In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 april 2023 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek dat door meerdere verzoekers was ingediend. De verzoekers, waaronder verschillende B.V.'s en een V.O.F., hadden hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank in belastingzaken. Tijdens de zitting op 6 april 2023 vroegen zij om wraking van raadsheer W.A.P. van Roij, omdat zij meenden dat deze niet onbevooroordeeld was. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de verzoekers al vóór de zitting op de hoogte waren van de naam van de raadsheer en de feiten die aan het verzoek ten grondslag lagen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekers niet voldaan hadden aan de eisen van artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, die stelt dat een wrakingsverzoek moet worden ingediend zodra de feiten bekend zijn. Hierdoor werden de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot wraking. De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek moet zijn gemotiveerd met concrete argumenten die betrekking hebben op de betrokken rechter en dat het standpunt van de verzoekers over de exclusieve bevoegdheid van de Unierechter niet kan leiden tot de conclusie dat de raadsheer niet onbevooroordeeld is. Tevens werd opgemerkt dat er misbruik werd gemaakt van het wrakingsmiddel, wat leidde tot de beslissing dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen.