In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het personen- en familierecht, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017. De vader, vertegenwoordigd door mr. S. van Reeven-Özer, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin zijn verzoek om wijziging van de zorgregeling werd afgewezen. De moeder, bijgestaan door mr. J.J.M. van Asten, heeft verweer gevoerd en verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2023 hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorgregeling. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige], die bij de moeder woont. De rechtbank had eerder een zorgregeling vastgesteld, maar de vader heeft sinds 21 juni 2021 geen omgang meer gehad met [minderjarige]. In de nieuwe regeling is afgesproken dat de vader [minderjarige] iedere woensdagmiddag van school haalt, met begeleiding van de moeder en een instantie. De ouders hebben ook afgesproken de zorgregeling te evalueren na drie contactmomenten.
Het hof heeft de vader in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij zijn grieven niet langer handhaafde. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.M. Bossink in aanwezigheid van de griffier.