In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder van de kinderen, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 27 september 2021, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd. De moeder voerde aan dat de uithuisplaatsing niet noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de kinderen en dat zij in staat was om voor hen te zorgen. De GI, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, verzocht het hof om het beroep van de moeder niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2022 is de moeder gehoord, bijgestaan door haar advocaat, mr. P.J.A. van de Laar. De GI was niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende rapporten en brieven, waaronder een rapport van [zorgaanbieder 2] en de beschikking van de rechtbank. Het hof overwoog dat de moeder, ondanks haar inspanningen, onvoldoende opvoedvaardigheden had om de kinderen een veilige en stabiele omgeving te bieden. De kinderen waren al meer dan twee jaar uithuisgeplaatst en de moeder had onvoldoende inzicht in hun behoeften.
Het hof concludeerde dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de kinderen en bekrachtigde de beschikking van de rechtbank. De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder het Burgerlijk Wetboek en de Jeugdwet. Het hof benadrukte dat de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen voorop stonden en dat de moeder, ondanks haar liefde voor de kinderen, niet in staat was om hen de benodigde zorg te bieden.