ECLI:NL:GHSHE:2023:1163

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
200.320.122_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en vervangende toestemming inschrijving school voor minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzoekt om vernietiging van de beschikking die de moeder vervangende toestemming verleende voor de inschrijving van hun minderjarige dochter [minderjarige 1] op basisschool [school 2] in [woonplaats moeder]. De vader is van mening dat de inschrijving op de school in [woonplaats vader] meer in het belang van [minderjarige 1] is, gezien de praktische problemen die de huidige regeling met zich meebrengt. De moeder daarentegen stelt dat [minderjarige 1] zich goed heeft aangepast op de school in [woonplaats moeder] en dat het in haar belang is om daar te blijven. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders in een conflict zijn verwikkeld dat ook invloed heeft op [minderjarige 1]. Het hof oordeelt dat het belang van [minderjarige 1] voorop staat en dat stabiliteit en continuïteit in haar schoolloopbaan belangrijk zijn. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en verleent de moeder vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige 1] op de basisschool in [woonplaats moeder]. Daarnaast wordt de zorgregeling aangepast, waarbij de vader één keer per veertien dagen in het weekend zorg draagt voor [minderjarige 1]. Het hof benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de ouders en raadt hen aan deel te nemen aan een ouderschapsreorganisatietraject.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 13 april 2023
Zaaknummer: 200.320.122/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/383444 / FA RK 22-2817
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.T.P. Tielemans,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N.M.J. Schepens.
Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum ] 2018 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 december 2022, heeft de
vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de vervangende toestemming voor inschrijving op school, de zorg- en contactregeling, de regeling voor de kerstvakantie en de wisselmomenten in de vakanties en aan de vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] per de datum van de door het hof te geven beschikking of per de eerste datum van het nieuwe schooljaar in 2023 of per een datum die het hof redelijk acht in te schrijven op [school 1] in [woonplaats vader] ,
en ook, in het geval [minderjarige 1] naar school blijft gaan in [woonplaats moeder] , de reguliere zorg- en contactregeling te wijzigen in die zin dat [minderjarige 1] één keer per veertien dagen
in het weekend van vrijdag na school tot maandag voor school bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige 1] zal ophalen en wegbrengen, althans een zorg- en contactregeling te bepalen die het hof redelijk acht,
en ook de regeling voor de kerstvakantie en de wisselmomenten in de vakanties te wijzigen, in die zin dat de kerstvakantie bij helfte wordt verdeeld en [minderjarige 1] in de even jaren de eerste week bij de moeder verblijft en in de tweede week bij de vader en in de oneven jaren de eerste week bij de vader verblijft en de tweede week bij de moeder en in die zin dat de wisselmomenten in de vakanties die langer dan één week duren plaatsvinden op de zondagochtend om 10.00 uur, althans een regeling te bepalen die het hof redelijk acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 6 februari 2023, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, dan wel dit beroep als ongegrond, onbewezen en niet steunend op de wet af te wijzen en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen wat betreft de aan de moeder verleende vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige 1] op basisschool [school 2] te [woonplaats moeder] , met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure in hoger beroep.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Tielemans;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Schepens;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
Beide advocaten hebben tijdens de mondelinge behandeling pleitnotities overgelegd.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 7 oktober 2022;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 21 december 2022;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 27 februari 2023;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 28 februari 2023.
2.4.1.
Bij het hof is ook nog ingekomen het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 24 februari 2023. Het hof zal de inhoud van de brief van de advocaat van de vader van 24 februari 2023 buiten beschouwing laten voor zover hierin wordt gereageerd op het verweerschrift van de moeder. Een extra schriftelijke ronde is gelet op de zogenaamde “twee-conclusieregel” niet toegestaan. Weliswaar kan volgens vaste rechtspraak in een zaak als deze, die onder meer betrekking heeft op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, van de twee-conclusieregel worden afgeweken, maar dat kan niet een zodanige vorm aannemen dat dit in strijd komt met de beginselen van een goede procesorde, zoals in dit geval, waarin het processtuk van de vader neerkomt op het nemen van een repliek. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep bovendien de gelegenheid gehad om mondeling zijn visie op het verweer van de moeder te geven. De bij voormelde brief overgelegde producties maken wel deel uit van het procesdossier.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben tot in 2020 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [minderjarige 1] geboren.
De vader heeft [minderjarige 1] erkend. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het ouderlijk
gezag over [minderjarige 1] uit, die het hoofdverblijf bij de vader heeft.
3.2.
Vanaf 19 maart 2021 woont de vader samen met zijn nieuwe partner, mevrouw [partner] . De partner van de vader heeft een zoon van zeven jaar oud, [minderjarige 2] . De vader en zijn partner zijn op [geboortedatum ] 2022 ouders geworden van hun dochter [minderjarige 3] .
3.3.
In het op 7 maart 2021 ondertekende ouderschapsplan hebben partijen de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken afgesproken:
- [minderjarige 1] verblijft bij de vader van zondagavond 18:00 uur tot dinsdag 17:00 uur,
- [minderjarige 1] verblijft bij de moeder van dinsdag 17:00 uur tot donderdag 17:00 uur;
- [minderjarige 1] verblijft het ene weekend van donderdag 17:00 uur tot zondag 18:00
uur bij de moeder en het andere weekend bij de vader;
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de zomervakantie de helft van de tijd bij de moeder en
de helft van de tijd bij de vader, waarbij de moeder in de oneven jaren eerste keus heeft
en de vader in de even jaren;
- [minderjarige 1] verblijft in de herfstvakantie in de even jaren bij de moeder en in de
oneven jaren bij de vader;
- [minderjarige 1] verblijft in de kerstvakantie volgens het reguliere schema bij haar beide
ouders, waarbij de eerste en tweede kerstdagen zijn verdeeld tussen de ouders;
- [minderjarige 1] verblijft in de voorjaarsvakantie in de even jaren bij de vader en in de
oneven jaren bij de moeder;
- [minderjarige 1] verblijft in de meivakantie in de even jaren bij de moeder en in de
oneven jaren bij de vader;
- [minderjarige 1] verblijft bovendien op de verjaardag van de moeder, van opa ( [verjaardag 1] ),
van oma ( [verjaardag 2] ), van tante ( [verjaardag 3] ), van opa [opa / oma] en van oma [opa / oma] bij de moeder,
evenals op Moederdag;
- [minderjarige 1] verblijft bovendien op de verjaardag van de vader, van opa ( [verjaardag 4] ) en van
oma ( [verjaardag 5] ) bij de vader, evenals op de familiedag van opa [opa] (1e weekend na [datum]
), op Fokveedag en op Vaderdag.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige 1] met ingang van [geboortedatum ] 2022 in te schrijven op basisschool [school 2] te [woonplaats moeder] en - met wijziging in zoverre van het ouderschapsplan - de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald:
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de schoolweken wekelijks bij de vader van maandagmiddag na school tot woensdagochtend naar school en bij de moeder van woensdagmiddag na school tot vrijdagochtend naar school en in de weekenden van de oneven weken van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend naar school bij de moeder en in de weekenden van de even weken van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend naar school bij de vader;
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de zomervakanties de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader;
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de herfstvakantie doordeweeks in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder, waarbij in de weekenden vallend in de herfstvakantie de reguliere regeling wordt uitgevoerd;
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de kerstvakantie in de even jaren in de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren in de eerste week bij de vader en in de tweede week bij de moeder, waarbij [minderjarige 1] op tweede kerstdag bij de moeder verblijft wanneer de vader niet met haar in het buitenland is;
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de voorjaarsvakantie doordeweeks in de even jaren bij de moeder
en in de oneven jaren bij de vader, waarbij in de weekenden vallend in de voorjaarsvakantie de reguliere regeling wordt uitgevoerd;
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de meivakanties in de even jaren in de eerste week bij de vader en in de tweede week bij de moeder en in de oneven jaren in de eerste week bij de moeder en in de tweede week bij de vader;
- [minderjarige 1] verblijft op Moederdag bij de moeder en op Vaderdag bij de vader;
- [minderjarige 1] is op haar verjaardag bij de ouder bij wie zij volgens de reguliere zorgregeling verblijft;
- tijdens alle nationale feestdagen blijft de reguliere zorgregeling doorlopen;
- de regeling voor `bijzondere dagen', namelijk de verjaardag van Opa en Oma [opa / oma] , de familiedag van opa [opa] en de Fokveedag, wordt geschrapt;
- waarbij voor wisselmomenten buiten school om geldt dat de ouder bij wie [minderjarige 1] verblijft haar in de ochtend om 10.00 uur naar de andere ouder brengt wanneer er gewisseld moet worden.
3.5.
De vader kan zich met deze beschikking niet verenigen wat betreft de vervangende toestemming voor inschrijving op school, de zorg- en contactregeling, de zorgregeling voor de kerstvakantie en de wisselmomenten in de vakanties van meer dan één week en hij is hiervan in zoverre in hoger beroep gekomen.
3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen het eens geworden over de verdeling van de zorgtaken in de kerstvakantie. Partijen hebben afgesproken dat de kerstvakantie bij helfte wordt verdeeld, waarbij [minderjarige 1] in de even jaren in de eerste week bij de moeder verblijft en in de tweede week bij de vader en in de oneven jaren in de eerste week bij de vader en in de tweede week bij de moeder. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
De standpunten van partijen
3.6.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan. Na de beëindiging van de relatie heeft de moeder ondanks dat partijen een co-ouderschapsregeling hadden afgesproken, ervoor gekozen om niet in [woonplaats vader] , maar in [woonplaats moeder] een nieuwe woning te kopen. Daarmee is de uitvoering van de co-ouderschapsregeling met name vanaf het moment dat [minderjarige 1] naar school gaat moeilijk geworden. Partijen hebben [minderjarige 1] destijds bewust ingeschreven op de kinderopvang in [woonplaats vader] , zodat een overgang naar de school in [woonplaats vader] soepel zou verlopen. Anders dan de moeder stelt zijn de klassen in de school in [woonplaats moeder] even groot als de klassen in de school in [woonplaats vader] .
De nadelen voor de vader van een inschrijving van [minderjarige 1] op de basisschool in [woonplaats moeder] zijn groter dan de nadelen voor de moeder van een inschrijving op de basisschool in [woonplaats vader] . De thuissituatie van partijen is niet met elkaar te vergelijken. In het gezin van de vader wonen drie kinderen, die naar school of kinderopvang moeten worden gebracht, bij de moeder woont één kind. De vader en zijn huidige partner werken fulltime, de moeder parttime. De moeder heeft dus veel meer tijd voor het halen en brengen van [minderjarige 1] . Het is ook heel onpraktisch en stressvol dat de kinderen in het gezin van de vader nu op drie verschillende locaties naar school en opvang gaan.
Verder heeft de vader in de spits een reistijd van 35 minuten naar de school in [woonplaats moeder] . De
vader wordt door het halen en brengen van [minderjarige 1] naar de school in [woonplaats moeder] beperkt in zijn werk. Hij kan niet op tijd aansluiten bij teamvergaderingen. De werkgever van de vader, [werkgever] , accepteert dit niet. De moeder daarentegen kan op maandagen op weg naar haar
werk als huisarts in [woonplaats vader] [minderjarige 1] naar de school in [woonplaats vader] brengen. Zij heeft eerder nooit praktische problemen te kennen gegeven bij het halen en brengen van [minderjarige 1] naar de kinderopvang in [woonplaats vader] .
De keuze voor een basisschool zal ook grote invloed hebben op waar [minderjarige 1] later naar de middelbare school zal gaan en op de mogelijkheden van de vader om [minderjarige 1] dan te helpen bij haar huiswerk.
[minderjarige 1] zit pas drie maanden op de school in [woonplaats moeder] . Zij kan nog wisselen van school, ook omdat zij op de school in [woonplaats vader] kinderen kent vanuit de kinderopvang.
Indien [minderjarige 1] in [woonplaats moeder] naar school blijft gaan, lukt het de vader niet om [minderjarige 1] op maandag en dinsdag naar school te brengen en haar weer op te halen. In dat geval is het volgens de vader meer in het belang van [minderjarige 1] dat zij doordeweeks volledig bij de moeder verblijft. Bij een keuze daarentegen voor de school in [woonplaats vader] is de vader flexibel en kan hij zo nodig ook zorgtaken van de moeder overnemen. Tegen deze achtergrond heeft de vader bij de rechtbank verzocht om de zorgregeling te wijzigen. De vader wilde hiermee niet het contact tussen de moeder en [minderjarige 1] beperken. De rechtbank heeft dit verkeerd opgevat.
De vader maakt zich wel degelijk zorgen over de slechte communicatie tussen de ouders en het effect daarvan op [minderjarige 1] . Zodra er meer rust is, is de vader bereid om samen met de moeder aan de verbetering van hun onderlinge communicatie te werken. Duidelijkheid over de schoolkeuze en de zorgregeling zal die rust brengen.
Wat betreft vakanties van meer dan een week is de vader voorstander van een regeling waarbij het wisselmoment midden in de twee weken op zondag om 10.00 uur valt. Dit geeft meer rust dan een wisselmoment op maandag om 10.00 uur.
Ten slotte begrijpt de vader niet waarom het voor [minderjarige 1] schadelijk zou zijn dat hij haar [minderjarige 1] noemt. [minderjarige 1] is de naam die op haar geboorteakte staat. De vader heeft [minderjarige 1] altijd zo genoemd.
3.7.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan. Voortzetting van de schoolgang van [minderjarige 1] in [woonplaats moeder] is het meest in haar belang. Zij heeft daar haar plek gevonden. Het is van belang dat er meer rust komt in de situatie van [minderjarige 1] . Zij heeft veel last van de verschillen tussen de ouders en hun situaties. [minderjarige 1] wordt nu belast met volwassenen zaken en zij heeft daar last van. De vader heeft een druk huishouden en hij en zijn partner werken beiden fulltime. Het is daarom in het belang van [minderjarige 1] dat zij in geval zij in [woonplaats moeder] naar school blijft gaan doordeweeks volledig bij de moeder verblijft. De moeder heeft daarvoor inmiddels zaken geregeld.
Volgens het ouderschapsplan stond het de moeder vrij om naar [woonplaats moeder] te verhuizen. Verder was het niet de insteek van de ouders om [minderjarige 1] na haar tijd bij de kinderopvang in [woonplaats vader] in alle gevallen daar ook naar school te laten gaan. De school in [woonplaats moeder] heeft uit praktisch oogpunt de voorkeur. Deze school sluit door de kleinere klassen ook meer aan bij de behoefte van [minderjarige 1] .
De moeder betwist dat de vader door het reizen naar school op maandag en dinsdag in de knel komt met zijn werk. De werkgever van de vader biedt veel flexibiliteit in werktijden. De moeder daarentegen is in haar werk als huisarts niet flexibel.
De moeder betwist dat de gezinssituatie van de vader bewerkelijker is dan die van de moeder alleen. De vader kan zorgtaken delen. De moeder vraagt zich in dit verband overigens af waarom de vader en zijn partner in deze situatie meer uren zijn gaan werken. Qua totaal urenaantal, ook voor nascholing en administratie, zijn de uren die de moeder inmiddels werkt vergelijkbaar met een fulltime dienstverband.
De vader weigert de beschikking van de rechtbank uit te voeren. [minderjarige 1] gaat nu op maandag en dinsdag niet naar school. De moeder heeft in deze situatie aangeboden dat [minderjarige 1] vanaf
dinsdag 17.00 uur bij de moeder is. De vader zet haar dan af bij de huisartsenpraktijk in [woonplaats vader] waar de moeder werkt, zodat de moeder [minderjarige 1] woensdagochtend in [woonplaats moeder] naar school kan brengen. Volgens de moeder heeft de vader niet aangetoond dat het voor hem niet mogelijk is om [minderjarige 1] naar school in [woonplaats moeder] te brengen.
De moeder vindt het standpunt van de vader over de roepnaam van [minderjarige 1] zorgelijk. Twee verschillende namen is voor [minderjarige 1] verwarrend.
De moeder betreurt het dat de verstandhouding tussen de ouders verstoord is geraakt. De moeder wil in het belang van [minderjarige 1] met inzet van hulpverlening werken aan verbetering van die verstandhouding.
De moeder stemt ermee in om het wisselmoment in de vakanties van meer dan een week op
zondag te laten plaatsvinden, maar dan niet om 10.00 uur, maar om 17.00 uur.
Het advies van de raad
3.8.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de beschikking van de rechtbank wat betreft de vervangende toestemming voor de inschrijving op de basisschool in [woonplaats moeder] te bekrachtigen.
Tijdens hun onderlinge strijd zijn de ouders hun kind kwijtgeraakt. [minderjarige 1] heeft veel last van de verschillen in de situaties van de ouders. Ieder van de ouders moet zich afvragen wat hij of zij kan doen om ervoor te zorgen dat de situatie voor [minderjarige 1] beter wordt. Een ouderschapsreorganisatietraject is voor de ouders zeer aangewezen. Het is onder meer belangrijk dat de relatie van de ouders afgehecht wordt.
Van een co-ouderschapsregeling teruggaan naar een regeling waarbij [minderjarige 1] alleen maar een weekend per veertien dagen bij de vader verblijft, is niet in het belang van [minderjarige 1] . Dat is ook niet nodig. De vader moet heroverwegen of hij toch niet in staat is om [minderjarige 1] op maandag en dinsdag naar de school in [woonplaats moeder] te brengen.
Het oordeel van het hof
3.9.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de ene ouder voor de inschrijving van [minderjarige 1] op een basisschool toestemming van de andere ouder nodig heeft. Indien partijen het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.
Bij een dergelijke beslissing dient de rechter - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
Hoewel het belang van de minderjarige een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarige.
3.9.1.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat aan de moeder vervangende toestemming moet worden verleend om [minderjarige 1] in te schrijven op basisschool [school 2] te [woonplaats moeder] . Het hof heeft hiervoor de volgende redenen.
Zoals het hof hiervoor al heeft aangegeven vormt het belang van [minderjarige 1] een overweging van de eerste orde. Het hof is van oordeel dat alle belangen in ogenschouw nemende het
belang van [minderjarige 1] het meest is gediend als er geen wijziging wordt gebracht in haar school en zij in [woonplaats moeder] naar school blijft gaan. [minderjarige 1] zit sinds ongeveer vier maanden op deze school. De moeder heeft onweersproken verklaard dat [minderjarige 1] daar inmiddels gewend is, het goed naar haar zin heeft en ook vriendinnetjes heeft gemaakt.
Na de beschikking van de rechtbank is de situatie tussen de ouders geëscaleerd. Zij zijn momenteel in een forse strijd met elkaar verwikkeld. [minderjarige 1] heeft hier onmiskenbaar veel last van. Het hof is van oordeel dat [minderjarige 1] nu het meest is gebaat bij rust en stabiliteit en dus bij handhaving van de bestaande situatie wat betreft de school. Dit is voor het hof doorslaggevend. De stelling van de vader dat het voor hem door de reisafstand niet mogelijk is om [minderjarige 1] naar de school in [woonplaats moeder] te brengen doet aan het oordeel van het hof niet af. De moeder heeft deze stelling gemotiveerd weersproken en deze staat daarom niet vast. Verder gaat het hof evenals de rechtbank niet mee in de stelling van de vader dat de moeder de gevolgen moet dragen van haar beslissing om niet in [woonplaats vader] te blijven wonen, maar naar [woonplaats moeder] te verhuizen. De moeder is immers verhuisd binnen de afstand die de ouders in het ouderschapsplan zijn overeengekomen. Ook de stelling van de vader dat partijen toen zij nog een relatie hadden, samen de school in [woonplaats vader] voor [minderjarige 1] voor ogen hadden en haar daarom hebben ingeschreven op de kinderopvang in [woonplaats vader] , zodat zij op school al kinderen zou kennen, is door de moeder gemotiveerd weersproken en staat daarom niet vast. Ten slotte behoeft geen nader betoog dat de stelling van de vader dat [minderjarige 1] door nu in [woonplaats moeder] naar een basisschool te gaan, later misschien ook daar naar een middelbare school zal gaan, waardoor hij minder kan helpen met het maken van huiswerk, niet of nauwelijks gewicht in de schaal legt. Dit betreft een te onzekere omstandigheid gelegen in de verre toekomst.
Bij bespreking van de grief over de roepnaam van [minderjarige 1] heeft de vader geen belang omdat met die grief geen wijziging van het dictum van de rechtbank wordt beoogd.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de vervangende toestemming voor de inschrijving op de basisschool bekrachtigen.
3.10.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk
voorkomt.
3.10.1.
Niet in geschil is dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden.
De vader heeft het hof verzocht om in het geval [minderjarige 1] naar school blijft gaan in [woonplaats moeder] de reguliere zorg- en contactregeling te wijzigen in die zin dat [minderjarige 1] één keer per veertien dagen in het weekend vanaf vrijdag na school tot maandag voor school bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige 1] zal ophalen en wegbrengen.
De moeder heeft met dit verzoek ingestemd. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
3.10.2.
Het hof zal het wisselmoment in de vakanties van langer dan één week in redelijkheid bepalen op de zondagochtend om 10.00 uur.
3.11.
Het hof stelt vast dat de verstandhouding tussen de ouders zeer slecht is. Het hof vindt het van groot belang dat de ouders gaan deelnemen aan een traject van ouderschapsreorganisatie, zodat zij de klempositie waarin [minderjarige 1] zich bevindt, verminderen
en een onbelast contact tussen [minderjarige 1] en beide ouders mogelijk maken. Beide ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij hiervoor gemotiveerd zijn nadat er duidelijkheid is gekomen over de schoolinschrijving.
De ouders hebben destijds in het ouderschapsplan een co-ouderschapsregeling met elkaar afgesproken. Beide ouders vinden het belangrijk dat [minderjarige 1] een substantieel contact heeft met de vader en met de moeder. Het hof hoopt en gaat ervan uit dat de ouders gaande het ouderschapsreorganisatietraject in het belang van [minderjarige 1] uiteindelijk de ruimte vinden om toe te werken naar een zorgregeling waarbij [minderjarige 1] meer dan volgens de regeling die het hof in het dictum zal vaststellen, bij de vader verblijft. Het hof brengt in dit verband in herinnering dat de vader nog tijdens de mediation heeft aangeboden dat [minderjarige 1] in het geval dat zij in [woonplaats moeder] naar school zou gaan, drie weekenden in de maand bij hem verblijft. Het hof geeft de moeder met klem in overweging om er zorg voor te dragen dat [minderjarige 1] ook substantieel veel tijd met de vader en diens gezin zal kunnen doorbrengen, omdat dit ook zonder meer in haar belang wordt geacht. Verder wijst het hof er (wellicht ten overvloede) op dat het de ouders vrij staat om een andere verdeling van zorg- en opvoedtaken vast te stellen als zij het daarover eens zijn.
3.12.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing. Omwille van de duidelijkheid zal het hof de in de beschikking van de rechtbank neergelegde zorgregeling in het geheel vernietigen en in het dictum een nieuwe zorgregeling vaststellen.
3.13.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.
Het niet onderbouwde verzoek van de moeder om de vader in deze kosten te veroordelen, zal het hof afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 oktober 2022 voor zover daarbij een verdeling van de zorg- en opvoedtaken ten aanzien van [minderjarige 1] is vastgesteld,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de door partijen bij het ouderschapsplan van 7 maart 2021 overeengekomen verdeling van de zorg- en opvoedtaken als volgt:
- [minderjarige 1] verblijft één keer per veertien dagen in het weekend vanaf vrijdag na school tot maandag voor school bij de vader, waarbij de vader [minderjarige 1] zal ophalen en wegbrengen;
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de zomervakanties de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader;
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de herfstvakantie doordeweeks in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder, waarbij in de weekenden vallend in de herfstvakantie de reguliere regeling wordt uitgevoerd;
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de kerstvakantie in de even jaren in de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren in de eerste week bij de vader en in de tweede week bij de moeder;
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de voorjaarsvakantie doordeweeks in de even jaren bij de moeder
en in de oneven jaren bij de vader, waarbij in de weekenden vallend in de voorjaarsvakantie
de reguliere regeling wordt uitgevoerd;
- [minderjarige 1] verblijft tijdens de meivakanties in de even jaren de eerste week bij de vader en de
tweede week bij de moeder en in de oneven jaren de eerste week bij de moeder en de tweede
week bij de vader;
- [minderjarige 1] verblijft op Moederdag bij de moeder en op Vaderdag bij de vader;
- [minderjarige 1] is op haar verjaardag bij de ouder bij wie zij volgens de reguliere zorgregeling verblijft;
- tijdens alle nationale feestdagen blijft de reguliere zorgregeling doorlopen;
- voor wisselmomenten tijdens vakanties die langer dan één week duren geldt dat die zullen plaatsvinden op zondag om 10.00 uur;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, E.M.D.M. van der Linden en
M.I. Peereboom-van Drunick en is op 13 april 2023 uitgesproken in het openbaar door
mr. H. van Winkel in tegenwoordigheid van de griffier.