ECLI:NL:GHSHE:2022:954

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
20-001416-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan de productie van synthetische drugs in eendaadse samenloop

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de productie van synthetische drugs, specifiek amfetamine en MDMA, en voorbereidingshandelingen daartoe. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar het hof kwam tot een andere conclusie. Het hof oordeelde dat de verdachte, door zijn loods ter beschikking te stellen voor de productie van synthetische drugs, opzettelijk behulpzaam was geweest bij dit feit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen was in zijn handelen, maar dat hij ook op de hoogte moest zijn van de activiteiten die in zijn loods plaatsvonden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Het hof heeft de inbeslaggenomen aggregaat verbeurd verklaard. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001416-18
Uitspraak : 25 maart 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 11 april 2018, in de strafzaak met parketnummer 01-865024-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de verdachte vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit, de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten bewezenverklaard en deze gekwalificeerd als de eendaadse samenloop van:
  • ‘medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’ (feit 1 subsidiair) en
  • ‘een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden en bevorderen, door een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit te verschaffen’ (feit 2).
De verdachte is daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de inbeslaggenomen aggregaat verbeurdverklaard. Tot slot is het bevel tot voorlopige hechtenis voor onbepaalde tijd geschorst.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren;
  • de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest;
  • de inbeslaggenomen aggregaat verbeurd zal verklaren.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij een strafmaatverweer gevoerd, waarbij is bepleit om te volstaan met oplegging van een taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 23 februari 2017 te Leende, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiair
een of meerdere tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 23 februari 2017 te Leende, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een)(grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij/tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 23 februari 2017 te Leende, gemeente Heeze-Leende, en/of een of meer (andere) gemeente(n) in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- een (deel van een) loods (de opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of productieruimte) te laten huren en/of ter beschikking te stellen en/of
- beveiligingscamera's en/of bewegingsmelders ter controle en/of beveiliging van de opslagruimte en/of productielocatie te (laten) plaatsen, althans de plaatsing van beveiligingscamera's en/of bewegingsmelders ter controle en/of beveiliging van de opslagruimte en/of productielocatie toe te staan en/of
- aanpassingen aan de elektriciteitsvoorziening en/of watertoevoer in en/of bij de loods te (laten) maken en/of toe te staan en/of
- de toegangsweg naar de opslagruimte en/of productielocatie (voor derden) te belemmeren door het (laten) storten van een (grote) hoeveelheid zand;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 23 februari 2017 te Leende, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk vervaardigen van amfetamine en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- ( telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- ( telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een (deel van een) loods, gelegen aan de [adres] te Leende, gemeente Heeze-Leende, (als opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of als productieruimte) laten huren en/of ter beschikking gesteld en/of
- beveiligingscamera's en/of bewegingsmelders ter controle en/of beveiliging van de opslagruimte en/of productielocatie (laten) plaatsen, althans de plaatsing van beveiligingscamera's en/of bewegingsmelders ter controle en/of beveiliging van de opslagruimte en/of productielocatie toegestaan en/of
- aanpassingen aan de elektriciteitsvoorziening en/of watertoevoer in en/of bij de loods (laten) maken en/of toegestaan en/of
- de toegangsweg naar de opslagruimte en/of productielocatie (voor derden) belemmerd door het (laten) storten van een (grote) hoeveelheid zand, en/of
- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling voorhanden gehad, waaronder: een of meerdere ketels en/of een elektrische verwarmingsdekens en/of spiraalkoelers en/of
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder: een grote hoeveelheid jerrycans en/of vaten en/of trechters en/of maatbekers en/of gasflessen en/of een roermotor en/of droogrekken en/of
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder: PMK en/of BMK en/of N-formylamfetamine en/of natriumhydroxide en/of APAAN en/of APAA en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of aceton en/of fosforzuur en/of formamide en/of methanol en/of mierenzuur.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van feit 1 primair
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Het hof overweegt daartoe, grotendeels in lijn met de overwegingen van de rechtbank, het volgende.
Het hof overweegt allereerst dat niet is gebleken dat de verdachte zelf in het deel van de loods aanwezig is geweest waar de synthetische drugs werden geproduceerd en dat ook anderszins niet uit het dossier is op te maken dat verdachte zelf direct betrokken is geweest bij het produceren van deze drugs. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zelfstandig MDMA en amfetamine heeft geproduceerd en aldus als pleger kan worden aangemerkt.
Met betrekking tot de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het produceren van synthetische drugs overweegt het hof als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen bij de productie van synthetische drugs onvoldoende is komen vast te staan. Er is geen bewijs voor een gezamenlijke uitvoering van de productie van synthetische drugs en de bijdrage van de verdachte aan deze productie is naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht om van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking te spreken.
Voorts is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van MDMA en/of amfetamine. Uit het dossier blijkt dat het deel van de loods waarin het drugslab is aangetroffen, was afgescheiden van het overige (voor de verdachte wel toegankelijke) deel van de loods en dat de deur die toegang gaf tot dat deel was afgesloten. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zelf in dat deel van de loods kwam of kon komen en ook anderszins is het hof niet gebleken dat de drugs zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden.
Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
een of meerdere tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) in de periode van 1 november 2016 tot en met 23 februari 2017 te Leende, gemeente Heeze-Leende, opzettelijk heeft/hebben bereid en bewerkt en verwerkt en vervaardigd een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, bij/tot het plegen van welke misdrijven hij, verdachte, in de periode van 1 november 2016 tot en met 23 februari 2017 te Leende, gemeente Heeze-Leende, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk heeft verschaft door:
- een (deel van een) loods (de opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en productieruimte) ter beschikking te stellen en
- beveiligingscamera's en bewegingsmelders ter controle en/of beveiliging van de opslagruimte en/of productielocatie te (laten) plaatsen, althans de plaatsing van beveiligingscamera's en bewegingsmelders ter controle en/of beveiliging van de opslagruimte en/of productielocatie toe te staan en
- aanpassingen aan de watertoevoer in en/of bij de loods te (laten) maken en/of toe te staan;
2.
hij in de periode van 1 november 2016 tot en met 23 februari 2017 te Leende, gemeente Heeze-Leende, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine en MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) gelegenheid en middelen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen
hebbende hij, verdachte,
- een deel van een loods, gelegen aan de [adres] te Leende, gemeente Heeze-Leende, (als opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of als productieruimte) ter beschikking gesteld en
- beveiligingscamera's en bewegingsmelders ter controle en/of beveiliging van de opslagruimte en/of productielocatie (laten) plaatsen althans de plaatsing van beveiligingscamera's en/of bewegingsmelders ter controle en/of beveiliging van de opslagruimte en/of productielocatie toegestaan en
- aanpassingen aan de watertoevoer in en/of bij de loods (laten) maken en/of toegestaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn niet in de publicatie opgenomen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft consistent verklaard dat hij het deel van de loods waar het drugslab is aangetroffen, in goed vertrouwen had verhuurd aan een persoon genaamd [naam] . Hij heeft verklaard dat hij nooit in dat deel van de loods kwam, geen sleutel van de deur aan de achterzijde had en nooit iets vreemds heeft gezien of geroken. Ook overigens zijn er in het dossier geen aanwijzingen dat de verdachte enige wetenschap had van wat er gebeurde in het deel van de loods waar het drugslab is aangetroffen. Derhalve kan niet worden bewezen dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot en behulpzaam is geweest bij de productie van amfetamine en MDMA.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte medeplichtig is geweest bij de productie van de synthetische drugs (feit 1 subsidiair). Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte was gericht op de behulpzaamheid zelf en dat het (voorwaardelijk) opzet was gericht op het gepleegde misdrijf (hier: de productie van synthetische drugs).
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de loods op het perceel aan de [adres] te Leende een grote productieplaats, verdeeld over zeven ruimtes, voor de productie van MDMA en amfetamine is aangetroffen. Uit de hoeveelheid aangetroffen stoffen, chemicaliën, verbroken verzegelingen van de waterstofgascilinders en het aangetroffen afval kan worden geconcludeerd dat in de productieplaats op zeer grote schaal kon worden geproduceerd en ook daadwerkelijk is geproduceerd.
De verdachte is eigenaar van het erf waarop de loods stond. Hij heeft verklaard dat hij het deel van de loods waar het drugslab is aangetroffen, heeft verhuurd aan een persoon genaamd [naam] . Het hof hecht geen geloof aan deze verklaring. Allereerst komt het hof het volstrekt onwaarschijnlijk voor dat de verdachte een grote ruimte in een loods verhuurde aan een persoon die hij naar eigen zeggen (vrijwel) nooit zag, van wie hij geen telefoonnummer had, zonder vooraf een huurcontract op te stellen en concrete afspraken te maken over de huurprijs en zelfs zonder betaald te krijgen (p. 349).
Daarnaast heeft de verdachte geen enkele informatie gegeven om deze schimmige verhuurconstructie te onderbouwen, zodat zijn verklaring niet verifieerbaar is en niet op juistheid kan worden getoetst. Hij heeft slechts een voornaam van de vermeende huurder genoemd, zonder daarbij nadere persoons- of contactgegevens te verstrekken.
Tot slot stelt het hof vast dat er in het onderzoek geen personen naar voren zijn gekomen die de verklaring van de verdachte op dit punt ondersteunen, integendeel.
De verdachte heeft verklaard dat een vriend van hem, [getuige 1] , deze [naam] bij hem heeft geïntroduceerd om de loods te huren. [getuige 1] is daarover door de politie gehoord, maar heeft met klem ontkend dat hij iemand naar de verdachte heeft gestuurd om de loods te huren en heeft verklaard geen [naam] te kennen (p. 286). [getuige 1] is ter terechtzitting in hoger beroep hierover nogmaals gehoord en heeft deze verklaring toen herhaald. Ook andere personen uit de directe omgeving van de verdachte, zoals de neef van de verdachte [getuige 2] , zijn echtgenote [getuige 3] en zijn zoon [getuige 4] , hebben verklaard dat de naam [naam] hen niets zegt.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte met betrekking tot de verhuur van de loods als ongeloofwaardig en derhalve niet aannemelijk geworden terzijde moet worden gesteld.
Gelet op de enorme omvang van het aangetroffen drugslab, het gebrek aan bewijs dat de verdachte zelf in de loods is geweest en de omstandigheid dat uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte contact zocht met een persoon/personen in de loods (door te roepen en op de deur te kloppen), staat voor het hof evenwel vast dat de verdachte niet alleen heeft geopereerd, maar dat een ander of anderen zich in de productieruimte bezig hebben gehouden met de productie van de synthetische drugs.
Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat de verdachte heeft geweten dat wat er in zijn loods gebeurde het daglicht niet kon verdragen.
Het hof betrekt in dit kader allereerst dat het drugslab in de loods op zijn terrein groots was opgezet. De productielocatie was opgedeeld in zeven ruimtes die ieder voor zich een doel dienden binnen het productieproces. Daarmee zijn veel chemicaliën, hardware en grondstoffen ten behoeve van de productie van synthetische drugs gemoeid geweest. Deze voorwerpen zijn niet uit de lucht komen vallen, maar moeten op enig moment het buitenterrein en de loods binnen zijn gebracht. Verder moet het eindproduct (de amfetaminepasta en MDMA-base) van het terrein zijn afgevoerd. Nu de verdachte woonachtig was in de woning die op het erf aan de [adres] staat en de loods waarin de productielocatie is aangetroffen alleen bereikbaar is via een van de twee opritten die links en rechts van deze woning waren gelegen, kan dit alles de verdachte niet zijn ontgaan.
Ook acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij de geur van synthetische drugs nooit heeft geroken, niet geloofwaardig. In dit verband acht het hof van belang dat twee getuigen ( [getuige 5] en [getuige 6] ) hebben verklaard dat zij een opmerkelijke geur roken in de omgeving van de loods, welke door [getuige 5] werd omschreven als een ‘chemische geur’. Voorts roken zowel verbalisanten [verbalisant 1] als [verbalisant 2] bij het betreden van de loods, terwijl het drugslab op dat moment niet (meer) in werking was, direct een geur die zij ambtshalve herkenden als de geur van synthetische drugs. Verbalisant [verbalisant 3] rook zelfs buiten, aan de linkerzijde van de loods, een zeer sterke chemische lucht. Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte wel eens langs de linkerzijde naar de achterzijde van de loods liep, in elk geval op 17 februari 2017. Volgens de verdachte kwam hij één keer per week aan de achterzijde van de loods. Gelet op dit alles kan deze geur van synthetische drugs de verdachte niet zijn ontgaan.
Verder heeft het hof acht geslagen op de verschillende handelingen die de verdachte heeft verricht in/aan/bij de loods en die het productieproces ten goede kwamen.
Het hof stelt vast dat op initiatief van de verdachte een wandje in de loods is geplaatst, waarmee de productieplaats in het achterste deel werd afgescheiden van het voorste deel waarin caravans werden opgeslagen. De verdachte heeft wisselend verklaard over de reden waarom dit wandje moest worden geplaatst, zodat het hof deze verklaringen niet aannemelijk acht. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij zijn caravans in het voorste deel tegen schade wilde beschermen (p. 346, 352 en 353), maar ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 28 maart 2018 heeft hij verklaard dat dit wandje werd geplaatst vanwege de verf en nevel die door de spuitwerkzaamheden aan de achterzijde van de loods zouden vrijkomen.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij de water- en rioolaansluiting in de loods heeft gemaakt en dat hij zelf de slang heeft doorgetrokken naar het achterste gedeelte.
Met medeweten van de verdachte zijn er ook beveiligingscamera’s en bewegingssensoren geplaatst. De verdachte heeft verklaard dat hij deze op verzoek van ‘ [naam] ’ heeft laten plaatsen. Zoals hiervoor al is overwogen, acht het hof het verhaal van de verdachte met betrekking tot de verhuurconstructie en de zogenaamde huurder genaamd ‘ [naam] ’ niet geloofwaardig. Dit geldt evenzeer voor de gang van zaken met betrekking tot het installeren van de camera’s en sensoren.
Het hof betrekt hierbij dat de verdachte ook hierover wisselend en inconsistent heeft verklaard. Toen aan hem werd gevraagd of het perceel (aan de [adres] te Leende) werd beveiligd, antwoordde hij eerst vastberaden met “Helemaal niks, nul.”. Pas nadat de politie de verdachte voorhield dat er camera’s en sensoren op het terrein waren aangetroffen, verklaarde de verdachte dat hij deze (op verzoek van ‘ [naam] ’) heeft laten plaatsen. De verdachte heeft hiervoor verschillende redenen opgegeven: zodat ‘ [naam] ’ geen ‘gekke dingen’ kon doen en hij, verdachte, hem in de gaten kon houden (p. 354), en in hoger beroep omdat het terrein vrij toegankelijk was en ‘ [naam] ’ daarom camera’s wilde ophangen (p. 3 van het proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 maart 2021). Beide versies zijn dan weer in strijd met de verklaring van [getuige 2] . Hij heeft verklaard dat hij de verdachte heeft gevraagd naar de camera’s en dat de verdachte toen tegen hem zei dat deze waren opgehangen omdat hij voorwerpen miste van zijn erf en ook leden van de carnavalsvereniging dingen misten. [getuige 2] hoorde achteraf echter van leden van de carnavalsvereniging dat er bij hen niets was weggenomen.
Het hof merkt daarnaast op dat getuige [getuige 7] heeft verklaard dat de verdachte tegen hem had gezegd dat hij de lamp die verbinding had met de bolcamera K en bewegingssensor zelf had geplaatst.
Daarnaast acht het hof de gang van zaken met betrekking tot de tekoopstelling van het perceel dubieus. Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachte in 2013 opdracht heeft gegeven tot verkoop van zijn perceel. In maart 2016 is de verkoop echter op verzoek van de verdachte stilgelegd c.q. op ‘vertrouwelijk’ gezet, hetgeen inhoudt dat het pand alleen nog zichtbaar was voor makelaars, maar uit de zichtbare verkoop was gehaald en van Funda was verwijderd. Pas in 2017, enige tijd na de ontdekking van het drugslab, is de verkoop weer in volle omvang hervat, zo heeft verkoopmakelaar [getuige 8] tijdens de behandeling in hoger beroep als getuige verklaard.
De hiervoor genoemde handelingen, aanpassingen en voorzorgsmaatregelen, in onderlinge samenhang bezien, laten naar het oordeel van het hof geen andere conclusie toe dan dat deze erop waren gericht om het drugslab aan het zicht te onttrekken, in de gaten te kunnen houden en daar ongestoord synthetische drugs te kunnen produceren.
Dit alles heeft de verdachte gedaan en/of laten gebeuren terwijl algemeen bekend is dat in schuren/loodsen in het agrarisch gebied van de provincie Noord-Brabant met enige regelmaat productieplaatsen voor synthetische drugs worden ingericht.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, het geheel van gedragingen van de verdachte, het rookgordijn dat hij daarover heeft opgehouden en het feit dat hij niet open is geweest over aan wie hij het achterste deel van de loods ter beschikking heeft gesteld, is het hof van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte (tenminste) willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in het achterste deel van de loods amfetamine en MDMA werden geproduceerd.
De verdachte is opzettelijk behulpzaam is geweest bij dit feit en bij de voorbereidingshandelingen daartoe door een ander/anderen opzettelijk de gelegenheid en middelen te verschaffen tot het plegen van dit feit door de loods ter beschikking te (blijven) stellen en (onder meer) toe te staan dat het wandje werd geplaatst en de beveiligingscamera’s en bewegingssensoren werden geplaatst.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde in eendaadse samenloop heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van medeplichtigheid aan/tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

en

om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan productie van synthetische drugs (amfetamine en MDMA) en voorbereidingshandelingen daartoe, in eendaadse samenloop gepleegd, door zijn loods daarvoor ter beschikking te stellen. Daarmee heeft verdachte de producenten van synthetische drugs gefaciliteerd. De productie van en handel in synthetische drugs is een groot maatschappelijk probleem. Het is algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs zeer schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien gaan overtredingen van de Opiumwet vaak gepaard met andere vormen van zware criminaliteit. Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de productie veelal illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Voorts wijst het hof op de vele risico’s die gepaard gaan met het opslaan en bewerken van diverse chemicaliën in een illegaal drugslab, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige stoffen. Kennelijk heeft de verdachte deze gevaren op de koop toegenomen, althans heeft hij zich daardoor niet laten weerhouden. De verdachte heeft zich ingelaten met deze illegale activiteiten kennelijk om extra inkomsten te verwerven, zonder rekening te houden met de negatieve effecten voor anderen.
Het hof is niet gebleken dat de verdachte doordrongen is van het kwalijke van zijn gedrag. Hij heeft gedurende het gehele proces geen openheid van zaken gegeven, maar in plaats daarvan volhard in zijn ontkenning en verzonnen verhaal.
Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft met betrekking tot de persoon van verdachte acht geslagen op de inhoud van het hem uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 januari 2021 waaruit volgt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij bedrijfsleider is en inmiddels 51 mensen in dienst heeft, dat hij nog altijd actief is in het verenigingsleven en dat hij ambities heeft om terug te keren in de politiek. Ook heeft hij verklaard dat hij nog steeds in de woning aan de [adres] woonachtig is maar voornemens is om het perceel te verkopen.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Hoewel de rechtbank ook tot deze afweging is gekomen, is het hof van oordeel dat, indien geen sprake zou zijn van overschrijding van de redelijke termijn, met een gevangenisstraf van 12 maanden onvoldoende recht wordt gedaan aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, in beginsel passend en geboden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak evenwel nog het volgende.
De verdachte heeft op 25 april 2018 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 25 maart 2022 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met 23 maanden overschreden, terwijl dit niet aan de verdachte valt toe te rekenen.
Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat de op te leggen gevangenisstraf zal worden gematigd met 2 maanden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
De in beslag genomen aggregaat, volgens opgave van de verdachte niet aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan bewezenverklaarde is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 48, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een aggregaat ( [goednummer] ).
Aldus gewezen door:
mr. B. Stapert, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. M.A.A. van Capelle, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 25 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.A.A. van Capelle is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.