ECLI:NL:GHSHE:2023:1194
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- A.J.A.M. Nieuwenhuizen
- C.M. Hilverda
- G.J. Schiffers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake ontuchtige handelingen met minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 14 juli 2022 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 2000, werd door de rechtbank veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 180 uren op, subsidiair 90 dagen hechtenis. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij, die € 5.167,51 eiste, toegewezen, met inbegrip van wettelijke rente. De rechtbank bepaalde dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk was en enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De ingangsdata voor de wettelijke rente werden vastgesteld op 10 februari 2019 voor immateriële schade en op 14 juni 2022 voor materiële schade.
Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis, maar met een wijziging in de strafmaat. De advocaat-generaal stelde voor om een gevangenisstraf van 60 dagen op te leggen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, naast de taakstraf van 180 uren. De raadsman van de verdachte voerde aan dat er geen gevangenisstraf opgelegd zou moeten worden.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd en zich verenigd met de overwegingen van de rechtbank. Het hof zag geen aanleiding om af te wijken van de strafoplegging, mede gezien het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing werd op 12 april 2023 in openbare zitting uitgesproken.