ECLI:NL:GHSHE:2023:1166

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
200.320.904_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling tussen vader en minderjarigen na ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 oktober 2022 te vernietigen, waarin de omgangsregeling was gewijzigd. De rechtbank had bepaald dat de vader en de kinderen minimaal één keer per week twee uur begeleid contact met elkaar zouden hebben. De vader was het niet eens met deze regeling en stelde dat de GI (Gecertificeerde Instelling) ten onrechte het contact had beperkt zonder voldoende onderbouwing.

Het hof heeft vastgesteld dat er sinds de eerdere beschikking van de rechtbank een wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden, met name door een incident op 26 augustus 2022, waarbij zorgen over de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie van de vader en de stiefmoeder naar voren kwamen. Het hof heeft echter ook geconstateerd dat de situatie inmiddels is verbeterd en dat de fysieke onveiligheid voor de kinderen is weggenomen. Daarom heeft het hof besloten om de omgangsregeling te wijzigen, zodat de vader en de kinderen één keer per week op woensdag gedurende vier uur contact met elkaar hebben, met de mogelijkheid dat dit contact gedeeltelijk onbegeleid kan plaatsvinden.

De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de nieuwe regeling onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele verdere juridische stappen die de betrokken partijen kunnen ondernemen. Het hof heeft benadrukt dat de vader en de stiefmoeder een constructieve houding moeten aannemen richting de GI en de hulpverlening om verdere uitbreiding van de contactregeling mogelijk te maken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 13 april 2023
Zaaknummer : 200.320.904/01
Zaaknummers 1e aanleg: C/01/385408 / JE RK 22-1285 en C/01/385410 / JE RK 22-1286
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. F. Pool,
tegen
stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.
[de stiefmoeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de stiefmoeder.
Als informant in deze zaak wordt aangemerkt:
[de grootmoeder moederszijde],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de grootmoeder moederszijde.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 oktober 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 januari 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
primair
I. een (voorlopige) omgangsregeling te bepalen waarbij de vader recht heeft op een weekend omgang per veertien dagen en één avond omgang per week, bij de vader thuis;
II. te bepalen dat de (voorlopige) omgangsregeling geldt door de duur van vijf maanden, waarna de zaak opnieuw op zitting wordt gepland om te beoordelen of een uitbreiding van de omgangsregeling in het belang van de kinderen moet worden geacht;
subsidiair
III. een omgangsregeling te bepalen die het hof juist acht.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- namens de vader, mr. Pool;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de stiefmoeder.
2.3.1.
De raad heeft bij brief d.d. 26 januari 2023 het hof bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.
2.3.2.
De grootmoeder moederszijde heeft zich afgemeld voor de mondelinge behandeling in hoger beroep.
2.3.3.
De vader en de moeder, zijn hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verschenen.
2.3.4.
Het hof heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben via het ‘formulier kindgesprek’ schriftelijk hun mening gegeven. Genoemde formulieren zijn ingekomen ter griffie op 30 januari 2023.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de voorzitter de inhoud van de formulieren zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.3.5.
Tijdens de mondeling behandeling in hoger beroep is tevens een andere bij dit hof lopende zaak tussen de vader en de GI behandeld omtrent -kort gezegd- de door de rechtbank aan de GI verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de grootmoeder moederszijde, bij het hof bekend onder zaaknummer 200.320.874/01.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 16 september 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de vader op 16 januari 2023;
  • de brief met bijlagen van de GI d.d. 17 februari 2023;
  • het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de vader op 20 februari 2023;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de GI overgelegde pleitaantekeningen.

3.De beoordeling

3.1.
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest.
Uit het huwelijk van de vader en de moeder zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
In het ouderschapsplan van 2 januari 2012, dat is gehecht aan de beschikking van de rechtbank Breda van 15 februari 2012, zijn de vader en de moeder een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen waarbij de kinderen één keer per veertien dagen van vrijdag tot zondag contact hebben met de vader. Verder zijn de ouders een uitgebreide regeling tijdens de vakanties en feestdagen tussen de vader en de kinderen overeengekomen, zoals in het ouderschapsplan is weergegeven.
3.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 28 augustus 2018 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is laatstelijk verlengd tot 28 augustus 2023.
3.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op dit moment op grond van daartoe strekkende machtigingen tot uithuisplaatsing bij de grootmoeder moederszijde.
3.5.
Bij beschikking van 5 september 2022 heeft de rechtbank de huidige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd en bepaald dat de vader en de grootvader vaderszijde
voorlopig, hoogstens voor de duur van vier weken, het recht op contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt ontzegd.
3.6.
Bij beschikking van 20 september 2022 heeft de rechtbank genoemde beschikking van 5 september 2022 herroepen. De rechtbank heeft de GI voorts verzocht om schriftelijk gewijzigde verzoeken in te dienen ten aanzien van de door de GI beoogde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
3.7.
Bij gewijzigd verzoek d.d. 26 september 2022 heeft de GI verzocht de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen zoals omschreven onder “stappenplan LJ&R” in het verzoekschrift, waarbij het precieze tijdstip van overgang van de ene stap naar de andere stap ter beoordeling aan de Gl wordt overgelaten. Het stappenplan is als volgt:
Stap 1: omgang tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader: lx per week 1 uur begeleid contact op een
neutrale locatie;
Stap 2: omgang tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader: lx per week 1,5 uur begeleid contact op een
neutrale locatie;
Stap 3: omgang tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader: lx per week 1,5 uur begeleid contact bij de
vader thuis;
Stap 4: omgang tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader: 1x per week 2 uur begeleid contact bij de
vader thuis.
3.8.
Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de rechtbank genoemde beschikking van de rechtbank Breda van 15 februari 2012 en het daaraan gehechte ouderschapsplan van 2 januari 2012 gewijzigd, in die zin, dat de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] minimaal één keer per week twee uur begeleid contact met elkaar hebben bij de vader thuis, waarbij onder regie van de GI kan worden toegewerkt naar onbegeleid contact en uitbreiding van het contact.
3.9.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.10.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling -samengevat- het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte de beschikking van de rechtbank Breda van 15 februari 2012 gewijzigd en het contact tussen de vader en de kinderen vastgesteld op twee uur begeleid contact per week. Op grond van het IVRK en het EVRM rust op de GI als uitvoerder van de jeugdmaatregelen de positieve verplichting om ervoor te zorgen dat het familieleven zoveel als mogelijk gehandhaafd blijft. Dit leidt ertoe dat alle voorbereidende maatregelen getroffen moeten worden om contact tussen de vader en de kinderen mogelijk te maken. Bovendien dient er voortvarend te worden opgetreden, aangezien tijdsverloop onherstelbare gevolgen kan hebben voor de relatie tussen de vader en de kinderen. Gelet op de hechting, het ‘family life’ en de identiteitsontwikkeling van de kinderen is het van belang dat er contact plaatsvindt. De GI heeft echter ten onrechte het contact tussen de vader en de kinderen fors teruggebracht zonder deugdelijke motivering. De bij de GI bestaande zorgen over de kinderen rechtvaardigden niet de zeer beperkte begeleide contactregeling. Deze zorgen zijn bovendien niet gelegen in het contact tussen de vader en de kinderen, waardoor het niet doeltreffend is om het contact te beperken. Ook de kinderen hebben verklaard meer contact met de vader te willen hebben. De vader betreurt het incident dat op 26 augustus 2022 heeft plaatsgevonden en hij wenst door middel van hulpverlening herhaling hiervan te voorkomen. De GI heeft op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt waarom de bij de rechtbank verzochte frequentie, duur en locatie van het contact in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De enkele stelling van de GI dat dit een passende regeling is, is onvoldoende onderbouwd. De GI dient inzichtelijk te maken hoe zij tot deze regeling is gekomen en dat ontbreekt. Alleen door de inzet van hulpverlening in de thuissituatie kunnen de door de GI genoemde zorgen worden weggenomen. De vader en de stiefmoeder staan open voor hulpverlening; zij verwijzen naar de door hen ingeschakelde hulp van [instantie] . Nu er hulpverlening in het gezin aanwezig is, zijn er voldoende waarborgen om het contact tussen de vader en de kinderen uit te breiden. Ook uit de verschillende positieve rapportages volgt dat de begeleide contactmomenten goed verlopen. Het contact is daarom uitgebreid, in die zin, dat het contact soms ook met minder begeleiding plaatsvindt. Omdat uit genoemde rapportages blijkt dat er tijdens de contactmomenten geen sprake is van onveiligheid voor de kinderen dient het contact voortaan onbegeleid plaats te vinden. Wel dient er bij de contactregeling een onderscheid te worden gemaakt tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 2] woonde al langere tijd bij de grootmoeder moederszijde, maar voor [minderjarige 1] is het verschil heel erg groot omdat hij al enkele jaren bij de vader heeft gewoond. Het feit dat de contactmomenten goed verlopen, maar van de GI nog wel (gedeeltelijk) begeleid moeten plaatsvinden levert bij de vader weerstand op tegen de hulpverlening. De onduidelijkheid die rondom de contactmomenten bestaat is te wijten aan het gebrek aan duidelijke afspraken met de GI.
3.11.
De GI voert tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep -samengevat- het volgende aan.
De GI is het met de vader eens dat zij de plicht heeft om het contact tussen de vader
en de kinderen te bevorderen, maar in dit geval is de situatie zo dat het belang van de kinderen juist het best wordt gediend met de huidige contactregeling. De GI heeft aanvankelijk ook uitvoering gegeven aan de in het ouderschapsplan opgenomen regeling. Alleen is de situatie inmiddels gewijzigd, omdat de veiligheid van de kinderen met de toen geldende contactregeling niet gewaarborgd kon worden in de thuissituatie bij vader (en de stiefmoeder). Er zijn al langere tijd concrete zorgen over de opvoedsituatie bij de vader en de stiefmoeder en deze zorgen zijn alleen maar in ernst toegenomen. Anders dan vader stelt, dateren de meeste zorgen niet uit het raadsrapport van 2018 en betreffen deze zorgen niet alleen het incident op de camping op 26 augustus 2022. Er bestaan bij de GI ook zorgen rondom huiselijk geweld waar de kinderen getuige van zijn, grof taalgebruik en middelengebruik van de vader en de stiefmoeder waar de kinderen aan blootgesteld zijn. Ook heeft [minderjarige 2] al voor het incident aangegeven zich niet altijd prettig te voelen als hij contact met de vader (en de stiefmoeder) heeft. Na het incident op de camping zijn er ook nog nieuwe meldingen gedaan bij Veilig Thuis (VT). De GI heeft toen besloten om in te steken op veiligheid en om die reden het contact begeleid vorm te geven. De vader en de stiefmoeder dienen te werken aan het op orde brengen van hun opvoedsituatie, het middelengebruik, hun relatie en emotieregulatie, zodat de kinderen geen getuige meer hoeven te zijn van spanning of geweld en zij beschikbaar kunnen zijn voor de kinderen. De GI heeft toen met de vader en de stiefmoeder besproken om hiermee aan de slag te gaan, om van daaruit het contact weer te kunnen uitbreiden. Tot op heden is de GI niet geïnformeerd over hun persoonlijke traject(en). Door zijn afwerende houding tegen de GI laat de vader nog steeds niet zien dat hij open staat voor hulpverlening. De vader heeft namelijk (nog) niet meegewerkt aan het intakegesprek van Oosterpoort en/of een startgesprek voor een persoonlijk hulpverleningstraject. Dat het O & O-traject niet is gestart is daarom ook niet aan de GI te verwijten. Ook heeft de vader aanvankelijk niet meegewerkt aan het opstarten van de begeleide contacten omdat hij zich hier niet mee kon verenigen. Zo gaf de vader onder meer geen reactie op de vraag van de GI op welke dag het begeleid contact kon plaatsvinden. Nadat het contact tussen de vader en de kinderen begeleid was opgestart heeft de GI tijdens de evaluatie geconstateerd dat de fysieke onveiligheid voor de kinderen is weggenomen. De GI heeft alleen wel vastgesteld dat wanneer alle kinderen, dus ook die van de stiefmoeder, tegelijk thuis zijn, de druk op de vader en de stiefmoeder toeneemt en hun emotieregulatie ook onder druk komt te staan. Er moet daarom worden vermeden dat alle kinderen tegelijk thuis zijn. De GI wil met de vader meedenken hoe dit te realiseren, maar hij draagt daar zelf geen ideeën voor aan. Ook komt de vader de met de GI gemaakte afspraken over het contact met de kinderen niet na. Zo heeft de vader buiten de regeling om in de kerstvakantie contact met de kinderen gehad en heeft hij tegen de afspraken in [minderjarige 1] tijdens het contactmoment mee naar huis genomen. Het contact kan inmiddels wel gedeeltelijk onbegeleid plaatsvinden. De GI wil nog steeds zoveel mogelijk toewerken naar onbegeleid contact om uiteindelijk te komen tot de in het ouderschapsplan vastgestelde regeling.
3.12.
De stiefmoeder voert tijdens de mondelinge behandeling -samengevat- het volgende aan.
Zij betwist dat er bij haar en de vader sprake is van middelengebruik. Zij zijn bereid om testen te ondergaan om dit te bewijzen. Ook zijn zij prima in staat om voor hun gezamenlijk kind Jalyssa te zorgen. De stiefmoeder betwist verder dat de vader tijdens het contactmoment met [minderjarige 1] naar huis is gegaan, terwijl dit niet mocht. Zij verklaart -desgevraagd door het hof- dat de (begeleide) contactomenten op iedere dag kunnen plaatsvinden; de vader kan zijn werk hierop afstemmen. De stiefmoeder begrijpt niet waarom in januari eerst een onbegeleid contactmoment heeft plaatsgevonden en het volgende contactmoment weer begeleid moest zijn.
3.13.
Het hof overweegt het volgende.
3.13.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:265g lid 1 BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. Op grond van het tweede lid kan een dergelijke beslissing worden gewijzigd op grond van gewijzigde omstandigheden of indien bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.13.2.
Het hof zal eerst beoordelen of er sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds de in de beschikking van de rechtbank Breda van 15 februari 2012 en het daaraan gehechte ouderschapsplan d.d. 2 januari 2012 vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de kinderen. Vast staat dat op 26 augustus 2022 in aanwezigheid van de kinderen een incident op een vakantiepark heeft plaatsgevonden, waarbij sprake was van scheldpartijen, bedreigingen en fysiek geweld, zeer waarschijnlijk onder invloed van drugs en/of drank. Ook voor dit incident bestonden er bij de GI al zorgen omtrent de thuissituatie bij de vader (en de stiefmoeder). Genoemd incident tezamen met de eerdere zorgen van de GI maakt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, zodat het hof aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak in hoger beroep toekomt.
3.13.3.
Het hof is op grond van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep van oordeel dat ten tijde van het inleidend verzoek van de GI het in het belang van de kinderen noodzakelijk was om het contact tussen de vader en de kinderen te wijzigen en fors te beperken en voortaan onder begeleiding te laten plaatsvinden. Het genoemde incident op een camping in combinatie met de eerdere zorgen van de GI over de thuissituatie bij de vader en de stiefmoeder maakten dat er op dat moment ernstige zorgen bestonden over de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij de vader en de stiefmoeder. Ook heeft [minderjarige 2] al geruime tijd voor het incident aangegeven zich niet altijd prettig te voelen als hij contact met de vader (en de stiefmoeder) heeft. Onder die omstandigheden heeft de rechtbank -naar het oordeel van het hof- terecht de in de bestreden beschikking beperkte begeleide contactregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld. Anders dan de vader in hoger beroep stelt, was de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde regeling niet enkel gebaseerd op het incident op 26 augustus 2022.
3.13.4.
Het hof is verder van oordeel dat op dit moment de door de rechtbank vastgestelde beperkte begeleide contactregeling tussen de vader en de kinderen niet langer in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de GI verklaard dat uit de evaluatie van de begeleide contactmomenten is gebleken dat de fysieke onveiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij de vader (en de stiefmoeder) is weggenomen. De GI heeft alleen wel vastgesteld dat wanneer alle kinderen, dus ook die van de stiefmoeder, tegelijk thuis zijn, de druk op de vader en de stiefmoeder toeneemt en hun emotieregulatie ook onder druk komt te staan. Daarbij komt dat ook de vader tijdens de mondelinge behandeling onweersproken heeft gesteld dat uit de rapportages van de begeleide omgang blijkt dat de contactmomenten tussen hem en de kinderen goed zijn verlopen. Deze positieve ontwikkeling maakte dat de GI in januari 2023 heeft bepaald dat de contactmomenten voortaan gedeeltelijk begeleid en gedeeltelijk onbegeleid kunnen plaatsvinden, hetgeen ook één of enkele keren het geval is geweest. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat er nadien tussen partijen veel ‘ruis’ is ontstaan over de uitvoering van de contactregeling. Dat heeft er onder meer toe geleid dat de gedeeltelijk onbegeleide contactregeling is gestagneerd en dat er tussen partijen geen constructieve samenwerking (meer) bestaat. Het hof constateert dat iedereen het erover eens is dat de gedeeltelijk onbegeleide contactregeling tussen de vader en de kinderen dient te worden hervat. Daarvoor is het noodzakelijk dat de communicatie tussen de GI en vader/stiefmoeder weer zo snel mogelijk wordt vlot getrokken. Het hof verwacht van de vader (en de stiefmoeder) dat zij zich hiervoor ten volle zullen inzetten.
3.13.5.
De hiervoor onder rechtsoverweging 3.16.4. door het hof vastgestelde positieve ontwikkeling in de thuissituatie van de vader en de stiefmoeder, maakt dat het hof het in het belang van de kinderen acht dat op korte termijn wordt toegewerkt naar een onbegeleide contactregeling bij de vader en de stiefmoeder thuis, waarbij de kinderen één keer per week op woensdag gedurende vier uur contact met de vader zullen hebben. Partijen mogen in onderling overleg bepalen dat het onbegeleide contact, indien nodig, op een andere dag zal plaatsvinden. Teneinde de uitbreiding van de contactregeling langs de weg van de geleidelijkheid te laten plaatsvinden, zal het hof bepalen dat vanaf de datum van de beschikking van het hof het contact nog maximaal twee keer gedeeltelijk begeleid zal plaatsvinden, eveneens gedurende vier uur. Verdere uitbreiding van het contact tussen de vader en de kinderen, zoals door de vader in hoger beroep primair is verzocht, acht het hof op dit moment nog niet in het belang van de kinderen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat op korte termijn het O & O traject zal starten, waarbij de mogelijkheden van een eventuele terugplaatsing van [minderjarige 1] bij de vader zal worden onderzocht. Nu de uitkomsten van dit traject nog volstrekt onzeker zijn en er pas recent sprake is van een prille positieve ontwikkeling in de thuissituatie van de vader, acht het hof een verdere uitbreiding van de contactregeling tussen de vader en de kinderen in de toekomst afhankelijk van de verdere ontwikkelingen.
3.13.6.
Het hof is dan ook van oordeel dat wanneer de vader zich meewerkend richting de GI en de hulpverlening opstelt en de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij de vader en de stiefmoeder niet opnieuw in het gedrang komt, een verdere uitbreiding van de nu door het hof vastgestelde regeling naar de in de beschikking van de rechtbank Breda van 15 februari 2012 en het daaraan gehechte ouderschapsplan vastgestelde regeling, het streven dient te zijn. Het hof laat het aan de GI over om in samenspraak met de betrokken hulpver-lening te bezien of, en in hoeverre, (eventueel stapsgewijs) in de (nabije) toekomst daadwerkelijk tot een dergelijke regeling kan worden gekomen. Ook laat het hof de verdere opbouw van het contact tussen de vader en de kinderen over aan de GI. Het hof merkt daarbij nog op dat de vader het grotendeels zelf in de hand heeft of de oude regeling ook daadwerkelijk weer kan worden gerealiseerd, waarbij een constructieve en meewerkende houding richting de GI helpend kan zijn.
3.17.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en beslissen zoals hierna onder 4 vermeld.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt
met ingang van 13 april 2023de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 oktober 2022,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Breda 15 februari 2012 en het daaraan gehechte ouderschapsplan d.d. 2 januari 2012, voor wat betreft de daarbij vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de kinderen;
stelt
met ingang van 13 april 2023omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
een regeling vast waarbij de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] één keer per week op woensdag gedurende vier uur contact met elkaar hebben, met dien verstande dat dit contact nog maximaal twee keer gedeeltelijk begeleid zal plaatsvinden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, H. van Winkel en C.L.M. Smeets en is op 13 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.