ECLI:NL:GHSHE:2023:1418

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
200.317.594_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige naar België

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor de verhuizing van haar minderjarige dochter naar België. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.J.H.E. Jeurissen, verzocht om toestemming om met haar dochter naar [plaats 1] te verhuizen, haar in te schrijven op een adres in België en haar in te schrijven op een basisschool in die gemeente. De vader, vertegenwoordigd door mr. C.G.M. Baas, verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken en voerde aan dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige zou zijn. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het verzoek van de moeder werd afgewezen, bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de moeder niet had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat de belangen van de minderjarige en de vader zwaarder wogen dan die van de moeder. De moeder had weliswaar een nieuwe relatie en een baan aangeboden gekregen in België, maar het hof vond dat deze redenen niet voldoende waren om de verhuizing te rechtvaardigen. De moeder had ook niet aangetoond dat de verhuizing in het belang van de minderjarige zou zijn, die sterk geworteld was in haar huidige omgeving. Het hof concludeerde dat de verzoeken van de moeder moesten worden afgewezen en compenseerde de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 4 mei 2023
Zaaknummer: 200.317.594/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/396277 / FA RK 22-1476
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.J.H.E. Jeurissen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.G.M. Baas.
Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 19 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 oktober 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen om:
I met [minderjarige] naar [plaats 1] , België, te verhuizen.
II [minderjarige] in te schrijven op het adres [adres] in de gemeente [plaats 1] .
III [minderjarige] te laten inschrijven op de basisschool [school ] te [plaats 1] , België, om haar aldus in de gelegenheid te stellen deze school met ingang van 1 september 2023, althans een door het hof te bepalen datum, te bezoeken.
Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 december 2022, en aangepast ter mondelinge behandeling, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans haar verzoeken af te wijzen.
Tevens heeft de vader, althans zo begrijpt het hof, zijn in eerste aanleg gedane voorwaardelijke zelfstandige verzoeken herhaald en verzocht, te bepalen dat:
I. indien het hof de moeder vervangende toestemming verleent om te verhuizen, [minderjarige] vanaf de datum van de verhuizing van de moeder naar [plaats 1] het hoofdverblijf zal hebben bij hem;
II. de vastgestelde alimentatie wordt gewijzigd naar nihil, dan wel een bedrag dat het hof juist acht.
Subsidiair:
I. indien het hof de moeder vervangende toestemming verleent om te verhuizen met [minderjarige] , [minderjarige] en de vader ieder weekend omgang hebben van vrijdag na school tot en met zondag 18:00 uur waarbij de moeder [minderjarige] zal brengen naar de vader en bij de vader zal ophalen en de helft van de vakanties, meer subsidiair een regeling die het hof juist acht.
Kosten rechtens.
2.2.1.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 13 januari 2023, heeft de moeder, ten aanzien van de door de vader gedane (herhaalde) verzoeken. het hof verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel zijn verzoeken in hoger beroep af te wijzen als zijnde ongegrond/onbewezen. Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 maart 2023.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Jeurissen;
  • de vader, bijgestaan door mr. Baas;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen (producties 23-33) van de advocaat van de moeder d.d. 13 maart 2023;
  • het V6-formulier met bijlage (productie 6) van de advocaat van de vader d.d. 14 maart 2023;
  • het V6-formulier met bijlage (productie 34), van de advocaat van moeder d.d. 15 maart 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit deze relatie is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Partijen hebben de tussen hen gemaakte afspraken omtrent [minderjarige] neergelegd in een
ouderschapsplan, dat zij op 17 april 2018 hebben ondertekend, waarna er in 2021 nog een aanvullend ouderschapsplan is opgesteld.
3.2.1.
Het aanvullend ouderschapsplan maakt onderdeel uit van de beschikking
van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 24 juni 2021.
Op grond van het (aanvullend) ouderschapsplan heeft [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder en verblijft zij in de oneven weken van maandag na school tot dinsdag vóór school en van vrijdag na school in de oneven weken tot en met dinsdag vóór school in de even weken bij de vader.
Partijen zijn bovendien overeengekomen dat zij bij een verhuizing buiten een straal van 15
kilometer van [woonplaats moeder] eerst in overleg zullen gaan en dat zij zich - als zij er niet samen uitkomen - tot een mediator zullen wenden. Overeengekomen is verder dat [minderjarige] in elk geval op dezelfde school blijft als waar zij momenteel onderwijs volgt.
3.2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 24 juni 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de vader met ingang van 1 april 2021 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] aan de moeder voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 255,-- per maand.
3.3.
Bij de bestreden beschikking, heeft de rechtbank de verzoeken van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing van [minderjarige] naar [plaats 1] (België), haar in te schrijven op het adres in [plaats 1] aan [adres] en op de gemeentelijke basisschool [school ] , dan wel een andere basisschool in [plaats 1] waar plek voor [minderjarige] is, afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan. De rechtbank overweegt ten onrechte dat zij de noodzaak tot verhuizing niet heeft aangetoond. Volgens de moeder is deze noodzaak wel degelijk aanwezig. Zij heeft een bestendige relatie met haar partner. Zij en [minderjarige] verblijven ieder weekend en alle vakanties in [plaats 1] en de moeder wil graag gaan samenwonen met haar partner. Hij heeft een vrijstaande woning in [plaats 1] waar zij en [minderjarige] kunnen intrekken.
Verder heeft zij een baan aangeboden gekregen bij [plaats 2] (België) als logistiek coördinator. Deze baan biedt haar veel voordelen (meer salaris, minder uren werken, en allerlei extra’s).
Haar partner is gebonden aan [plaats 1] omdat hij daar een familiebedrijf runt en deze werkzaamheden niet naar een andere plaats kan verplaatsen. Daarbij komt dat hij een co - ouderschapsregeling met zijn ex-partner heeft ten aanzien hun dochter.
De rechtbank heeft voorts ten onrechte overwogen dat de moeder zich niet heeft verdiept in hoeverre het Belgische schoolsysteem verschilt met het onderwijs in Nederland.
De moeder benadrukt dat zij dit wel degelijk uitvoerig heeft onderzocht en de verschillen schematisch heeft weergegeven. Zij ziet enkel voordelen van de Belgische school ten opzichte van de huidige school van [minderjarige] . [minderjarige] staat op dit moment bovenaan de wachtlijst om in te stromen op basisschool [school ] .
Dat niet duidelijk is in hoeverre [plaats 1] een vertrouwde omgeving is voor [minderjarige] , zoals de rechtbank overweegt, bestrijdt de moeder. Zij en [minderjarige] verblijven alle weekenden en vakanties in [plaats 1] . [minderjarige] heeft bovendien veel contact met de dochter van de partner, zijn familie en kinderen in de buurt. Ook volgt zij al sinds september 2022 dansles op de zaterdagen dat zij in België zijn. Deze lessen kunnen worden uitgebreid naar de donderdag. De moeder benadrukt dat het sociale netwerk van [minderjarige] en het vangnet zullen worden uitgebreid door de verhuizing. In [woonplaats moeder] is er geen sprake van een sociaal vangnet; de ouders en zus van de moeder wonen in het buitenland en [minderjarige] heeft maar een beperkt aantal vriendinnetjes.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat het niet zeker is hoe [minderjarige] op een dergelijke verandering zal reageren. Het is de verwachting van de moeder dat [minderjarige] verheugd zal reageren op de verhuizing. De moeder verwacht ook dat er na de verhuizing meer rust komt, dan woont [minderjarige] immers slechts in twee huizen in plaats van drie.
De moeder wijst erop dat het traject bij [instantie] - dat is ingezet om haar weerbaarder te maken - inmiddels met succes is afgerond. Verder is de communicatie tussen de ouders na een gesprek in september 2022 verbeterd. Ook doet [minderjarige] het goed op school.
Voor zover het hof vragen heeft over de reactie van [minderjarige] op de door de moeder gewenste verhuizing verzoekt de moeder het hof een bijzondere curator te benoemen die namens [minderjarige] op dit punt haar wensen naar voren kan brengen dan wel een raadsonderzoek te gelasten.
De moeder is het niet eens met de rechtbank dat de verhuizing de betrokkenheid van de vader bij school en sport en de mate van contact tussen hem en [minderjarige] aanzienlijk zal doen verminderen. De moeder wijst erop dat door de door haar gewenste verhuizing feitelijk enkel de maandagavond en dinsdagochtend komen te vervallen alsmede om de week de zondagnacht. Daarbij komt dat de vader ook in België naar oudergesprekken kan komen, de moeder zal de vader hiervoor compenseren. Ook is zij bereid om de vader te compenseren voor de tijd dat hij [minderjarige] gedurende de week minder bij zich heeft. De moeder heeft hiervoor een concreet voorstel gedaan in haar beroepschrift waarbij zij tevens heeft aangeboden dat zij [minderjarige] brengt naar en ophaalt bij de vader. De moeder betwist dan ook dat zij de vader onvoldoende compensatie biedt, zoals de rechtbank overweegt. Zij benadrukt dat de schoolvakanties in Nederland en België grotendeels gelijk lopen. De rechtbank miskent bovendien dat de vader slechts 22 verlofdagen heeft en ook in de huidige regeling regelmatig een beroep doet op zijn ouders om bij te springen. Met de door de moeder aangeboden compensatie heeft de man de mogelijkheid om ieder jaar in de voorjaarsvakantie met [minderjarige] op skivakantie te gaan, een groot deel van de zomervakantie met haar door te brengen alsmede de helft van de kerstvakantie. Bovendien verblijft [minderjarige] in het voorstel van de moeder meer weekenden bij de vader hetgeen hem geen vakantiedagen kost. Dat biedt hem ook de mogelijkheid om [minderjarige] in de weekenden, dat zij bij hem is een sport te laten uitoefenen, zodat hij bij haar sporten betrokken kan blijven.
De moeder concludeert dat de rechtbank haar verzoek tot vervangende toestemming voor de verhuizing naar [plaats 1] , België, ten onrechte heeft afgewezen. Zij meent dat haar belang bij de door haar gewenste verhuizing naar [plaats 1] zwaarder weegt dan het belang van de vader om de huidige situatie in stand te laten. Net als de vader heeft de moeder het recht om een nieuwe leven op te bouwen en een carrièrestap te maken. Samen met [minderjarige] .
Indien haar vervangende toestemming wordt verleend om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen, dan ligt het voor de hand dat [minderjarige] daar ook wordt ingeschreven op de door moeder voorgestelde basisschool.
3.6.
De vader voert, samengevat, het volgende aan.
De moeder is volgens hem niet-ontvankelijk in haar verzoeken omdat partijen nog geen jaar geleden een aanvullend ouderschapsplan hebben ondertekend en er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden.
Indien het hof alsnog overgaat tot een inhoudelijke behandeling acht de vader een verhuizing niet in het belang van [minderjarige] . De vader benadrukt dat het belang van [minderjarige] in deze procedure voorop staat. [minderjarige] is sterk geworteld in de omgeving [woonplaats moeder] en [woonplaats vader] en er is een uitgebreid sociaal netwerk waar zij op terug kan vallen. De vader en [minderjarige] hebben een ruime omgangsregeling met elkaar. Na een verhuizing zal de afstand en de daaruit volgende verminderde omgangsregeling de betrokkenheid en de band tussen de vader en [minderjarige] bemoeilijken tijdens alle belangrijke fases van haar ontwikkeling. Daarbij komt dat de ouders niet goed kunnen communiceren over [minderjarige] . De vader betwist de grieven van de moeder verder gemotiveerd.
3.7.
De moeder heeft in haar verweerschrift, ten aanzien van de door de vader gedane (herhaalde) verzoeken, de standpunten van de vader betwist. Indien zij van het hof geen vervangende toestemming krijgt, zal zij niet zonder [minderjarige] verhuizen.
3.8.
De raad heeft zijn standpunt in deze zaak niet gewijzigd ten opzichte van de eerste aanleg. Hoewel de raad begrip heeft voor de wens van de moeder om een nieuw leven op te bouwen, acht de raad een verhuizing niet in het belang van [minderjarige] . De rol van de vader zal daardoor drastisch veranderen.
3.9.
Het hof overweegt als volgt.
Ontvankelijkheid
3.9.1.
Evenals de rechtbank, welke overweging het hof overneemt en na een eigen beoordeling en waardering tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek. Het verzoek van de vader om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken wijst het hof daarom af
.
Vervangende toestemming voor een verhuizing naar [plaats 1] , België.
3.9.2.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [minderjarige] toestemming van de vader behoeft.
Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. Bij een dergelijke beslissing dient de rechter - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
3.9.3.
Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat de moeder niet heeft aangetoond dat het voor haar noodzakelijk is om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen. Dat betekent dat het hof de moeder reeds daarom geen vervangende toestemming zal verlenen. In aanvulling op wat de rechtbank aan haar beslissing ten grondslag heeft gelegd, welke overwegingen het hof overneemt en na een eigen beoordeling en waardering tot de zijne maakt, overweegt het hof nog het volgende.
3.9.4.
Het ligt op de weg van de moeder om, tegenover de gemotiveerde betwisting van de vader, de noodzaak om met [minderjarige] te mogen verhuizen naar [plaats 1] aan te tonen. Hier is de moeder naar het oordeel van het hof niet in geslaagd.
Hoewel het recht van de moeder om haar leven opnieuw vorm te geven rechtens gerespecteerd dient te worden, wegen hier ook de belangen van [minderjarige] en die van de vader mee. Het belang van de moeder om met haar nieuwe partner en [minderjarige] een gezin te vormen weegt naar het oordeel van het hof minder zwaar dan het belang van [minderjarige] en de vader om de zorgregeling voort te kunnen zetten. [minderjarige] , die zowel bij de moeder als de vader thuis verblijft, heeft haar sociale netwerk opgebouwd in de omgeving van [woonplaats moeder] en [woonplaats vader] . De vader is nauw betrokken bij het leven van [minderjarige] , welke betrokkenheid door een verhuizing naar [plaats 1] aanzienlijk zou worden verminderd en een fundamentele verandering in het leven van [minderjarige] en de vader zou betekenen. De compensatie die de moeder aanbiedt voor deze beperking van het contact acht het hof daartoe niet voldoende.
De door de moeder gestelde belangen bij haar sociale netwerk (partner en diens familieleden), haar arbeidsmogelijkheden in België indien zij in [plaats 1] zou wonen,
zijn in het licht van het voorgaande onvoldoende zwaarwegend. Daartoe is van belang dat de stelling van moeder dat haar nieuwe partner niet uit België, althans uit [plaats 1] , weg kan in verband met zijn (familie)bedrijf, niet door haar is onderbouwd en gemotiveerd betwist is door de vader. De noodzaak tot verhuizing op die grond naar [plaats 1] is daarmee naar het oordeel van het hof ook niet gegeven.
De moeder werkt voorts in Nederland en die baan staat niet op de tocht, zodat werk ook geen reden kan zijn voor een verhuizing. Daar komt bij dat de moeder vanuit haar huidige woonplaats in België zou kunnen gaan werken indien zij, zoals zij stelt, daar een betere baan zou kunnen krijgen.
Het hof laat eveneens meewegen dat partijen in 2021 en derhalve na het ontstaan van de relatie van de moeder nog een aanvullend ouderschapsplan hebben opgesteld waarbij de ouders nadrukkelijk zijn overeengekomen de school voor [minderjarige] niet te wijzigen.
Alles overziende is het hof met de rechtbank en de raad van oordeel dat het belang van [minderjarige] om in haar vertrouwde omgeving te blijven wonen en naar school te gaan en daarbij veelvuldig contact te hebben met de vader, zwaarder weegt dan het belang van de moeder
om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen. Het hof is dan ook van oordeel dat het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing en de daarmee samenhangende overige verzoeken van de moeder dienen te worden afgewezen.
Gezien het vorenstaande acht het of zich voldoende voorgelicht en is er derhalve geen noodzaak tot het benoemen van een bijzondere curator of het verzoeken van een raadsonderzoek.
3.10.
Omdat uit het voorgaande volgt dat de grieven van de moeder niet slagen, zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen. Aan een beoordeling van de voorwaardelijke verzoeken van de vader wordt derhalve niet toegekomen.
Proceskosten
3.11.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 19 juli 2022;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers. C.N.M. Antens, N. Veenendaal en is op 4 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.