ECLI:NL:GHSHE:2022:909

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
20-001510-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling na verkeersincident

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 16 oktober 2018 te Tilburg, waar de verdachte, na een verkeersincident, de aangever bedreigde met de woorden: 'Als je niet aan de kant gaat dan steek ik deze pen in je nek'. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het vonnis van de politierechter zal worden vernietigd en de verdachte opnieuw zal worden veroordeeld. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs is voor de bedreiging. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen en de aangever in overweging genomen en geconcludeerd dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de bedreiging.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001510-20
Uitspraak : 14 maart 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende te Breda, van 21 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-034919-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘bedreiging met zware mishandeling’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een geldboete van € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2018 te Tilburg, althans in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling immers heeft verdachte deze dreigend de woorden toegevoegd: "Als je niet aan de kant gaat dan steek ik deze pen in je nek", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 16 oktober 2018 te Tilburg, [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling immers heeft verdachte deze dreigend de woorden toegevoegd: "Als je niet aan de kant gaat dan steek ik deze pen in je nek", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen worden genoemd, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar pagina’s van het eindproces-verbaal met registratienummer PL2000-2018244084 van de eenheid Zeeland-West-Brabant, District Hart van Brabant, DAP Hart van Brabant, gesloten 12 februari 2019 (ongenummerd).
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 16 oktober 2018, inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van aangever [slachtoffer] ;
Op dinsdag 16 oktober 2018, omstreeks 12.15 uur, reed ik in mijn auto op de [straat] te Tilburg. Ik zag dat er een mevrouw in een Toyota Yaris ons tegemoet kwam rijden. (…) Nadat de mevrouw de bus kon passeren wilde ze haar auto parkeren, ik zag dat de Toyota Yaris in zijn achteruit schoot waardoor ze tegen de bus van de dienstpakket aanreed. Ik zag dat er een jongen met een rood shirt aan uit de dienstpakket bus stapte. Ik zag dat de jongen heel erg agressief was in de richting van de mevrouw die in de Toyota Yaris zat. Als ik de agressie van de jongen zou moeten omschrijven kan ik zeggen dat ik nog nooit zo een extreme agressie heb gezien bij iemand. Hij was heel hard aan het schreeuwen en met zijn armen aan het zwaaien. Ik hoorde dat hij schreeuwde "Ik heb hier geen tijd voor, je hebt mijn auto in elkaar gereden" Ik ben uit mijn auto gestapt om de vrouw te gaan beschermen. Ik zag dat de mevrouw helemaal aan het trillen was van de angst. Hij bleef maar schreeuwen "kanker hier, kanker daar" het hield gewoon echt niet op.
Terwijl hij zo aan het schreeuwen was probeerde hij langs mij te komen om zo bij de vrouw te komen. Dit heb ik kunnen voorkomen door heel de tijd met hem mee te bewegen tijdens dat ik met de jongen mee bewoog en zijn weg versperde heb ik hem niet aangeraakt. Doordat de jongen naar voren liep en ik voor hem stond raakte hij mijn arm aan. Meteen daarna begon hij tegen mij te schreeuwen "Raak me niet aan". Daarbij maakte hij een slaande beweging met zijn linkerhand in de richting van mijn hoofd waardoor hij mijn bril van mijn hoofd heeft afgeslagen. Mijn bril is hierdoor gelukkig niet kapot gegaan. Ik hoorde dat de jongen riep "Als je niet aan de kant gaat dan steek ik deze pen in je nek". Ik zag dat hij een pen in een van zijn handen vast had. Ik hoorde dat hij maar bleef schreeuwen "Ik sla je voor je gezicht, deze pen gaat zo meteen door je kop heen, ik heb geen tijd voor dat tering gedoe hier en die kut ellende". Ik voelde me heel erg bedreigd door deze jongen.
De pen die hij in zijn hand had op het moment van de bedreigingen ligt nu op straat. Ik weet niet meer of hij nog bewegingen heeft gemaakt met de pen. Ik weet alleen dat hij de pen in zijn handen had op het moment dat hij zei dat hij mij in mijn nek zou steken met die pen.
Ik snap nog steeds niet hoe dit zo heeft kunnen lopen en waar de agressie van deze jongen vandaan kwam.
Ik kan de jongen als volgt omschrijven:
- 1.75 meter lang
- rond de 25 jaar
- een omhoog staand kapsel, donker haar
- licht getinte huidskleur
- rood shirt
- zwarte broek
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 oktober 2018, inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige 1] ;
Op 16 oktober 2016, om 12.15 uur, reed ik over de [straat] Tilburg. Ik reed in Toyota Yaris, kleur grijs, [kenteken] . Ik zag een bus van [bedrijf] pakketdienst mij tegemoet komen. Ik vond het te smal en gebaarde of de bestuurder aan de kant kon gaan. Ik zag dat de bestuurder meteen heel agressief reageerde en schreeuwde en gebaarde naar mij. Ik schrok hier van, wilde oprijden, maar had uit angst kennelijk mijn auto in zijn achteruit gezet. Ik reed vervolgens achteruit stapvoets tegen de bus aan. Ik stapte uit en de man stapte uit. Ik zag dat de bestuurder van de bus naar mij toe kwam en tegen mij begon te schreeuwen. Ik vond dat zo bedreigend dat ik dicht sloeg en niet meer wist wat ik moest doen. Ik hoorde alleen maar "kutwijf" en "mijn geld" en "je rijd tegen mijn bus." Een bestuurder van een andere auto die ook in de straat reed, zag kennelijk dat ik bang was en kwam tussen mij en de bestuurder van de [bedrijf] is instaan. Ik zag dat de bestuurder hierop kwaad werd tegen deze man. Ik hoorde hem schreeuwen en vloeken. Ik hoorde de bestuurder op een gegeven moment zeggen:" ik steek jou met deze pen door je strot heen!" De man had daarbij een pen in zijn hand en toonde die. De man zei nog meer, maar dat heb ik niet meer heb opgeslagen.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 december 2018, inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige 2] ;
Op 16 oktober 2018, tussen 12.00 uur en 13.00 uur ongeveer, stond ik voor mijn woning aan de [straat] te Tilburg. Ik hoorde op een gegeven moment hard geschreeuw in het begin van de straat. Toen het geschreeuw echter enkele minuten aanhield ben ik toch gaan kijken. Ik zag toen dat er in het begin van de straat een ogenschijnlijk pakketbezorger hard stond te schreeuwen tegen een oudere man en een oudere vrouw. Ik zag de vrouw enigs zins achter de oudere man stond en zag dat de boosheid van de pakketbezorger zich richtte op de oudere man. Ik zag dat de pakketbezorger bedrijfskleding droeg van hetzelfde bedrijf als waarvan een bestelauto vlak bij hem op de straat stil stond. Ik zag dat de pakketbezorger tijdens zijn tirade op een gegeven moment zijn pen liet vallen. Ik hoorde de oudere man hierop tegen de pakketbezorger zeggen: "Je laat je pen vallen." Ik hoorde hierop de pakketbezorger tegen de oudere man schreeuwen:" Als je niet oppast dan steek ik deze pen dadelijk door je strot en maak ik je af!" Dan wel woorden van gelijke strekking.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2018, inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
Op 16 oktober 2018, waren wij verbalisanten belast met de politie noodhulp in het politie teamgebied Tilburg Centrum. Omstreeks 12.25 uur, kregen wij de melding van een verkeersongeval waarbij een ruzie was ontstaan.
Ter plaatse troffen wij aangever [slachtoffer] , [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [verdachte] . Tevens troffen wij nog 2 getuigen die anoniem wensten te blijven. Na de verhalen aan te hebben gehoord verdachten wij [verdachte] van het bedreigen van aangever [slachtoffer] met de woorden:" Dan steek ik deze pen door jouw strot." Dan wel woorden van gelijke strekking.
De twee anonieme getuigen verklaarden aan ons verbalisanten dat zij niet wilden dat de verdachte ooit achter hun namen zouden kunnen komen. Zij verklaarden bang te zijn voor de verdachte door toedoen van het door de verdachte vertoonde gedrag. Wij hoorden hen echter beide bevestigen dat zij inderdaad hadden gehoord dat de verdachte tegen aangever [slachtoffer] had gezegd:" Dan steek ik deze pen door jouw strot." Dan wel woorden van gelijke strekking. Een van deze getuigen liet aan mij [verbalisant 1] vervolgens een video zien die hij van de verdachte had opgenomen. Ik [verbalisant 1] bekeek deze video en zag daarop het volgende:
De [verdachte] stond dicht tegenover aangever [slachtoffer] , [verdachte] kwam dreigend over door zijn houding. Hij gebaarde veel met zijn handen dit deed hij met kracht. Hij wees dat aangever [slachtoffer] aan de kant moest gaan. De uitdrukking van zijn gezicht was boos. Ik zag dat [verdachte] agressief overkwam, aangever [slachtoffer] deed een stap achteruit maar was niet voornemens om aan de kant te gaan zodat [verdachte] niet bij [getuige 1] kon komen.
5.
De door de verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 28 februari 2022;
Ik was op 16 oktober 2018 aan het werk voor [bedrijf] . Ik reed door een straat in Tilburg waar ik op een gegeven moment moest uitwijken naar recht omdat een mevrouw (
het hof begrijpt: [getuige 1] )in een kleinere auto een manoeuvre maakte die ik niet begreep. Ze reed op een gegeven moment achteruit tegen mijn bus. Ik had een bepaalde werkdruk en om die reden was ik uitgestapt en naar haar toegegaan. (…) Ik was op dat moment boos en geïrriteerd. Kort voor dit voorval was er een soortgelijk incident waarbij een collega zijn baan was kwijtgeraakt. Als reactie daarop was ik angstig. Ik was die dag wel gestrest. (…) Ik was op dat moment ook opgefokt.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern het volgende aangevoerd.
Volgens de verdediging staat vast dat er op 16 oktober 2018 in Tilburg een verkeersruzie heeft plaatsgevonden, maar meer dan dat is het volgens de verdediging niet geweest. De verklaringen van aangever, de getuigen en de verdachte lopen op wezenlijke punten uiteen waardoor niet gesproken kan worden van wettig en overtuigend bewijs voor bedreiging. Zo verklaart de ene getuige over bedreiging door te slaan en de andere getuige over bedreiging met het steken van een pen. Van deze pen wordt vervolgens door niet alle omstanders melding gemaakt. Mede gelet op het feit dat de beelden die door de politie zijn bekeken, abusievelijk zijn verwijderd, kan volgens de verdediging niet zonder enige twijfel worden bewezenverklaard dat de verdachte de tenlastegelegde of soortgelijke woorden heeft gebruikt waardoor de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 16 oktober 2018 omstreeks 12.15 uur op de [straat] te Tilburg [getuige 1] achteruit tegen de bestelbus van verdachte is aangereden. De verdachte is hierop uit de auto gestapt waarna er een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [getuige 1] . Op enig moment is aangever naar verdachte en [getuige 1] toegelopen waarna de agressie van de zijde van de verdachte zich verplaatste naar aangever. Volgens aangever, [getuige 1] , [getuige 2] en de twee anonieme getuigen heeft de verdachte aangever bedreigd met de woorden ‘
Als je niet aan de kant gaat dan steek ik deze pen in je nek,althans soortgelijke bewoordingen. Door aangever, [getuige 1] en [getuige 2] is deze pen ook gezien.
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangever heeft bedreigd met zware mishandeling.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij op 16 oktober 2018 aangever heeft bedreigd met zware mishandeling naar aanleiding van een verkeersincident.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 januari 2022 waaruit volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing en hetgeen door en namens de verdachte ter zitting naar voren is gebracht.
Gelet op het vorenstaande, in het bijzonder de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, acht het hof een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 14 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O.A.J.M. Lavrijssen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.