In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 9 juli 2021. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die is veroordeeld voor drugshandel, specifiek de verkoop van heroïne. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 17.812,50 en een betalingsverplichting opgelegd voor hetzelfde bedrag. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof de uitspraak van de rechtbank zou bevestigen, maar met een wijziging in de overwegingen omtrent de herkomst van het voordeel. De raadsman van de betrokkene heeft primair bepleit dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, en subsidiair dat het bedrag verlaagd moet worden naar € 11.705,00.
Het hof heeft de bestreden uitspraak vernietigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 11.875,00. Dit bedrag is berekend op basis van de verkoop van 750 bolletjes heroïne, waarbij het hof de bewijsmiddelen heeft gewogen en de berekeningen van de verbalisant heeft overgenomen. Het hof heeft ook de redelijke termijn in acht genomen en vastgesteld dat deze in eerste aanleg is overschreden. De betrokkene is verplicht gesteld tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat der Nederlanden ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, met een maximale gijzeling van 237 dagen indien niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan.