ECLI:NL:GHSHE:2023:1060

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
200.321.054_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van een moeder over haar minderjarige kind na ernstige bedreiging van de ontwikkeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2019. De moeder, die momenteel gedetineerd is, heeft in het verleden geprobeerd haar kind te verwonden tijdens een psychose. Sinds 21 september 2020 staat [minderjarige 1] onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en woont hij bij pleegouders. De rechtbank heeft op 7 oktober 2022 het gezag van de moeder beëindigd en de GI tot voogd benoemd. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing, met het verzoek om het gezag te herstellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2023 heeft de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. B. Willemsen, haar standpunt toegelicht. Ze betoogde dat ze in staat is om binnen een aanvaardbare termijn voor [minderjarige 1] te zorgen en dat het in zijn belang is om het gezag te behouden. De raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben echter betoogd dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] ernstig wordt bedreigd als het gezag van de moeder niet wordt beëindigd. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de zorg voor [minderjarige 1] op zich te nemen, gezien haar huidige situatie en de ernst van het verleden.

Het hof heeft geoordeeld dat het belang van [minderjarige 1] bij duidelijkheid over zijn toekomstperspectief zwaarder weegt dan het belang van de moeder om met het gezag belast te blijven. De beslissing van de rechtbank om het gezag van de moeder te beëindigen is dan ook bekrachtigd. De moeder blijft echter altijd de moeder van [minderjarige 1] en haar rol in zijn leven blijft van groot belang, zoals ook door de raad, de GI en de pleegouders is aangegeven.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 30 maart 2023
Zaaknummer : 200.321.054/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/305213 / FA RK 22-1859
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
thans verblijvende in de [PI] , locatie [locatie] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B. Willemsen,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op
[geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI);
- [pleegouders] , hierna te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 januari 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek dat strekt tot beëindiging van het gezag van de moeder over [minderjarige 1] af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 9 februari 2023, heeft de raad verzocht de beschikking waarvan beroep in stand te laten en het hoger beroep van de moeder af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 februari 2023.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Willemsen en door de tolk in de Poolse taal
[de tolk] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de pleegouders.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 16 februari 2023;
- het tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder overgelegde stuk, te weten een reclasseringsadvies met betrekking tot de moeder van 15 februari 2023.

3.De beoordeling

3.1.
[minderjarige 1] en de moeder hebben de Poolse nationaliteit. Gelet hierop heeft de zaak een internationaal karakter. Dit vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.
3.2.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de heer [de vader] (hierna: de vader) is [minderjarige 1] geboren.
Tot aan de datum van de bestreden beschikking oefende de moeder het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige 1] uit.
3.3.
[minderjarige 1] staat sinds 21 september 2020 onder toezicht van de GI en hij is op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds die datum uithuisgeplaatst. Deze maatregelen zijn daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 21 september 2023.
[minderjarige 1] woont in het gezin van de pleegouders.
3.4.
De moeder is bij vonnis van 12 maart 2021 door de strafkamer van de rechtbank voor poging tot doodslag op [minderjarige 1] veroordeeld tot een gevangenisstraf en tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
De moeder is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. Het hoger beroep bij het hof loopt nog.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het gezag van de moeder over [minderjarige 1] beëindigd en de GI tot voogdes over hem benoemd.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.7.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
De moeder vindt het afschuwelijk dat zij [minderjarige 1] tijdens een psychose heeft verwond. Zij bagatelliseert dit zeker niet zoals de rechtbank heeft overwogen.
Het is echter niet in het belang van [minderjarige 1] om het gezag van de moeder over hem te beëindigen. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld kan de moeder binnen een aanvaardbare termijn perspectief aan [minderjarige 1] bieden. Uit de actualisatie van het psychiatrisch en psychologisch onderzoek in de strafzaak blijkt dat de moeder hard aan zichzelf heeft gewerkt. De moeder gebruikt geen psychofarmaca meer. Terbeschikkingstelling met voorwaarden achten de deskundigen niet meer noodzakelijk. Behandeling in ambulante vorm als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel wordt mogelijk geacht. De moeder staat hiervoor open. De detentie van de moeder zal dan ook waarschijnlijk snel tot een einde komen. In de strafzaak heeft de reclassering een positief advies uitgebracht over schorsing van de voorlopige hechtenis van de moeder. Een verzoek daartoe zal een dezer dagen door de strafadvocaat van de moeder bij het hof worden ingediend. Het belang van [minderjarige 1] is erbij gediend om de uitkomst van de strafzaak in hoger beroep af te wachten, zodat er duidelijkheid is over het toekomstperspectief van de moeder.
Na haar invrijheidstelling zal de vader met de broer van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , naar Nederland terugkeren om de moeder te ondersteunen. De moeder wil geen affectieve relatie meer met de vader.
De moeder beseft dat [minderjarige 1] vermoedelijk verder in het pleeggezin zal opgroeien. Hier heeft zij zich inmiddels min of meer bij neergelegd.
De moeder is verder van mening dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige 1] als de moeder het gezag over hem behoudt. In de afgelopen jaren heeft de GI de moeder stelselmatig gepasseerd wanneer er beslissingen over [minderjarige 1] moesten worden genomen. Een taalbarrière mag daarvoor geen reden zijn, ook omdat de moeder zich inmiddels prima in de Nederlandse taal kan uitdrukken.
De moeder heeft zich wel degelijk ingezet om in het belang van [minderjarige 1] te handelen, maar diverse zaken zoals het aanvragen van een paspoort voor [minderjarige 1] zijn in de penitentiaire inrichting moeilijk te realiseren. Zodra de moeder op vrije voeten is, zal zij in alle gevallen meewerken aan te nemen gezagsbeslissingen over [minderjarige 1] . De praktische problemen die voortkomen uit de detentiesituatie, bestaan dan niet meer. De moeder is dan goed bereikbaar. Nu de moeder zo ver is gevorderd in haar ontwikkeling en zij waarschijnlijk binnenkort niet meer gedetineerd zal zijn, heeft zij emotioneel moeite met de beëindiging van haar gezag. Het voelt voor haar als een stap terug.
3.8.
De raad voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
In deze zaak is de aanvaardbare termijn voor [minderjarige 1] om in onzekerheid te blijven over zijn toekomstperspectief verstreken. Zolang niet volkomen duidelijk is dat [minderjarige 1] in het pleeggezin zal blijven wonen, wordt hij ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [minderjarige 1] woont daar al een hele tijd en hij is veilig gehecht aan de pleegouders. Het incident dat heeft plaatsgevonden is heel heftig geweest voor [minderjarige 1] . Naast het meemaken van dit heftige incident is hij (in elk geval tijdelijk) ook de voor hem bekende personen kwijt geraakt: de moeder, maar ook de vader en zijn broer [minderjarige 2] . Hem opnieuw blootstellen aan een hechtingsbreuk zal zijn ontwikkeling ernstig bedreigen en dit moet te allen tijde worden voorkomen. Verder blijken ook uit het geactualiseerde rapport in de strafzaak nog steeds zorgen over het functioneren van de moeder. Zij is nog niet behandeld voor haar persoonlijke problematiek.
Een en ander betekent zeker niet dat de moeder buitenspel zal worden gezet. Onderzocht zal moeten worden wat het biologische systeem kan betekenen voor [minderjarige 1] . Dit is zijn afstamming, zijn bloedband. Dat is belangrijk voor hem. De raad ziet zeker ook mogelijkheden bij de moeder. Het traject is zwaar, maar er zijn wel aanknopingspunten dat het beter zal gaan met de moeder. Maar de moeder is er nog lang niet. Zij heeft nog een lange weg te gaan. Bekeken zal moeten worden hoe uiteindelijk het contact tussen de moeder en haar familie en [minderjarige 1] eruit gaat zien.
Het vrijwillige kader is in deze zaak geen optie. De belangen van [minderjarige 1] komen dan in het geding.
3.9.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende naar voren gebracht.
Het opvoedperspectief van [minderjarige 1] ligt in het pleeggezin. De aanvaardbare termijn is verstreken. Dit staat los van de uitkomst van de strafzaak in hoger beroep. [minderjarige 1] is veilig gehecht binnen het pleeggezin en, gezien zijn zeer jonge leeftijd bij plaatsing, ziet [minderjarige 1] het pleeggezin als zijn thuis. [minderjarige 1] ontwikkelt zich leeftijdsadequaat. Als hij niet langer bij de pleegouders zou kunnen blijven wonen, zou er opnieuw sprake zijn van een hechtingsbreuk. Voor alle betrokkenen is duidelijkheid in de vorm van beëindiging van het gezag van de moeder belangrijk.
De moeder en haar familie kunnen voor het welzijn van [minderjarige 1] zeker een rol blijven spelen.
3.10.
De pleegouders hebben tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende verklaard.
Het gaat heel goed met [minderjarige 1] . Hij is wel een jongen die van voorspelbaarheid houdt en de veiligheid van thuis opzoekt. Hij heeft daar meer behoefte aan dan de andere pleegkinderen in het gezin. [minderjarige 1] heeft duidelijkheid nodig over waar hij kan opgroeien.
De moeder heeft erg haar best gedaan. Elke twee weken videobelt zij drie kwartier lang met [minderjarige 1] . Dit is een hele klus, omdat [minderjarige 1] pas drie jaar oud is. De moeder doet het heel erg goed met het videobellen. Zij dient een grote rol te blijven spelen in het leven van [minderjarige 1] . Ook met de familie van de moeder hebben de pleegouders een goed contact.
Het oordeel van het hof
3.11.1.
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
3.11.2.
Het hof is van oordeel dat aan de hiervoor onder a genoemde grond om het gezag van de moeder over [minderjarige 1] te beëindigen is voldaan en dat deze maatregel ook noodzakelijk is in het belang van [minderjarige 1] . Het hof heeft hiervoor de volgende redenen.
[minderjarige 1] is toen hij zeven maanden oud was, na een heftig incident, in het pleeggezin geplaatst en hij verblijft daar nu bijna drie jaar. [minderjarige 1] heeft de belangrijkste hechtingsfase doorgemaakt in het pleeggezin. Hij is veilig gehecht aan de pleegouders en hij ontwikkelt zich goed, zo is uit de stukken en de mondelinge behandeling gebleken.
Het hof is van oordeel dat de moeder niet in staat moet worden geacht om binnen een voor [minderjarige 1] aanvaardbare termijn weer de verzorging en opvoeding voor haar rekening te nemen. Deze aanvaardbare termijn is voor [minderjarige 1] inmiddels ruimschoots overschreden. Het pleeggezin is voor [minderjarige 1] een veilige en voorspelbare opvoedingsomgeving. Het is in het belang van [minderjarige 1] dat hij daar verder kan opgroeien. Een nieuwe hechtingsbreuk - ditmaal met de pleegouders - zou de ontwikkeling van [minderjarige 1] ernstig bedreigen.
De onzekerheid over het toekomstperspectief van [minderjarige 1] blijft voortduren zolang de maatregelen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing jaarlijks zouden moeten worden verlengd. De moeder heeft weliswaar gesteld te beseffen dat [minderjarige 1] vermoedelijk in het pleeggezin verder zal opgroeien, maar het hof is er niet van overtuigd geraakt dat de moeder de plaatsing van [minderjarige 1] in het pleeggezin (volledig) accepteert. Daar komt bij dat de moeder nog een lange weg te gaan heeft. Het hof heeft waardering voor de positieve ontwikkeling die de moeder inmiddels in detentie heeft ingezet. Behandeling van haar persoonlijke problematiek moet echter nog aanvangen en er zal nog heel wat van de moeder worden gevraagd wanneer ze buiten de gestructureerde en begrensde omgeving van de PI haar bestaan weer zal moeten opbouwen. De zorg hierover ziet het hof ook terug in de door de reclassering voorgestelde op te leggen voorwaarden bij een eventuele schorsing van de detentie.
Het belang van [minderjarige 1] is gediend bij een duidelijk toekomstperspectief en bevestiging van zijn verblijf in de huidige setting. Ook voor alle andere betrokkenen dient duidelijk te zijn waar [minderjarige 1] tot aan zijn volwassenheid zal opgroeien, zodat de stabiele situatie die er thans is gewaarborgd blijft voor de toekomst. Onder deze omstandigheden moet naar het oordeel van het hof aan het belang van [minderjarige 1] bij duidelijkheid over zijn perspectief een zwaarder wegende betekenis worden toegekend dan aan het belang van de moeder om met het gezag belast te blijven. Het verzoek van de moeder om de beslissing in deze zaak aan te houden totdat in de strafzaak tegen de moeder in hoger beroep uitspraak is gedaan, wijst het hof dan ook af. Gelet op het voorgaande oordeelt het hof een beëindiging van het gezag van de moeder in dit geval noodzakelijk en gerechtvaardigd en niet in strijd met artikel 8 EVRM.
Het hof wijst er ten slotte op dat de moeder, ondanks de beëindiging van haar ouderlijk
gezag, altijd de moeder van [minderjarige 1] blijft en dat haar rol in het leven van [minderjarige 1]
onverminderd van groot belang blijft, zoals ook de raad, de GI en de pleegouders aangeven.
3.12.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven van de moeder niet slagen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van
7 oktober 2022;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, H. van Winkel en H.M.A.W. Erven en is op 30 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.