Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Klootwijk,
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de pleegmoeder respectievelijk de pleegvader, tezamen de pleegouders.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
De rechtbank heeft ten onrechte beslist dat het onder de huidige omstandigheden niet goed is voor de ontwikkeling van [minderjarige] als zij in het netwerkpleeggezin blijft wonen en de rechtbank heeft ten onrechte toestemming verleend tot wijziging in het verblijf van [minderjarige] . De GI heeft, zonder te zijn overgegaan tot het inzetten van aanvullende en intensieve(re) hulpverlening bij de pleegouders, te vroeg verzocht om toestemming tot wijziging in het verblijf van [minderjarige] . De toenmalige jeugdbeschermer had zich na het incident van 17 juni 2022 moeten inspannen om een gesprek te faciliteren om zo een poging te doen om het vertrouwen van vooral de moeder in de pleegouders (en de vader) te herstellen. Een deel van de problemen tussen partijen, zo had de pleegzorgwerker ook aangegeven, was namelijk te wijten aan gebreken in hun communicatie. Inmiddels is er een nieuwe jeugdbeschermer en hebben er een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden. Er is een gesprek geweest tussen de pleegmoeder, de moeder, de begeleidster van de moeder, de pleegzorgwerker en de jeugdbeschermer. Hiermee is in zekere zin de lucht geklaard. De jeugdbeschermer heeft vervolgens aangegeven te willen bezien of de plaatsing bij de pleegouders toch kan slagen. Hoewel de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders met momenten moeilijk is geweest, is er een (voorzichtig) positieve ontwikkeling te zien bij de pleegouders. [minderjarige] en haar nichtjes zijn meer aan elkaar gaan wennen en [minderjarige] ervaart haar plek bij de pleegouders langzamerhand als vertrouwd. De directeur van de school van [minderjarige] heeft aangegeven dat het doorplaatsen van [minderjarige] hem zorgen baart, omdat zij weer op een andere plek, op een andere school en in een ander gezin moet wennen. De vader is van mening dat alles in werking dient te worden gesteld om de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders te laten slagen. Van belang hierbij is dat er in het kader van de ondertoezichtstelling intensievere hulpverlening in de thuissituatie wordt ingezet bij de pleegouders alsmede voor [minderjarige] zelf. Tijdens de behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing bij de rechtbank op 12 december 2022 heeft de GI aangegeven dat de overplaatsing enkel zal geschieden indien dat strikt noodzakelijk zal zijn. Volgens de GI zou dat nu niet meer het geval zijn. Ter onderbouwing hiervan is aangegeven dat de verstandhouding tussen de moeder en de pleegmoeder is verbeterd, maar ook het contact tussen ouders onderling. Ook de moeder is tevreden over de huidige plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders en zij ziet niet langer enige urgentie voor overplaatsing van [minderjarige] naar een gezinshuis. [minderjarige] staat momenteel nog steeds op de wachtlijst voor een plek in een gezinshuis. Dat de GI de toestemming tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] alsnog kan blijven inzetten zorgt voor onduidelijkheid en onrust bij [minderjarige] .
In eerste instantie stond de moeder achter de beslissing van de rechtbank, omdat haar vertrouwen in de pleegouders en de vader ernstig was geschaad door het eerder genoemde incident op 17 juni 2022. De situatie is inmiddels veranderd en de pleegouders hebben het vertrouwen van de moeder weer herwonnen. Er is nu een goede band tussen de pleegouders en de moeder. De pleegouders hebben video hometraining gehad om beter aan te sluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft. De pleegouders hebben deze training positief afgerond. Daarnaast is de moeder van mening dat hoe langer [minderjarige] bij haar pleegouders verblijft, hoe meer zij zich zal hechten aan haar pleegouders. De moeder acht het niet in het belang van [minderjarige] dat een mogelijke overplaatsing naar een gezinshuis boven haar hoofd blijft hangen.
De situatie is de afgelopen maanden sterk verbeterd. Er vond eerst geen communicatie tussen de ouders en de pleegouders plaats. Sinds de bestreden beschikking hebben de ouders en de pleegouders besloten een andere vorm van hulpverlening in te zetten bij een nieuwe organisatie, [organisatie 1] . Deze organisatie is gespecialiseerd in traumabehandeling. Er heeft inmiddels een intake plaatsgevonden bij [organisatie 1] . [organisatie 1] biedt ook ondersteuning in de thuissituatie van de pleegouders. Daarnaast heeft er een overleg plaatsgevonden tussen de ouders, de pleegouders en de hulpverlening. De vader is succesvol behandeld voor zijn alcoholverslaving en het contact tussen de vader en [minderjarige] is sindsdien (onder begeleiding) opgebouwd. Dit gaat goed en er hebben sindsdien geen incidenten meer plaatsgevonden. Wanneer partijen blijven samenwerken en aandacht blijven houden voor de gemaakte afspraken is het mogelijk om [minderjarige] bij de pleegouders te laten blijven. Er is daarom geen toestemming meer nodig voor een overplaatsing van [minderjarige] naar een ander pleeggezin of een gezinshuis.
Het hof constateert dat alle partijen onderschrijven dat het in het belang van [minderjarige] is om in haar vertrouwde omgeving te blijven en dat zij achter een voortzetting van het verblijf van [minderjarige] bij de pleegouders staan. Gelet daarop zal het hof de toestemming tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] vernietigen met ingang van de datum van deze beschikking.
4.De beslissing
N. Veenendaal en is op 13 april 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. P.P.M. van Reijsen in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier.