Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- zijn arm terug te trekken,
- zich in tegengestelde richting te bewegen dan die [verbalisant 2] hem trachtte te bewegen,
- door die [verbalisant 2] naar voren te trekken,
- door zich los te rukken,
- door die [verbalisant 1] te duwen,
- door de armen van die [verbalisant 1] weg te slaan,
- door die [verbalisant 1] tegen de benen te trappen,
- door die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
- door die [verbalisant 2] aan de arm te trekken,
- zijn arm terug te trekken,
- zich in tegengestelde richting te bewegen dan die [verbalisant 2] hem trachtte te bewegen,
- door die [verbalisant 2] naar voren te trekken,
- door zich los te rukken,
- door die [verbalisant 1] te duwen,
- door de armen van die [verbalisant 1] weg te slaan,
- door die [verbalisant 1] tegen de benen te trappen,
- door die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en
- door die [verbalisant 2] aan de arm te trekken,
BESLISSING
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag;
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis;
[verbalisant 1]ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met haar mededader hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag is;
[verbalisant 1]gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
[verbalisant 1], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2019 tot aan de dag der voldoening en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 5 (vijf) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;