ECLI:NL:GHSHE:2023:1169

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
200.322.914_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezinsproblematiek en ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007, die opgroeit in een gezin waar seksueel misbruik heeft plaatsgevonden. De vader, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 23 december 2023. Hij stelt dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is en dat de zorgen van de gecertificeerde instelling (GI) niet voldoende zijn onderbouwd. De GI daarentegen handhaaft haar standpunt dat de minderjarige in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd door de gezinssituatie en het gebrek aan veilige hechtingsrelaties.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2023 zijn zowel de vader als de GI en de moeder gehoord. De minderjarige heeft ook de gelegenheid gekregen om zijn mening te uiten. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank, waarin de ondertoezichtstelling werd verlengd, beoordeeld en geconcludeerd dat de zorgen van de GI gegrond zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in zijn ontwikkeling bedreigd wordt en dat de ouders onvoldoende inzien welke impact de situatie heeft op hem. De ouders hebben niet de noodzakelijke stappen ondernomen om een veilige opvoedingsomgeving te creëren.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en de ondertoezichtstelling voor een jaar verlengd. Dit besluit is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de nadruk ligt op het waarborgen van zijn veiligheid en ontwikkeling. Het hof heeft de GI opgedragen om samen met de ouders een veiligheidsplan op te stellen, zodat de situatie van de minderjarige kan verbeteren en zijn ontwikkeling niet verder in gevaar komt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 13 april 2023
Zaaknummer : 200.322.914/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/387133 / JE RK 22-1524
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats]
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.E. Vries,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Deze zaak gaat over de minderjarige:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats].
In deze zaak wordt als belanghebbende aangemerkt:
[de moeder], wonende te [woonplaats], advocaat: mr. A.M. Engelen (hierna te noemen: de moeder).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Zuidoost Nederland,
Locatie [locatie]
,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 16 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 februari 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het de verlenging van de ondertoezichtstelling ten aanzien van [minderjarige] betreft en - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - het verzoek van de GI om verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 februari 2023, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 maart 2023.
Gelet op de onderlinge samenhang is deze zaak gelijktijdig behandeld met het hoger beroep van de moeder onder zaaknummers 200.322.169/01 en 200.322.169/02.
In beide zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. De Vries;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2];
- de moeder, bijgestaan door mr. Engelen.
2.3.1.
Namens de raad is, hoewel behoorlijk opgeroepen, geen vertegenwoordiger tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met de voorzitter en de griffier gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 2 december 2022.

3.De beoordeling

3.1.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige].
3.2.
[minderjarige] is op 23 december 2020 onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is sindsdien verlengd.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 23 december 2023.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing, voor wat betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige], niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat - aan dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige].
Er is onvoldoende gekeken naar de persoonlijke situatie van [minderjarige]. [minderjarige] ontwikkelt zich goed ontwikkelt en het is niet duidelijk waarop de zorgen van de GI zijn gebaseerd. [minderjarige] laat geen zorgelijk gedrag zien en hij ontwikkelt zich leeftijdsadequaat. [minderjarige] wil graag contact met de vader en doet het goed op school. Dat er iets heftigs is gebeurd ten aanzien van de zus van [minderjarige] maakt niet dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
De zorgen die worden benoemd in het plan van aanpak zien uitsluitend op de zus van [minderjarige] en zijn ook voornamelijk zorgen die worden genoemd in de stukken van de raad uit 2020. Daarbij komt dat de zorgen, die de rechtbank noemt wat betreft een gehechtheids-ontwikkeling en identiteitsontwikkeling, ten aanzien van [minderjarige] onvoldoende zijn gemotiveerd en geconcretiseerd.
Volgens de vader zijn twee van de drie doelen, die de GI heeft beschreven, behaald. Het doel dat nog niet is behaald, contact tussen [minderjarige] en de vader, kan in het vrijwillig kader worden behaald in samenwerking met het [instantie 1]. Daarvoor is een verlenging van de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk. Temeer nu het contact tussen de vader en [minderjarige] al enige tijd geleden is hersteld en de opbouw en de uitbreiding van de (begeleide) omgang goed verloopt. De ouders zijn samen in staat om met en onder begeleiding van het [instantie 1] afspraken te maken over de omgang.
De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat hulpverlening niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. De vader wijst erop dat er voor
[minderjarige] geen hulpverlening is ingezet. Daarbij komt dat de moeder de hulpverlening vanuit de GGZ accepteert, er in de thuissituatie bij de moeder geen aanvullende hulp nodig is om het opvoedklimaat stabiel te houden en de vader zich heeft aangemeld voor hulp vanuit [GGZ] en hulp ontvangt vanuit de reclassering.
3.6.
De GI handhaaft haar standpunt. [minderjarige] is opgegroeid in een gezin waarin seksueel misbruik heeft plaatsgevonden. Hij heeft hierdoor onvoldoende kunnen leren wat veilig is en wat niet; de psychische bescherming werd niet geboden. Kinderen leren door continuïteit in gehechtheidsrelaties - waaraan het heeft ontbroken- erop te vertrouwen dat de ouder er is als een kind dat nodig heeft. Door het seksueel misbruik van de vader van de zus van [minderjarige], is ook aan [minderjarige] niet de benodigde veilige omgeving geboden. Kinderen vormen door interactie met ouders een beeld van zichzelf, van anderen en van de wereld waarin het kind leeft. Door het seksueel misbruik binnen het gezin en de daaropvolgende afwezigheid van de vader wegens zijn detentie is bij [minderjarige] een bedreiging in de ontwikkeling ontstaan.
De ouders zien niet dat het seksueel misbruik van het zusje van [minderjarige] ook zorgelijk is voor de hechtingsrelaties en identiteitsontwikkeling van [minderjarige]. Daarom heeft de GI zorgen of de ouders voldoende kunnen voorzien in de behoeften van [minderjarige].
Hoewel het eerste doel van het traject met ViaNeo is behaald, geldt dit niet voor het tweede doel. Er is geen zicht gekregen op de mogelijkheden in het netwerk voor het begeleiden van de omgang van [minderjarige] en zijn vader. Ook is het voor de GI niet duidelijk of [minderjarige] zich leeftijdsadequaat ontwikkelt. De GI krijgt geen informatie van school omdat de ouders daar geen toestemming voor geven.
Daarnaast is nog altijd niet duidelijk of bij de vader sprake is van een stoornis en zo ja, welke. Mede daardoor is ook onduidelijk of ouders aan [minderjarige] de fysieke bescherming kunnen bieden en waarborgen. De ouders lijken de noodzaak voor het veiligheidsplan niet te zien. Er zijn zorgen over het herstel van de schade die [minderjarige] heeft geleden. Dat [minderjarige] geen zorgelijk gedrag laat zien betekent niet dat hij niet in zijn ontwikkeling bedreigd wordt. Pas wanneer het veiligheidsplan gereed is kan er meer duidelijkheid komen over de rol van de vader in de toekomst van [minderjarige]. De oplossing van de ontwikkelingsbedreiging ligt niet bij [minderjarige] maar bij de ouders.
Het veiligheidsplan moet zijn opgesteld voordat kan worden bepaald of en hoe onbegeleid contact tussen de vader en [minderjarige] mogelijk is. Aan de hand van de door ouders gegeven inbreng in het kader van het plan Signs of Safety dient er eerst een veilige situatie te worden gewaarborgd voor [minderjarige]. Dan pas heeft hulpverlening voor [minderjarige] zin. Daarnaast bestaat nog veel onduidelijkheid over de eerder door de ouders gewenste gezinshereniging. De GI heeft twijfels over de relatie tussen de ouders.
De GI vindt het verontrustend dat [minderjarige] liever niet wil denken en praten over hetgeen binnen het gezin is gebeurd en wat dit met hem doet. De GI denkt dat er psycho-educatie moet komen voor [minderjarige] om daarmee de thans aanwezige ontwikkelingsbedreiging voor de toekomst zo beperkt mogelijk te maken. De hulpverlening vanuit [instantie 2] en [instantie 2] zijn voortijdig beëindigd. Dat is zorgelijk. Ook zijn er zijn zorgen rondom de samenwerkingsrelatie tussen de ouders en het [instantie 1].
De GI ontkent een negatief beeld van de moeder te hebben geschetst. De GI heeft, hoewel zij vragen heeft over de psychische gesteldheid van de moeder, van de moeder geen rapportages of informatie ontvangen over of vanuit haar de hulpverlening die zij voor zichzelf heeft.
Volgens de GI is gelet op het voormelde van mening dat de maximale duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.7.2.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.7.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en weging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat er voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 lid 1 BW. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende.
3.7.4.
[minderjarige] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] zijn gelegen in het feit dat [minderjarige] is opgegroeid in een gezinssituatie waarin seksueel misbruik heeft plaatsgevonden door de vader richting de zus van [minderjarige]. Zijn identiteitsontwikkeling en de vorming van gehechtheidsrelaties heeft daardoor een ernstige beschadiging opgelopen. Hij heeft onvoldoende kunnen leren wat veilig is en wat niet. Ook heeft hij er niet op kunnen vertrouwen dat de ouders er waren toen hij die nodig had. Dat [minderjarige] zich op het oog verder goed lijkt te ontwikkelen, doet aan die zorgen over zijn ontwikkeling niet af.
3.7.5.
[minderjarige] wil liever niet praten over hetgeen in het gezin is gebeurd, en wat dit met hem heeft gedaan. Het is voor hem moeilijk om te praten, omdat hij zich dan niet meer goed kan concentreren op school en op zijn werk bij de vader. Zijn moeder is voor hem zijn belangrijkste gesprekpartner. [minderjarige] heeft de diepste wens en gaat er ook van uit dat de oude gezinssituatie weer kan worden zoals deze was voordat het misbruik plaatsvond. Daar is [minderjarige] op gericht en pas dan denkt [minderjarige] zich weer echt gelukkig te voelen. Alhoewel de ouders tijdens de mondelinge behandeling verklaren dat zij geen relatie met elkaar hebben noch weer zullen hebben, lijkt dit voor [minderjarige] niet duidelijk te zijn althans hebben de ouders dit kennelijk niet naar [minderjarige] uitgesproken. De vader verblijft regelmatig in de woning van de moeder om te klussen en de vader, die bij zijn ouders inwoont, zal voorlopig nog niet op zoek gaan naar een eigen woning. Deze omstandigheden lijken de wens van [minderjarige] in ieder geval te versterken althans hem niet de noodzakelijke duidelijkheid te geven. [minderjarige] heeft bovendien van de ouders het signaal ontvangen, dat het beter is niet met hulpverleners te praten over hoe hij zich voelt noch te vertellen hoe het op school gaat, omdat dit anders tegen hen kan worden gebruikt. Juist deze omstandigheden zijn reden tot zorg, hoewel het op het eerste oog goed met [minderjarige] lijkt te gaan. Daarbij komt dat het hof niet de overtuiging heeft gekregen dat de ouders daadwerkelijk inzien dat, hoewel het misbruik niet heeft plaatsgevonden met [minderjarige], deze omstandigheid ook voor [minderjarige] tot een ontwikkelingsdreiging heeft geleid en hulpverlening in dat verband nodig is. Evenmin is, ook voor het hof niet, duidelijk of er aan de zijde van de vader sprake is van een stoornis en zo ja welke, om zodoende te kunnen bepalen of dit bijzondere aandacht ten behoeve van [minderjarige] vergt. Ook de moeder heeft de door de GI omtrent haar hulpverlening gevraagde informatie niet verstrekt, terwijl de hulpverlening vanuit [instantie 2] en [instantie 2] voortijdig is beëindigd. Onder deze omstandigheden is het moeilijk zo niet onmogelijk te bepalen of de ouders voor [minderjarige] ook in de toekomst een veilige opvoedomgeving kunnen bieden. Ook lukt het de GI niet nadere informatie over [minderjarige] via school te verkrijgen omdat de ouders de daarvoor benodigde toestemming niet geven. Onder deze omstandigheden kunnen de ontwikkelingsbedreigingen van [minderjarige] naar het oordeel van het hof niet zonder gedwongen kader worden opgeheven. Op basis van hetgeen de ouders ten behoeve van het veiligheidsplan hebben ingebracht, zal de GI aan de hand van het plan Signs of Safety dienen te bezien of en op welke manier de ouders in staat zijn om voor [minderjarige] een veilige opvoedingsomgeving te bieden.
Met de GI is het hof van oordeel dat het essentieel is dat de ouders richting [minderjarige] erkennen dat het seksueel misbruik van zijn zus ook voor hem heel ernstige gevolgen heeft gehad en dat zij aan hem de boodschap geven dat hij nu en in de toekomst veilig is door een gedegen veiligheidsplan.
Vervolgens dient te worden gekeken of en zo ja, welke hulpverlening voor [minderjarige] passend is.
Daarbij dient te worden betrokken de vraag welke rol de vader in de toekomst van [minderjarige] kan spelen en de wijze waarop het contact tussen [minderjarige] en de vader veilig kan plaatsvinden.
Verder moet het voor [minderjarige] duidelijk worden hoe de ouders op dit moment over de eerder door henzelf gewenste gezinshereniging denken;
3.7.6.
Gezien het vorenstaande acht het hof een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van één jaar noodzakelijk.
3.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking, voor zover het betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige], dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 16 december 2022, voor zover het betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige];
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, C.D.M. Lamers en N. Veenendaal en is op 13 april 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. H. van Winkel in tegenwoordigheid van de griffier.