ECLI:NL:GHSHE:2023:1281

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
20-001357-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal en schuldheling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1970 en momenteel gedetineerd, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden voor medeplegen van schuldheling en diefstal in vereniging. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte zal vrijspreken van de primair tenlastegelegde feiten, maar hem wel zal veroordelen voor schuldheling en andere diefstallen. Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal. Wel is bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling en andere diefstallen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden met aftrek van voorarrest, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001357-20
Uitspraak : 8 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 juli 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-028906-20 en 02-085990-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. [X]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van medeplegen van schuldheling (onder parketnummer 02-028906-20, subsidiair), diefstal in vereniging (feit 1 onder parketnummer 02-085990-20, primair), poging tot diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel (feit 2 onder parketnummer 02-085990-20) en diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd (feiten 3 en 4 onder parketnummer 02-085990-20), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal vrijspreken van het onder parketnummer 02-028906-20 primair tenlastegelegde alsmede de verdachte zal vrijspreken van de subsidiair impliciet primair ten laste gelegde opzetheling en partieel zal vrijspreken van het
medeplegenvan schuldheling en bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 02-028906-20 subsidiair impliciet subsidiair ten laste gelegde (schuldheling) en onder parketnummer 02-085990-20 is tenlastegelegd en hem zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden en 2 weken met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit en subsidiair is er een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-028906-20:
hij op of omstreeks 1 februari 2020 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk/type BMW 525D station kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2020 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW 525D station kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak met parketnummer 02-085990-20 (gevoegd):
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2020 tot en met 30 maart 2020 te Breda, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een personenauto) beademingsapparatuur en/of een sporttas (met sportattributen) en/of een portemonnee (inhoudende onder meer een bankpas en/of creditcard), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan (respectievelijk) aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel, door met een afstandsbediening/voorwerp (onbevoegd) de toegangspoort tot die personenauto en/of die personenauto te openen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 maart 2020 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten beademingsapparatuur en/of een sporttas en/of sportattributen/- kleding en/of een portemonnee en/of een bankpas en/of een creditcard heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
2.
hij op of omstreeks 30 maart 2020 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om EUR 20,=, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel door met een (gestolen/geheelde) creditcard/bankpas (op naam van [benadeelde 2] ) contactloos bij de pinautomaat in [winkel 1] [Straat X] te pinnen (teneinde EUR 20,= contant in ontvangst te kunnen nemen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 30 maart 2020 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, EUR 20,=, althans een hoeveelheid geld, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen EUR 20,=, althans die hoeveelheid geld, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door met een (gestolen/geheelde) creditcard/bankpas (op naam van [benadeelde 2] ) (contactloos) bij de pinautomaat in [winkel 2] te pinnen/af te rekenen/te betalen;
4.
hij op of omstreeks 30 maart 2020 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, EUR 5,90, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen EUR 5,90, althans die hoeveelheid geld, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door met een (gestolen/geheelde) creditcard/bankpas (op naam van [benadeelde 2] ) (contactloos) bij de pinautomaat in [winkel 1] [Straat Y] te pinnen/af te rekenen/te betalen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 1 primair (parketnummer 02-028906-20)
Het verwijt dat de verdachte onder feit 1 primair in de zaak met parketnummer 02-028906-20 wordt gemaakt, komt er – kort gezegd – op neer dat hij zich op of omstreeks 1 februari 2020 te Breda, schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van een personenauto (merk/type BMW 525D station kenteken [kenteken 1] ).
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Dat het betreffende voertuig is weggenomen, staat naar het oordeel van het hof weliswaar vast, maar gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de personenauto heeft weggenomen, noch dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan de diefstal bovendien van voldoende gewicht was.
Partiële vrijspraak feit 1 impliciet subsidiair (parketnummer 02-028906-20)
Het verwijt dat de verdachte onder feit 1 impliciet subsidiair in de zaak met parketnummer 02-028906-20 wordt gemaakt, komt er – kort gezegd – op neer dat hij zich op of omstreeks 1 februari 2020 te Breda, schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van schuldheling van een personenauto (merk/type BMW 525D station kenteken [kenteken 1] ).
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, de verdachte zich op 1 februari 2020 te Breda schuldig heeft gemaakt aan schuldheling, maar dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dan wel [medeverdachte 2] onvoldoende is komen vast te staan. Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van de deelnemingsvorm “medeplegen”.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-028906-20 impliciet subsidiair en in de zaak met parketnummer 02-085990-20 onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 02-028906-20:hij op 1 februari 2020 te Breda een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW 525D station kenteken [kenteken 1] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Zaak met parketnummer 02-085990-20 (gevoegd):
1.
hij in de periode van 29 maart 2020 tot en met 30 maart 2020 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, uit een personenauto beademingsapparatuur en een sporttas met sportattributen en een portemonnee, inhoudende onder meer een bankpas en creditcard, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan respectievelijk aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 30 maart 2020 te Breda tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om EUR 20,=, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel door met een gestolen creditcard/bankpas op naam van [benadeelde 2] contactloos bij de pinautomaat in [winkel 1] [Straat X] te pinnen, teneinde EUR 20,= contant in ontvangst te kunnen nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 30 maart 2020 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, EUR 20,=, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen EUR 20,=, onder hun bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een gestolen creditcard op naam van [benadeelde 2] contactloos bij de pinautomaat in [winkel 2] te betalen;
4.
hij op 30 maart 2020 te Breda tezamen en in vereniging met een ander, EUR 5,90, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen EUR 5,90, onder hun bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een gestolen creditcard op naam van [benadeelde 2] contactloos bij de pinautomaat in [winkel 1] [Straat Y] te betalen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging verzocht om vrijspraak van de tenlastegelegde feiten nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 02-028906-20 tenlastegelegde heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte wel in de personenauto (BMW 525D station, voorzien van kenteken [kenteken 1] ) heeft gezeten, maar er voor de verdachte geen aanknopingspunten waren die erop duiden dat de verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat de auto van diefstal afkomstig was. Volgens de verdachte was de vriendin van [medeverdachte 1] werkzaam bij een autowasserette/poetsbedrijf waardoor [medeverdachte 1] geregeld in duurdere auto’s reed. Toen de verdachte bij [medeverdachte 1] instapte vroeg hij aan [medeverdachte 1] wie de eigenaar van de auto was. Hierop gaf [medeverdachte 1] het kentekenbewijs aan de verdachte. Vlak hierna kregen [medeverdachte 1] en de verdachte een ongeluk. Door het voorgaande is de verdediging van mening dat de verdachte aan zijn onderzoekspicht heeft voldaan en dat er geen sprake is van medeplegen aan schuldheling.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 02-085990-20 heeft de verdediging bepleit dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Met betrekking tot feit 1 zit er in het dossier enkel een verklaring van [medeverdachte 2] over de weggenomen en in Breda teruggevonden beademingsapparatuur en niet van de verdachte. Ten aanzien van de feiten 2, 3, en 4 is de verdediging van mening dat de verdachte niet op de camerabeelden van [winkel 1] (aan [adres 1] en [adres 2] ) en [winkel 2] (gelegen in het station van Breda) te herkennen is. Dat de verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig met [medeverdachte 2] om ging, betekent niet dat hij ook deze diefstallen met [medeverdachte 2] heeft begaan.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat de zijdens de verdachte bepleite vrijspraak van de tenlastegelegde feiten wordt weersproken door de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 02-028906-20
De verdachte erkent dat hij in de personenauto (BMW 525D station, voorzien van kenteken [kenteken 1] ) heeft gezeten, maar niet wist dan wel vermoedde dat de personenauto van diefstal afkomstig was. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] in het bezit was van een auto, waarvan verdachte dacht dat die nieuw was, en dat hij hem naar Oosterhout zou brengen om aan geld te komen. Verder heeft hij verklaard dat hij [medeverdachte 1] al heel lang kent, dat die [medeverdachte 1] drugsverslaafd is en bij hem in het kraakpand woonde. Ook de andere inzittende, [medeverdachte 2] , was een bij hem in het kraakpand woonachtige drugsverslaafde. Daarnaast was de verdachte tijdens zijn aanhouding in het bezit van het kentekenbewijs van de auto, dat op naam stond van [benadeelde 1] . Gelet op al deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte niet mocht verwachten dat [medeverdachte 1] dan wel [medeverdachte 2] deze auto legaal in zijn bezit kon hebben en had verdachte hier nader onderzoek naar dienen te verrichten, hetgeen hij niet heeft gedaan. De verdachte heeft daardoor aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld en dat maakt dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto door misdrijf verkregen was. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat [medeverdachte 1] zijn vriendin in een autowasserette/poetsbedrijf werkte waardoor [medeverdachte 1] geregeld in duurdere auto’s reed en de verdachte dacht dat de auto bij [medeverdachte 1] in gebruik was, acht het hof ongeloofwaardig en schuift deze verklaring dan ook terzijde.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 02-085990-20
Met betrekking tot het verweer ten aanzien van feit 1, inhoudende dat in het dossier enkel een verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] over de weggenomen en in Breda teruggevonden beademingsapparatuur zit en een verklaring van de verdachte hieromtrent ontbreekt, overweegt het hof het volgende. Gelet op het feit dat de verdachte en zijn medeverdachte ( [medeverdachte 2] ) kort na de diefstal van de diverse goederen uit een personenauto (voorzien met kenteken [kenteken 2] ) in het bezit waren van een aantal goederen, welke goederen aangever [benadeelde 2] heeft herkend als de zijne en de verdachte over de bij hem en de medeverdachte aangetroffen goederen geen alternatief legaal scenario heeft gegeven die zijn betrokkenheid bij het tenlastegelegde weerlegt, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte en de medeverdachte zijn geweest die zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal uit een auto van goederen waaronder beademingsapparatuur.
Met betrekking tot het verweer ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 oordeelt het hof als volgt. Gelet op de door het hof gebruikte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien en het feit dat de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten steeds gezamenlijk met [medeverdachte 2] optrok, beiden gebruik hebben gemaakt van de bankpas van [benadeelde 2] en in een schoudertasje van [medeverdachte 2] de creditcard van [benadeelde 2] zat, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten samen met [medeverdachte 2] heeft begaan.
De gevoerde verweren, strekkende tot vrijspraak, worden derhalve in al hun onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-028906-20 impliciet subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

schuldheling.

Het in de zaak met parketnummer 02-085990-20 onder 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Het in de zaak met parketnummer 02-085990-20 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Het in de zaak met parketnummer 02-085990-20 onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Het in de zaak met parketnummer 02-085990-20 onder 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de

toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft het hof, in geval het hof komt tot een bewezenverklaring, primair verzocht om een gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Subsidiair heeft de verdediging – gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de samenloop van de tenlastegelegde feiten en de overschrijding redelijke termijn – verzocht de verdachte een geheel voorwaardelijk straf op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich onder parketnummer 02-028906-20 schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van een personenauto (BMW 525D station, voorzien van kenteken [kenteken 1] ). Toen de verdachte in de personenauto stapte had hij gelet op de gegeven omstandigheden redelijkerwijs moeten vermoeden dat het een gestolen goed betrof. Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft hij geprofiteerd van een misdrijf van een ander.
Voorts heeft de verdachte zich in de zaak met parketnummer 02-085990-20 schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging, poging tot diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel en diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd. De verdachte en zijn mededader hebben met hun handelen laten blijken geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander en waren kennelijk louter uit op eigen gewin. Dergelijke feiten brengen bovendien schade teweeg aan de eigenaar van de weggenomen goederen en veroorzaken tevens overlast en ergernis aan de gedupeerde.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 januari 2023, waaruit blijkt dat hij eerder (veelvuldig) onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Eveneens komt uit het uittreksel Justitiële Documentatie naar voren dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Namens en door de verdachte is in dat kader naar voren gebracht dat hij op dit moment uit anderen hoofde gedetineerd zit in [Detentieplaats] , een huurwoning heeft, onder bewind staat, contact heeft met een psycholoog en dat hij “detentiemoe” is. De verdachte is afgelopen jaar opa geworden en wil na zijn detentie gaan werken in een tweedehandswinkel in [Stad A].
Tevens heeft het hof in het kader van de straftoemeting acht geslagen op het door GGZ ERW Novadic-Kentron (verslavingsreclassering) te Breda opgestelde reclasseringsadvies d.d. 12 december 2022. Daaruit komt naar voren dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles afwegende is het hof, met de politierechter, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, passend is.
Redelijke termijn
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende.
Tussen de datum waarop het hoger beroep is ingesteld, te weten 7 juli 2020, en de datum waarop het hof uitspraak doet, 8 maart 2023, is een periode van 2 jaar en 8 maanden verstreken. Hieruit volgt dat het hof niet binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen.
Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep zal het hof in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-028906-20 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-028906-20 impliciet subsidiair en in de zaak met parketnummer 02-085990-20 onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-028906-20 subsidiair en in de zaak met parketnummer 02-085990-20 onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. F.P.E. Wiemans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. Koop, griffier,
en op 8 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.M. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.