.
3.4.3.Het hof zal de grieven van WSW gezamenlijk behandelen. Met deze grieven betoogt WSW samengevat dat de re-integratie door toedoen van [de werknemer] is mislukt en dat in de loop der jaren een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan.
Noodzaak deskundigenverklaring omtrent re-integratieverplichtingen