Bewijsbijlage
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, dossiernummer 20200620.0900.20340, onderzoeksnaam OB1R020025/Powder, gesloten op 8 juli 2020 (deel 1, 2 en 3) bestaande uit wettig opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, hierna te noemen: het Einddossier (doorgenummerd: p. 1-685) dan wel het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing, dossiernummer 2020033451, onderzoek POWDER, afgesloten d.d. 21 augustus 2020 (deel 1, 2 en 3), bestaande uit wettig opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, hierna te noemen: het FO-dossier (doorgenummerd: p. 1-369).
1. Het proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2020 (dossierpagina’s 76 en 77), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 1] :
Op 14 februari 2020omstreeks 02:26 uur ontving ik, [verbalisant 1] , de melding om te gaan naar het adres [adres] . Op deze locatie zou een man gebeld hebben die meldde dat er twee dode personen in zijn woning zouden liggen. Ter plaatse zag ik (…) dat de man bloed op zijn gezicht en handen had. Collega [verbalisant 2] heeft de man geboeid. Hierop ben ik samen met collega [verbalisant 3] de woonkamer ingelopen. Hier zag ik tussen de salontafel en de bank een lichaam van een oude vrouw liggen. Ook zag ik bloed op de grond ter hoogte van haar hoofd. Ik zag dat er in de woonkamer verschillende voorwerpen op de grond lagen zoals een lamp, een wijnfles en een gebroken wijnglas. Om zeker te weten dat de vrouw niet meer in leven was heb ik met handschoenen de hals van het lichaam gecontroleerd op een hartslag maar kon deze niet waarnemen. Ik zag dat het hoofd van het lichaam volledig onder het bloed zat en het rechter oog erg gezwollen en blauw. Hierop heb ik de overige ruimtes gecontroleerd op eventuele andere personen maar trof hier niets aan.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2020 (dossierpagina’s 80 tot en met 82), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 3] :
Op 14 februari 2020 omstreeks 02:26 uur werd ik [verbalisant 3] samen met collega [verbalisant 2] door de centralist van de meldkamer gestuurd naar het adres [adres] . Een persoon, (…) had gemeld dat er in genoemde woning twee dode personen zouden liggen. Volgens de centralist zou de melder mogelijk [verdachte] zou zijn. [verdachte] zou de zoon zijn van de bewoonster op genoemd adres. Daarop ben ik samen met collega [verbalisant 2] het complex binnengegaan en richting [huisnummer] gelopen. Wij zagen dat er in de voordeur een rond raam zat waar we doorheen konden kijken en zicht hadden op de hal van de woning. Omstreeks 02:43 uur zagen wij door dit raam een persoon in de hal van de woning aan de ander kant van de deur gaan staan die riep dat wij snel naar binnen moesten komen Ik, [verbalisant 3] , zag dat de man rode spetters op zijn onderkin had, gelijkend op bloedspetters. Nadat de voordeur geopend was, ben ik, [verbalisant 3] , doorgelopen naar de slaapkamer rechts van de hal. Daar trof ik niemand aan. Tevens bekeek ik de toiletruimte in de hal en de opslagkast. Daar trof ik ook niemand, waarna ik doorliep naar de woonkamer. Ik zag dat direct links van de deur van de woonkamer op de grond een bloembak met potgrondresten op de grond liggen. Hierdoor kreeg ik het idee dat er een worsteling in de woonkamer had plaatsgevonden.
Op de bank zag ik, deels liggend op de bank, deels op de grond een blanke persoon liggen.
Ik zag dat ter hoogte van het hoofd van deze persoon een met bloed besmeurd kussen liggen. Ik heb daarop het kussen weggepakt om te kijken naar het letsel van persoon en of deze nog ademde. Ik zag daarop dat de andere zijde van het kussen, helemaal doorweekt was met bloed. Ik zag dat het hoofd van de persoon helemaal rood van het bloed was. Ik zag dat deze persoon ernstig letsel aan haar/zijn hoofd had. Ik kon door de grote hoeveelheid bloed niet zien waar de verwonding zat of zaten. Ik kon door het letsel niet zien of het een mans- of vrouwpersoon was. Ik heb middels handoplegging op de borst getracht een hartslag te ontdekken. Hierop ontdekte ik iets van een vrouwenhemd onder de
trui/sweater. Hierop vermoedde ik dat het ging om de bewoonster van de woning. Ik heb daarop haar pols vastgepakt, maar kon geen hartslag ontdekken. Ik heb later collega [verbalisant 1] gevraagd het slachtoffer nogmaals het checken maar ook hij kon ook geen hartslag ontdekken. Ik heb de ambulance laten komen om het slachtoffer te controleren. Deze kwamen omstreeks 02:59 uur ter plaatse en concludeerde het overlijden van het slachtoffer.
Bij nader onderzoek bij het lichaam zag ik dat er rondom het hoofd een grote bloedvlek lag.. In de hal zag ik dat de aangetroffen manspersoon inmiddels door de collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] was aangehouden. Ik zag daarbij dat er op het overhemd van de man rode spetters zaten, vermoedelijk bloedspetters. In de hal trof ik op een van de muren ook een bloedveeg aan.
Tijdens de veiligheidsfouillering werd in de linker kontzak van de verdachte een zakagenda aangetroffen waarin een kopie van een rijbewijs zat. De foto op deze kopie kwam overeen met de verdachte. Hierop werd de verdachte geïdentificeerd als [verdachte] , [geboortedag] te [geboorteplaats]
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2020 (dossierpagina’s 83 en 84), voor zover als bevindingen van [verbalisant 2] :
Op 14 februari 2020 omstreeks 02.35 uur kwam ik [verbalisant 2] samen met collega [verbalisant 3] ter plaatse aan de [adres] in Rosmalen. Daar zag ik dat een persoon in de woning stond. Ik zag via het voordeurraampje dat deze persoon bloed op zijn kin had en op zijn kleding, ter hoogte van zijn hals. Ik heb deze persoon als verdachte aangemerkt. Toen de voordeur openging, bracht ik samen met [verbalisant 1] de verdachte onder controle. Vervolgens bleef ik bij de verdachte staan en hield hem in zicht. Daarna hoorde ik over de portofoon dat de vermoedelijk moeder van de verdachte in de woonkamer overleden was en dat ze behoorlijk in het gezicht was toegetakeld. Op dat moment hoorde ik [verbalisant 2] dat de verdachte spontaan zei: “Ja, ik kwam heel makkelijk de woning binnen, echt heel makkelijk binnen ja ze liet me gewoon de woning in. Ik begrijp ook niet waarom maar daarna kwam een persoon voor me staan (…). Oei, ik heb die persoon flink een klap op zijn hoofd gegeven. Ja, ja ik sloeg wel hard ja.”
4. Het proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2020 (dossierpagina’s 87 en 88), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op 14 februari 2020 omstreeks 2.50 uur kwamen wij ter plaatse op de [adres] . In de gang van dit pand waren drie collega’s en een man (hof: verdachte). Hierop pakten wij de verdachte en stond hij op. Wij voelden dat hij onvast ter been was en hielden wij hem vast anders viel hij om. Op de linkerhand van verdachte was zichtbaar veel bloed. Daarna plaatsten wij de verdachte in ons dienstvoertuig en reden wij richting het politiebureau. Na aankomst op het politiebureau brachten wij de verdachte naar een ophoudcel. Wij roken toen bij de verdachte een alcohollucht. Op 14 februari 2020 om 3.18 uur voerde ik, [verbalisant 5] , bij de verdachte een
voorlopige ademanalyse uit. De verdachte blies op het apparaat en kreeg als uitslag F.
5. Het proces-verbaal van bevindingen (identificatie slachtoffer) d.d. 15 februari 2020 (dossierpagina 99), voor zover inhoudende als bevinding van [verbalisant 6] :
Op 14 februari 2020 werd een stoffelijk overschot van een vrouw aangetroffen in een woning gelegen aan de [adres] . In deze woning stond alleen ingeschreven; mevrouw [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] . Op 14 februari 2020 werd door getuige [naam] onder andere verklaard dat [slachtoffer] een oogprothese had aan haar linkeroog. De GGD-arts verklaarde na afloop van de lijkschouw dat het stoffelijk overschot
aangetroffen in de woning een oogprothese had aan haar linkeroog. Tijdens het opsporingsonderzoek op 14 februari 2020 in en rondom de woning aan de [adres] en na contact met verschillende familieleden van [slachtoffer] bleek dat zij zich nergens gemeld had.
Bovenstaande feiten en omstandigheden waren voldoende om het aangetroffen stoffelijk overschot te identificeren als:
[slachtoffer] , [geboortedatum] , woonadres: [adres]
.
6. Het proces-verbaal van forensisch overlijdensonderzoek plaats delict [adres] d.d. 17 februari 2020 (pagina’s 15 tot en met 19 van het FO-dossier), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Op vrijdag 14 februari 2020 om 04:00 uur kwamen wij naar aanleiding van een doodslag/moord, voor een forensisch onderzoek aan op [adres] Rosmalen, binnen de gemeente 's-Hertogenbosch. Om 04:29 uur werd door ons de woning betreden voor een oriënterend onderzoek. Er werden hoofdzakelijk in de hal en in de woonkamer meerdere concentraties bloed waargenomen tegen wanden en op de vloer.. In de woonkamer lag op de vloer een vrouwelijk slachtoffer waarop en omheen veel bloed werd waargenomen. Op het slachtoffer zagen wij ook glasscherven liggen. Wij zagen dat het rechter oog van het slachtoffer opgezwollen was, blauw verkleurd en dicht zat. In de woning waren diversen goederen omgevallen, dan wel gegooid. Er lagen lege wijnflessen op de
grond. Het geheel maakte op ons de indruk dat er geweld had plaatsgevonden. Door ons werden geen aanwijzingen verkregen voor het verblijf van andere (mannelijke) personen in deze woning.
7. Een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende een pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood, gedateerd 7 april 2020, opgemaakt en ondertekend door dr. H.H. de Boer (pagina’s 275 tot en met 280 van het FO-dossier), inhoudende:
Overledene [slachtoffer] .
De bovengenoemde persoon is dood aangetroffen te Rosmalen, [adres]
op 14 februari 2020 omstreeks 02.00 uur.
De sectie betrof een vrouw met lijkvlekken aan de voor- en linkerzijde van het lichaam. Er waren uitwendig en inwendig in de hals meerdere letsels. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door de inwerking van samendrukkend geweld op de hals (manueel dan wel met een structuur). De petechiën in de bindvliezen van de oogleden passen bij stuwing in het kader hiervan; een deel (met name de grotere) bloeduitstortingen in de bindvliezen van de ogen kunnen ook verklaard worden door stomp-botsend geweld op de oogkassen. Samendrukkend geweld op de hals kan leiden tot belemmering van de bloedtoevoer naar het hoofd, met zuurstofgebrek van de hersenen (cerebrale hypoxie) en eventueel het overlijden tot gevolg (verwurging).
Een deel van de letsels in de hals kan ook worden verklaard door stomp-botsend geweld ter plaatse. Samendrukkend geweld en stomp botsend geweld op de hals kunnen beide leiden tot prikkeling van zenuwknopen in de hals, met eventueel (fatale) hartritmestoornissen tot gevolg (‘reflex cardiac arrest’).
Tevens waren er uitgebreide letsels op het behaarde hoofd en in het aangezicht. Deze letsels
zijn bij leven ontstaan door meervoudige geweldsinwerking. Alle letsels kunnen worden verklaard door stomp botsend geweld, zoals meermalen vallen, stoten en/of slaan/geslagen worden, al dan niet met een structuur. Met name op het hoofd waren enkele huidbeschadigingen meer lijn-of krasvormig, deze kunnen worden waarschijnlijk verklaard door geweldsinwerking met scherpe/puntige structuren (zoals glasscherven). De letsels aan de neus en lippen kunnen naast stomp botsende geweldsinwerking, ook het gevolg zijn van samendrukkend geweld op het aangezicht, bijvoorbeeld met de handen of met/tegen een structuur (een kussen, een harde ondergrond).
Indien er sprake is geweest van samendrukkend geweld op het aangezicht, waarbij
de neus en mond gelijktijdig zijn afgedrukt, kan dit hebben geleid tot belemmering van de ademweg en daarmee -indien van lange duur- tot zuurstoftekort van vitale organen en het overlijden (smoren).
Indien er geen sprake is geweest van smoren kan de geweldsinwerking op het hoofd, gezien de bevindingen, het overlijden niet direct verklaren. Wel kan de geweldinwerking een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden, bijvoorbeeld door verstoring van het bewustzijn, belemmering van de ademweg (door zwelling van de slijmvliezen bij letsel, zoals de breuk van de neus) en/of longfunctiestoornissen door bloedinademing.
Voorts waren er ziekelijke afwijkingen aan het hart (...) hetgeen in strikte zin aanleiding kan geven tot (fatale) hartritmestoornissen. Zonder uitlokkende factor, zoals lichamelijke of fysieke stress, zijn dergelijke hartritmestoornissen echter zeer zeldzaam. De matige slagaderverkalking was onvoldoende om op zich het overlijden te verklaren. Derhalve, en mede gezien de overige sectiebevindingen, hebben de ziekelijke hartafwijkingen hoogstwaarschijnlijk geen substantiële bijdrage geleverd aan het overlijden.
Bij toxicologisch onderzoek is geen toxicologische oorzaak van overlijden gebleken.
Conclusie:
Het overlijden van [slachtoffer] . 83 jaren oud, kan goed worden verklaard door samendrukkend geweld op de hals (verwurgen), al dan niet in combinatie met stomp-botsend geweld op de hals en/of gelijktijdig afdrukken van de neus en mond (smoren). Mogelijk heeft stomp-botsend geweld op het hoofd een bijdrage geleverd aan het overlijden.
8. Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (pagina’s 102 tot en met 104 van het FO-dossier), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 9] :
[verdachte] werd bemonsterd op de aanwezigheid van eventuele bruikbare sporen en/of
onderzocht op verwondingen.
Ik zag bloedspatten op de/het blouse/overhemd ter hoogte van de borst aan de voorzijde van
met lichaam. Ook zag ik bloedspatten op de linkerpijp van zijn pantalon. Op zijn gelaat
ter hoogte van zijn kaak zag ik eveneens enkele bloedspatten. Op de lel van zijn linkeroor
zag ik ook een bloedspat. Beide handen waren besmeurd met bloed. Zowel op de rugzijde als op de handpalmzijde. Bij verder onderzoek zag ik een snijwondje aan de pink van zijn linkerhand.
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
(p. 104)
SIN AALT1888NL: blouse gedragen door verdachte [verdachte]
SIN AALT1877NL: linkerschoen gedragen door verdachte [verdachte]
SIN AALT1879NL: broek gedragen door verdachte [verdachte]
9. Het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 24 maart 2020 (pagina’s 146-147 van het FO-dossier), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 10] :
In verband met een strafrechtelijk onderzoek genaamd ‘Powder’ werd door mij
een forensisch onderzoek verricht naar sporen aan onderstaande sporendrager.
Sporendrager: blouse/overhemd, gedragen door [verdachte] (SIN AALT1888NL).
Ik heb deze sporendrager visueel onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zag ik
meerdere op bloed gelijkende sporen. Van de waargenomen, meerdere op bloed gelijkende
sporen heb ik er drie bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humane biologische
sporen, te weten onder meer:
- een spoor op het rechter voorpand, rechts langs de knopenrij (SIN AAMT2897NL)
- een spoor op het linker voorpand, nabij onderrand (SIN AAMT2898NL).
10. Een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Rosmalen op 14 februari 2020, gedateerd 25 maart 2020 (pagina’s 299 tot en met 302 van het FO-dossier), voor zover inhoudende:
De Politie Eenheid Oost-Brabant heeft verzocht-bemonsteringen AAMT2897NL en
AAMT2898NL en het referentiemateriaal AANG5195NL van [slachtoffer] en WAAB5826NL van verdachte [verdachte] te onderwerpen aan een DNA-onderzoek en de
DNA-profielen van de bemonsteringen met elkaar en met de DNA-profielen van [slachtoffer]
en [verdachte] te vergelijken. Het doel van dit onderzoek is om
vast te stellen van wie het DNA in de bemonsteringen afkomstig kan zijn.
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAMT2897NL#01: bemonstering (bloed, spoor op rechtervoorpand. blouse verdachte);
AAMT2898NL#01: bemonstering (bloed, spoor op linkervoorpand. blouse verdachte);
AANG5195NL: referentiemonster bloed (van stoffelijk overschot AAMV4491NL) van [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1936)
WAAB5826NL: referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] (geboren op [geboortedag] 1962).
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAMT2897NL#01
(bloed, spoor op rechtervoorpand)
DNA-profiel van een man
[verdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
AAMT2898NL#01
(bloed, spoor op linkervoorpand)
DNA-mengprofiel
DNA-hoofdprofiel van een man
DNA-nevenkenmerken
[verdachte]
[slachtoffer]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
Zie ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek’
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] AANG5195NL en DNA-rnengprofiel AAMT2898NL#01 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAMT2898NL#01 bevat DNA van twee personen;
- [verdachte] is één van de donoren van DNA in bemonstering AAMT2898NL#01;
- de onbekende persoon in dit mengsel (zie hypothese 2) is niet aan [verdachte] en [slachtoffer] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en [slachtoffer] .
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAMT2898NL#01 is circa 1 miljoen keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
11. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] ), gedateerd 15 maart 2020 (pagina’s 21 tot en met 28 van het FO-dossier), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 11] [verbalisant 12] en [verbalisant 13] :
In de hal waren bloedconcentraties tegen de wanden zichtbaar. Tegen de rechtermuur troffen wij onder meer een mobiele telefoon en een doosje sigaren aan. Er zat een bloedspat op het sigarendoosje en er zat bloed op de sigaren in het doosje. Er lagen glasscherven op de vloer.
In de rechter fauteuil, gezien van af de salontafel, werden door ons meerdere kussens met daarop bloed aangetroffen. Meerdere kussens werden veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van respectievelijk (..) en SIN AALT0661NL.
12. Een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende een bloedpatroon onderzoek, onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in een woning aan de [adres] , gedateerd 21 juli 2020 (p. 330 tot en met 355):
De informatie die gebruikt is bij het onderzoek is verkregen uit: de aanvraag onderzoek van
3 april 2020 van de politie eenheid Oost-Brabant en de DVD AALJ1148NL met hierop enkele foto’s van de kussens AALT0660NL tot en met AALT0665NL.
Onderzoeksresultaten:
(p. 340)
Hoofdkussen AALT0661NL
(p. 341)
Interpretatie bloedsporenbeeld kussen AALT0661NL
De concentratie bloed duidt op contact met een sterk bebloed oppervlak, bijvoorbeeld
wanneer een bebloed voorwerp/bebloede persoon enige tijd ter plaatse op/tegen dit deel van
het kussen heeft gelegen. De op slijmerig bloed lijkende substantie kan duiden op lokale
vloei van bloed uit mond en/of neus.
Tabel 8: Veiliggestelde bemonsteringen bloed afkomstig van AALT0661Nl
Bloedspatje: AALT0661NL#01
Bloedspatje met een restant
van een ingesloten luchtbelletje: AALT0661NL#02
Bloedspoor met tekenen van verdunning: AALT0661NL303
De bemonsteringen AALT0661NL#02 en #03 zijn tevens onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van speeksel verkregen.
(p. 349)
Onderstaand materiaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AALT0661NL#01 bemonstering van bloed op het hoofdkussen.
Resultaten, interpretatie en conclusie
De DNA-profielen van de in volgende personen zijn betrokken bij het vergelijkend
DNA-onderzoek:
AANG5195NL [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1936
WAAB5826NL [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1962
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AALT0661NL#01
DNA-mengprofiel van minimaal 2 personen
Relatief veel DNA van een vrouw
Relatief weinig DNA van minimaal één man
[slachtoffer]
[verdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
Zie “bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek”
AALT0661NL#02 en #03
DNA-profiel van een vrouw
[slachtoffer]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
(p. 352)
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Voor het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel
van [verdachte] en DNA-mengprofiel AALT0661NL#01 van de bemonstering
van het hoofdkussen zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AALT0661NL#01 bevat DNA van twee personen;
- slachtoffer [slachtoffer] is één van de donoren van DNA in bemonstering
- de onbekende persoon in dit mengsel (zie hypothese 2) is niet aan [slachtoffer]
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het
volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van [slachtoffer] en [verdachte]
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
Het verkregen DNA-mengprofiel AALT0661NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
(p. 353)
In de aanvraag onderzoek van 3 april 2020 van de politie eenheid Oost-Brabant is verzocht om de kleding en de schoenen van de verdachte te onderwerpen aan een bloedspoor-patroononderzoek.
Hieruit blijkt dat op de onderzochte linkerschoen AALT1877NL, broek AALT1879NL en overhemd AALT1888NL zowel bloedsporen zijn aangetroffen die van het slachtoffer als van de verdachte afkomstig kunnen zijn.
Overhemd SIN AALT1888NL
Op voornamelijk de linkermouw en het linkervoorpand van het overhemd zijn diverse
bloedspatten aangetroffen. Onder de aanname dat alle bloedspatjes op het overhemd
afkomstig zijn van het slachtoffer kan het bloedspattenbeeld - op basis van de uiterlijke
kenmerken, het aantal, de locatie en de verspreiding van deze bloedspatten - passen bij
bloedspoorpatronen ontstaan als gevolg van uitgeoefende kracht en kunnen verklaard
worden door zowel het uitoefenen van kracht in vloeibaar bloed zoals het uitoefenen van
geweld (slaan, schoppen, steken etc.) als door het uitoefenen van kracht met vloeibaar bloed
zoals bij het uitademen van vloeibaar bloed. Er zijn geen aanwijzingen verkregen dat de
bloedspatjes veroorzaakt zouden kunnen zijn door geprojecteerd (arterieel) of afgeworpen
bloed.
Gezien de geringe grootte van (een deel van) de aangetroffen bloedspatjes is de drager van
het overhemd met opgerolde mouwen op een relatief korte, niet nader te duiden, afstand
van de bron van het bloed geweest ten tijde van het bebloed raken van het overhemd.