ECLI:NL:GHSHE:2023:1121

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
200.316.662_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorg- en omgangsregeling tussen vader en minderjarigen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, waarin een zorgregeling voor zijn minderjarige kinderen is afgewezen. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.A.C. Snel, verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en een zorgregeling vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N. Kloth, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure en heeft geadviseerd om voorlopig geen omgang te laten plaatsvinden, gezien de recente terugval van de vader in zijn verslaving. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 23 maart 2023 gehouden, waarbij beide ouders en de raad zijn gehoord. De vader heeft zijn situatie toegelicht en zijn wens om contact met de kinderen te herstellen benadrukt, maar het hof oordeelt dat de kinderen momenteel rust en stabiliteit nodig hebben. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader af, met de overweging dat de vader zijn behandeltraject moet voortzetten voordat er opnieuw naar omgang kan worden gekeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 april 2023
Zaaknummer: 200.316.662/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/253118 / FA RK 18-2802
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A.C. Snel,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. Kloth.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2012.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Limburg, Locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 september 2022, en aangevuld/gewijzigd ter mondelinge behandeling, heeft de vader het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
Primair:
de verdere behandeling van de zaak ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hoger beroep aan te houden in afwachting van de resultaten van de behandeling die de vader thans ondergaat.
Subsidiair:
een raadsonderzoek te gelasten;
Meer subsidiair:
te bepalen dat op het moment dat de vader zijn behandeling heeft afgerond:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eenmaal per veertien dagen in de oneven weken bij de vader zullen verblijven van vrijdagavond 18:00 uur tot zondagavond 19:00 uur;
- [minderjarige 1] een keer per maand van 13:00 uur tot 19:00 uur bij de vader verblijft, welke datum ouders per half jaar in onderling overleg met elkaar zullen vaststellen;
- [minderjarige 2] een keer per maand van 13:00 uur tot 19:00 uur bij de vader verblijft, welke datum ouders per half jaar in onderling overleg met elkaar zullen vaststellen;
- het ouderschapsplan onderdeel uitmaakt van de in dezen af te geven beschikking.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 20 december 2022, heeft de moeder het hof verzocht de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het hoger beroep ongegrond te verklaren of af te wijzen, met veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 maart 2023.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Snel;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Kloth;
  • de raad vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 14 oktober 2022;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 26 oktober 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van 16 maart 2023;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van 17 maart 2023;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de vader overgelegde pleitaantekeningen.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit deze relatie zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
De vader heeft de kinderen erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen wonen bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 18 januari 2019, heeft de rechtbank de raad verzocht een onderzoek te doen en advies uit te brengen met betrekking tot de vraag of vaststelling van een verdeling van de zorg - en opvoedingstaken in het belang is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en zo ja, hoe de verblijfsregeling van de kinderen bij de vader gestalte dient te krijgen. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing in afwachting van het rapport en het advies van de raad pro forma aangehouden.
3.3.
Bij beschikking van diezelfde rechtbank van 12 juli 2019 heeft de rechtbank bepaald dat de contactregeling tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader voorlopig zal plaatsvinden onder begeleiding van [instantie 1] / [instantie 2] (BOR-traject), de raad verzocht de rapportage van [instantie 1] / [instantie 2] omtrent de voortgang bij de rechtbank in te dienen en indien dat eindrapport voor de raad aanleiding geeft voor een onderzoek naar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de rechtbank en partijen daarover te informeren. De rechtbank heeft opdracht gegeven aan de raad om onderzoek te doen en te rapporteren en te adviseren over de contactregeling in het kader van verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 6 april 2020 heeft de rechtbank het voornoemde BOR traject verlengd en bepaald dat de contactregeling tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de vader, voorlopig, tot daarover nader is beslist, zal plaatsvinden onder begeleiding van [instantie 1] . De rechtbank heeft de raad verzocht de rapportage van [instantie 1] / [instantie 2] omtrent de voortgang bij de rechtbank in te dienen en indien dat eindrapport voor de raad aanleiding geeft voor een onderzoek naar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de rechtbank en partijen daarover te informeren.
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.5.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 november 2020 heeft de rechtbank het voornoemde BOR traject (opnieuw) verlengd en bepaald dat de contactregeling tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de vader, voorlopig, tot daarover nader is beslist, zal plaatsvinden onder begeleiding van [instantie 1] . De rechtbank heeft de raad verzocht de rapportage van [instantie 1] / [instantie 2] omtrent de voortgang bij de rechtbank in te dienen en indien dat eindrapport voor de raad aanleiding geeft voor een onderzoek naar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de rechtbank en partijen daarover te informeren.
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.6.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van vader om een zorgregeling vast te stellen (waarbij de kinderen op zaterdag of zondag iedere week twee uren contact hebben, zo nodig onder begeleiding, welke contacten naar verloop van tijd worden uitgebreid) afgewezen.
3.7.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. Volgens de vader hebben hij en de kinderen recht op omgang met elkaar. De vader benadrukt dat hij geen slechte vader is. De zorgregeling tussen hem en de kinderen verliep medio 2019/2020 met hulp van [instantie 1] goed en met ingang van oktober 2021 vonden de contactmomenten onbegeleid bij de vader thuis plaats. Het BOR-traject werd met een positief resultaat afgerond en partijen hebben met behulp van [instantie 1] een ouderschapsplan opgesteld. Ook de zorgregeling die in het ouderschapsplan is opgenomen, verliep aanvankelijk goed. Sinds april 2022 vindt er geen omgang meer plaats. Dit omdat [minderjarige 1] aan de moeder vertelde dat zij dacht dat de vader opnieuw drugs gebruikte en [minderjarige 2] dit bevestigde. De raad adviseerde de rechtbank, ondanks het positieve eindrapport van [instantie 1] , om de verzoeken van de vader af te wijzen omdat de raad meende dat de bal bij de vader lag en dat de vader eerst de nodige stappen moet zetten om van zijn verslaving af te komen.
De vader wijst er verder op dat de kinderen niet hebben aangegeven dat zij geen contact meer wensen met de vader.
Zijn eerste grief richt zich tegen de overweging van de rechtbank dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie, die ontzegging van het recht op omgang rechtvaardigt en dat de vader onvoldoende openheid heeft gegeven over de aard en omvang van zijn drugsgebruik. Hij meent dat de rechtbank er aan voorbij gaat dat hij alles in het werk heeft gesteld om het vertrouwen van de kinderen en de moeder in hem te herstellen. Hoewel er sprake was van een terugval rechtvaardigt dit niet de ontzegging van de omgang. Ook staat niet vast dat de vaststelling van een zorgregeling ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van beide kinderen noch dat de vader kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot uitvoering van een zorgregeling. Vaststelling van een zorgregeling is volgens de vader ook niet op andere gronden niet in het belang van de kinderen.
De vader benadrukt in zijn tweede grief dat de rechtbank ten onrechte overweegt dat zijn stellingen niet aannemelijk zijn, de vader in het bijzijn van de kinderen cocaïne heeft gebruikt en hij kennelijk ongeschikt is, althans niet in staat is tot uitvoering van een zorgregeling en het verzoek tot vaststelling van de zorgregeling ten onrechte is afgewezen.
Ter mondelinge behandeling heeft de vader het hof begrip gevraagd voor zijn situatie. Hij beseft dat hij openheid van zaken had moeten geven over zijn terugval. Hij is medio oktober 2022 gestart met een intensief behandeltraject bij [instantie 3] . Verder heeft hij besloten om zich naar aanleiding van dit traject te laten opnemen bij het Safehouse van [instantie 4] . Hierdoor is de vader op dit moment niet in staat om omgang met de kinderen te laten plaatsvinden en heeft hij verzocht om een aanhouding van de zaak en zijn verzoek in hoger beroep aangepast. De vader wil alles op alles zetten om zijn behandeling te laten slagen, zodat hij op termijn er weer voor de kinderen kan zijn. Zijn verzoek om een raadsonderzoek te gelasten is bedoeld om te laten onderzoeken of het daadwerkelijk niet in het belang van de kinderen is dat er geen contact meer is. Ook kan het verloop van zijn behandeltraject in het onderzoek worden betrokken. Tot slot verzoekt hij het hof om zijn aanvankelijke primaire verzoek (welk verzoek nu verwoord is in zijn meer subsidiaire verzoek) in hoger beroep alsnog toe te wijzen met dien verstande dat de contacten pas in zullen gaan vanaf het moment dat hij uit therapie is.
3.8.
De moeder betwist gemotiveerd de grieven van de vader. Voor nu is rust belangrijk voor de kinderen. De moeder heeft jarenlang meegewerkt om, met hulpverlening, opnieuw tot een omgangsregeling te komen. Zij heeft elke keer weer haar goede wil getoond. De vader heeft zeer veel kansen gehad om de nodige stappen te zetten om van zijn verslaving af te komen. Nu de vader, na 4 jaar hulpverlening, weer in zijn oude gedrag is vervallen en nog steeds geen hulp heeft kan er niet van de kinderen worden verlangd dat er opnieuw pogingen worden gedaan om tot omgang te komen met het risico dat dit weer fout loopt. De kinderen verdienen duidelijkheid en moeten zich kunnen richten op hun eigen toekomst. Daarbij komt dat het niet goed gaat met de kinderen. [minderjarige 2] is van school gestuurd. Hij heeft intensieve psychologische hulp. Ook met [minderjarige 1] gaat het niet goed. Zij is alle vertrouwen verloren in de vader en wil niet meer naar hem toe. Zowel de moeder als de kinderen hebben voortdurend psychologische hulp nodig als direct gevolg van het handelen van de vader.
Het ligt op de weg van de vader om zijn problematiek op te lossen. Hij moet beseffen dat de omgang met de kinderen nu niet in hun belang is.
3.9.
De raad acht een nadere aanhouding van de zaak niet in het belang van de kinderen. Al jarenlang zijn er pogingen gedaan om de contacten tussen de vader en de kinderen te herstellen en weer op te bouwen. De recente terugval van de vader heeft veel gedaan met de kinderen. Zij zijn enorm teleurgesteld. Zij moeten duidelijkheid krijgen. Daarom adviseert de raad om voorlopig geen omgang te laten plaatsvinden. Op termijn kan de vader wellicht laten zien dat hij succesvol zijn therapie heeft ondergaan om dan vervolgens contact op te nemen met de moeder. Voor nu dient er duidelijkheid en rust te komen voor de kinderen.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
Zorgregeling
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.10.2.
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 en lid 3 aanhef BW ontzegt de rechter het recht op omgang - al dan niet voor bepaalde tijd - indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang;
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken;
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.10.3.
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, het verzoek van de vader afgewezen. Het hof ziet geen reden om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van het behandeltraject van de vader. De vader heeft ter mondelinge behandeling erkend dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn om tot contactherstel te komen met de kinderen. In de geven omstandigheden is het hof van oordeel dat de kinderen thans rust en stabiliteit nodig hebben. Het opnieuw hervatten van contact is nu niet in hun belang. Het hof zal het verzoek tot het gelasten van een raadsonderzoek afwijzen reeds omdat onduidelijk is wat de raad zou moeten onderzoeken. Met de raad acht het hof het van belang dat de vader zijn behandeltraject voortzet en afrondt. Mogelijk kan op termijn opnieuw worden bezien om al dan niet begeleid weer contact te kunnen hebben met de kinderen.
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
Proceskosten
3.12.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 juni 2023;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking op 23 maart 2023 gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, C.N.M. Antens en N. Veenendaal en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. Deze beschikking is daarna op 6 april 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend door mr. A.J.F. Manders.