ECLI:NL:GHSHE:2023:1352

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
20-001331-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De politierechter had de verdachte, geboren in 1985 en thans verblijvende in Huis van Bewaring Grave, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen met aftrek van voorarrest, en had daarnaast vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De bedreigingen die de verdachte heeft geuit, zijn door het hof als wettig en overtuigend bewezen verklaard. Het hof heeft daarbij de verklaringen van de aangeefster en getuigen als betrouwbaar beoordeeld.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met de oplegging van dezelfde vrijheidsbeperkende maatregelen als eerder. De maatregelen zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de ernst van de situatie en het risico op herhaling van strafbare feiten. Het hof heeft ook overwogen dat de verdachte in het verleden al vaker is veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat zijn strafbaarheid en de noodzaak van een passende sanctie onderstreept.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001331-22
Uitspraak : 13 februari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 15 juni 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-123355-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, te weten een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en een locatieverbod om zich in de onmiddellijke nabijheid van de woning van die [slachtoffer] , gelegen aan [adres] , op te houden. Daarbij heeft de politierechter bevolen dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn. Per overtreding is daarbij de duur van de vervangende hechtenis bepaald op 1 week. Ten slotte heeft de politierechter het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van de datum van het vonnis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 mei 2022 te Eindhoven [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- " Ik maak jullie allemaal af, wacht jij maar eens af. Daar ga ik graag TBS voor krijgen." en/of
- " Ik gooi de baksteen óf door jou heen óf door het raam" en/of
- " De hele familie gaat naar de hemel.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 mei 2022 te Eindhoven [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- " Ik maak jullie allemaal af, wacht jij maar eens af. Daar ga ik graag TBS voor krijgen." en
- " De hele familie gaat naar de hemel.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] , brigadier van politie, registratienummer PL2100-2022101564, gesloten d.d. 18 mei 2022, inhoudende een verzameling in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 35. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 mei 2022, dossierpagina’s 3 en 4, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood. (…) Op 17 mei 2022 kwam mijn zoon [verdachte] aan de deur. Mijn buurvrouw had zijn kleding voor de deur gezet. (…) De kleren die [verdachte] zou komen ophalen heeft hij over de schutting gegooid. Wij hebben de kleding weer teruggezet bij de deur zodat hij die kon ophalen. Dit ging een aantal keren zo door.
Toen hij voor de woning stond riep hij: “Ik maak jullie allemaal af, wacht jij maar eens af. Daar ga ik graag TBS voor krijgen”. (…)
[verdachte] riep ook: “De hele familie gaat naar de hemel”. Hij bleef maar dreigen dat wij heel erg moeten oppassen en dat hij ons allemaal gaat afmaken.
Ik ben echt heel erg bang voor [verdachte] . Ik acht hem echt in staat om mij en het gezin iets aan te doen. (…)
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter te ‘s-Hertogenbosch, d.d. 15 juni 2022, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer] :
Op 17 mei 2022 kwam mijn zoon bij mij aan de deur. Hij kwam eigenlijk bij de buurvrouw voor de deur om zijn kleren op te halen. Hij gooide kleding bij mij over de schutting. De politie zei dat ik de kleding op de stoep moest zetten. Het was namelijk de dagen ervoor uit de hand gelopen. (…) Hij werd toen heel dreigend. Hij heeft die dag gezegd dat we allemaal naar de hemel gaan. We zouden elkaar in de hemel weer ontmoeten en hij zou daarvoor graag TBS opgelegd krijgen. Die bedreiging was aan mij, mijn dochter en mijn schoonzoon, gericht.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter te ‘s-Hertogenbosch, d.d. 15 juni 2022, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik was op 17 mei 2022 samen met mijn vriend [getuige 2]
(het hof begrijpt: de heer [getuige 2] )in de tuin. We moesten de kleding van [verdachte] teruggeven, maar we wilden geen contact met hem vanwege zijn agressieve houding. Hij zei dat we het zouden gaan zien, dat hij ons af zou gaan maken. Hij zei dat hij daarvoor wel wilde gaan zitten. Hij zei dat hij ons af zou maken en dat hij daar graag TBS voor zou krijgen. Hij zei jullie gaan naar de hemel. Dat was gericht aan mij, mijn moeder en mijn vriend. (…) [verdachte] heeft doodsbedreigingen geuit.
4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter te ‘s-Hertogenbosch, d.d. 15 juni 2022, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Op 17 mei 2022 toen er met de kleding over de schutting werd gegooid, stond mijn schoonmoeder in de openstaande deur. (…) Dat we allemaal naar de hemel gaan was aan ons alle drie gericht. (…)
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft – op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort samengevat – aangevoerd dat de verdachte zijn moeder niet heeft bedreigd. De boosheid van de verdachte was slechts gericht tegen zijn zus en zijn zwager. De verdachte heeft zijn moeder op dat moment niet gezien. De lezing van de verdachte vindt steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 3]
(het hof begrijpt: [getuige 3] )en [getuige 4]
(het hof begrijpt: [getuige 4] ). Voorts heeft de verdediging opgemerkt dat er discrepanties zitten tussen de verklaringen van de moeder, zus en zwager van de verdachte en dat de verklaring van aangeefster, zoals ze die ter terechtzitting bij de politierechter heeft afgelegd, niet strookt met de verklaring zoals zij die bij de politie heeft afgelegd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg overweegt het hof dat deze verklaringen in de kern aan elkaar gelijk zijn. Zo heeft zij zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat haar zoon – de verdachte – zijn kleding kwam ophalen en dat die kleding vervolgens heen en weer over de schutting is gegooid. Ook verklaart zij in beide aangiftes dat de bedreigingen bestonden uit de woorden: ‘Ik maak jullie allemaal af’, ‘daar ga ik TBS voor krijgen’ en ‘de hele familie gaat naar de hemel’, althans woorden van gelijke aard. Daar komt bij dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] steun vinden in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Beide getuigen hebben immers, net als aangeefster, verklaard dat er kleding over de schutting werd gegooid en dat de verdachte onder meer gedreigd had dat zij, dus aangeefster en beide getuigen, naar de hemel zouden gaan. Getuige [getuige 1] heeft daarnaast nog verklaard dat zij, net als haar moeder, heeft gehoord dat de verdachte zei dat hij hen af ging maken en dat hij daar graag TBS voor zou krijgen. Gelet op het voorgaande heeft het hof, anders dan door de verdediging is aangevoerd, geen reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zoals hiervoor weergegeven in de bewijsmiddelen. Het hof acht de hiervoor opgenomen verklaringen derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Gelet op die verklaringen van aangeefster en de hiervoor genoemde getuigen stelt het hof voorts vast dat de bedreigende woorden, anders dan de verdediging heeft gesteld, ook tegen de moeder van de verdachte, te weten aangeefster [slachtoffer] , gericht waren.
Dat [slachtoffer] het ook als zodanig heeft ervaren blijkt uit de verklaring die zij heeft afgelegd. Het verweer dat de uitlatingen niet tegen [slachtoffer] waren gericht als door verdachte aangevoerd wordt daarom gepasseerd.
Onder de gegeven omstandigheden zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, zijn de geuite bewoordingen die [slachtoffer] heeft gehoord volgens het hof op te vatten als bedoeld om vrees op te wekken, in de zin van artikel 285 Sr.
Het hof verwerpt daarom het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van zijn moeder met enig misdrijf tegen het leven gericht. Dat heeft bij haar geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft bij de straftoemeting van de verdachte acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 november 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte in het verleden meermaals is veroordeeld ter zake van bedreiging, hetgeen de verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden zich wederom schuldig te maken aan een dergelijk strafbaar feit.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat uit het reclasseringsrapport d.d. 18 mei 2022 volgt dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor de problemen binnen zijn familie en dat er geen veranderbehoefte aanwezig is; de verdachte wenst op geen enkele manier met de hulpverlening in contact te komen en wil zijn eigen boontjes doppen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tot slot overweegt het hof nog dat, ten behoeve van het voorkomen van nieuwe strafbare feiten, er aanleiding is om – met ingang van de datum van het wijzen van dit arrest – over te gaan tot oplegging van twee vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 4 maanden, te weten een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en een locatieverbod voor de (onmiddellijke nabijheid van) de woning van [slachtoffer] , gelegen aan [adres] . Daarbij neemt het hof in aanmerking dat uit bovenvermeld reclasseringsrapport volgt dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor de problemen binnen zijn familie en zijn gedrag niet lijkt te willen aanpassen. Voorts neemt het hof nog in aanmerking dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan jegens zijn moeder en de verdachte al vaker in beeld is geweest vanwege huiselijk geweld richting zijn moeder. Het hof zal daarbij bepalen dat indien deze verboden worden overtreden, per overtreding 1 week vervangende hechtenis zal worden toegepast, waarbij de maximale duur ten hoogste 6 maanden bedraagt per maatregel.
Het hof zal voorts bevelen dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn, nu – gelet op het vorenstaande – er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer [slachtoffer] .
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 38v, 38w, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 4 maanden - met ingang van de datum van het wijzen van dit arrest - op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal zoeken, opnemen of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 1] , en beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de duur van deze vervangende hechtenis 1 week bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde zich voor de duur van 4 maanden - met ingang van de datum van het wijzen van dit arrest - niet zal ophouden in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning van mevrouw [slachtoffer] , gelegen aan [adres] , en beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de duur van deze vervangende hechtenis 1 week bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
beveelt dat de opgelegde maatregelen strekkende tot beperking van de vrijheid dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt de opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.F.G. Truijen, griffier,
en op 13 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.