Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 26 oktober 2022;
- de brief van de raad d.d. 22 februari 2023.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2014, die onder toezicht is gesteld door de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling en heeft het hof verzocht deze beschikking te vernietigen. De moeder voert aan dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant (GI) niet nodig is en dat de situatie van [minderjarige] goed is. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming (de raad) zijn echter van mening dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 maart 2023 zijn de moeder, de raad en de GI gehoord. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere uitspraken en rapporten, waaronder een beschikking van de rechtbank van 26 oktober 2022, waarin de ondertoezichtstelling werd verlengd. Het hof concludeert dat de moeder onvoldoende openheid van zaken geeft over de thuissituatie en dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige]. De moeder heeft niet voldoende meegewerkt aan de hulpverlening en er is onduidelijkheid over de medische situatie van [minderjarige]. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en stelt de ondertoezichtstelling voor de resterende periode van 17 november 2022 tot 17 augustus 2023 vast.