ECLI:NL:GHSHE:2023:1439

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
20-002222-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en verduistering met vrijspraak voor wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1979, was eerder veroordeeld voor diefstal, verduistering en wapenbezit. De politierechter had de verdachte bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd het vonnis te bevestigen, terwijl de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak heeft bepleit voor de feiten 2 en 3, en een straftoemetingsverweer heeft gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en verduistering, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde wapenbezit. Het hof oordeelt dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij een stiletto voorhanden heeft gehad. De bewezenverklaring van de diefstal en verduistering is gebaseerd op de verklaringen van de benadeelden en de verbalisanten. Het hof heeft de strafmaat bepaald op 10 weken gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over de in beslag genomen goederen, waaronder een stiletto die aan het verkeer wordt onttrokken, en een lifehammer die aan de verdachte wordt teruggegeven.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002222-22
Uitspraak : 3 mei 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven, van 24 januari 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-331897-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1979,
uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring te Grave.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak’ (feit 1), ‘verduistering’(feit 2), en ‘handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie’ (feit 3), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de politierechter een beslissing genomen op het beslag.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voor wat betreft feit 2 en feit 3 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof is gebonden aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 augustus 2021 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo een schoudertas en/of portemonnee met inhoud, onder meer een pinpas en/of Ov-chipkaart, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen handtas en/of portemonnee met inhoud onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 juli 2021 tot en met 18 augustus 2021 te Valkenswaard, althans in Nederland opzettelijk een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als door verdachte gevonden/aangetroffen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 18 augustus 2021 te Lierop, gemeente Someren, een wapen van categorie I onder 1°, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Meer in het bijzonder overweegt het hof dat onder het feit 1 tenlastegelegde door de steller der tenlastelegging abusievelijk ‘(hand)tas’ is opgenomen, maar dat – gezien de inhoud van het procesdossier – ontegenzeggelijk bedoeld is ‘(schouder)tas’. Het hof leest dit als zodanig verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde
Het hof acht, anders dan de advocaat-generaal maar met de raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat niet met zekerheid is vast te stellen dat de verdachte de stiletto voorhanden heeft gehad dan wel heeft gedragen. De stiletto is weliswaar aangetroffen in een groene boodschappentas in de kofferbak van een auto – van welke auto de verdachte met enige regelmaat gebruik maakte – echter is op basis van het thans voorliggende dossier niet gebleken dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de stiletto in de auto, reden waarom de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 3 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 18 augustus 2021 te Mierlo, een schoudertastas en portemonnee met inhoud, onder meer een pinpas en Ov-chipkaart, die aan [benadeelde 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen handtas en portemonnee met inhoud onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
hij in de periode van 9 juli 2021 tot en met 18 augustus 2021 te Valkenswaard, opzettelijk een pinpas, toebehorende aan [benadeelde 3] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door verdachte gevonden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierna bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, district Helmond, registratienummer PL2100-2021183703 opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van de politie, ondertekend en gesloten op 25 oktober 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 1-152, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 18 augustus 2021, dossierpagina’s 7-9, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 2] .
Ik doe, mede namens het slachtoffer [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2001, wonende te [adres 1] , aangifte van diefstal door middel van braak uit mijn personenauto. Ik heb niemand toestemming gegeven dit feit te plegen. Niemand had het recht daartoe.
Op woensdag 18 augustus 2021, omstreeks 14.45 uur, had ik mijn personenauto, voorzien van kenteken, [kenteken 1] geparkeerd op een parkeerplaats aan de Geldropseweg, tegenover de militaire begraafplaats in Mierlo. Ik sloot mijn personenauto af middels mijn sleutel.
Omstreeks 15.40 uur, werden wij in het bos aangesproken door andere wandelaars. Ze vroegen aan ons of wij een grijs/zilveren auto hadden. Hiervan zou de ruit zijn ingeslagen. Ik ben direct met mijn dochter richting de parkeerplaats gelopen waar onze auto geparkeerd stond.
Wij kwamen bij de auto aan en zagen dat de ruit van onze auto rechtsvoor was ingeslagen. Ik zag dat er glasscherven op de grond lagen. Toen ik dichterbij de auto kwam zag ik dat de bijrijdersstoel vol lag met glasscherven. Ik hoorde mijn dochter zeggen dat haar tas weg was. Ze zei dat ze deze op de grond had staan voor de bijrijdersstoel. Dit betrof een stoffen zwart-wit gekleurde schoudertas. In de tas zat de portemonnee van mijn dochter. Hierin zaten meerdere pasjes. Onder andere een bankpas en een Ov-Chipkaart. De portemonnee zelf leek op een klein etui.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 augustus 2021, dossierpagina’s 26-27, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 2] .
Op woensdag 18 augustus 2021 was ik, verbalisant [verbalisant 2] , doende met wijkzorg
binnen het politie-teamgebied Peelland. Die dag, om 14.56 uur, hoorde ik dat de politiemeldkamer een melding uitgaf in Mierlo. Hier zou op dat moment in een personenauto worden ingebroken. Onderweg naar deze locatie kreeg ik via de politiemeldkamer door dat de dader mogelijk in een grijsgroene personenauto, mogelijk stationwagon, was weggereden. Ook kreeg ik door dat de dader een blanke man was, kort tot kaal haar had en een normaal postuur had.
Die dag, om 15.05 uur, reed ik op [adres 2] . Ik zag ter hoogte van [adres 2] een grijs/groene personenauto, merk Mitsubishi, type Lancer, stationwagen, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] stilstaan in de berm. Ik zag dat een man achter het voertuig met geopende kofferbakklep stond. Ik zag dat deze man bezig was met handelingen in de kofferbak. Ik zag dat deze man in zijn geheel voldeed aan het hierboven opgegeven signalement.
Ik bracht daarop mijn dienstvoertuig tot stilstand en sprak de man aan. Ik vroeg de man zijn personalia op te geven. Ik hoorde dat de man daarop opgaf te zijn:
achternaam: [verdachte]
voorletters: [verdachte]
geboren: [geboortedag 1] 1979 te [geboorteplaats]
Ik besloot daarop de man, hierna genoemde verdachte, direct aan te houden voor het plegen van een diefstal uit auto.
Ik keek in het voertuig en trof in de binnenzijde van het bestuurdersportier, in het vakje waarin je je hand brengt om dit portier dicht te trekken, een stapeltje pasjes aan. Ik zag dat hierbij onder andere een bankpas en een Ov-jaarkaart zaten die op naam stonden van [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2001. Ik zag dat deze persoon zich niet in dit voertuig bevond.
[…]
Ik belde [benadeelde 1] . Ik hoorde dat [benadeelde 1] mij vertelde dat zij inmiddels was aangekomen bij haar personenauto, die geparkeerd stond aan de Geldropseweg te Mierlo en dat hierin bleek te zijn ingebroken.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 19 augustus 2021, dossierpagina’s 21-22, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] .
Wat kun je vertellen over het incident dat gisteren heeft afgespeeld?
De getuige verklaarde:
Ik was, omstreeks 14.45 uur (het hof begrijpt op 18 augustus 2021), aan het mountainbiken op een bospad in Mierlo. Ik kwam uit op de parkeerplaats in Mierlo aan de Geldropseweg. Dit is een parkeerplaats recht tegenover de militaire begraafplaats. Ik hoorde een doffe knal en vervolgens glasgerinkel. Al fietsende zag ik een man bij een voertuig staan. Ik kan de man als volgt omschrijven:
  • ongeveer 1.70 meter,
  • blank,
  • weinig tot geen haar,
  • schoudertas met lang hengsel,
  • ik vermoed een grijze tas.
Ik zag dat de man zijn arm in een auto stak en iets uit de auto pakte. Ik kon niet zien wat dit was. Ik vermoed een schoudertas omdat ik een lang hengsel zag. Ik was ongeveer op een afstand van 10 meter. Ik zag dat de man vanaf de auto waarin ingebroken was, rende naar een ander voertuig.
Op het moment dat ik dit zag gebeuren, fietste ik nog. Vervolgens ben ik even gestopt om het kenteken te noteren en belde daarna de meldkamer van de politie. Ik zag dat de auto was voorzien van een Nederlands kenteken met [kenteken 2] . Ik zag dat dit was een grijs/groene auto was.
Ten aanzien van feit 2
4.
Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 9 juli 2021, dossierpagina’s 16-20, met goederenbijlage, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [benadeelde 3] .
Op vrijdag 9 juli 2021 te 14:48 uur, is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangeefster gaf op te zijn:
Achternaam: [benadeelde 3]
Voornamen: [benadeelde 3]
Geboren: [geboortedag 3] 1954
Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen vrijdag 9 juli 2021 te 11:45 uur en vrijdag 9 juli 2021 te 12:00 uur:
Tijdens bezoek begraafplaats [adres 3] . Auto stond op parkeerterrein. Bij terugkomst is het achterraam ingeslagen en handtas meegenomen. Hieronder de lijst van door mij ingevoerde goederen die geen uniek identificerend nummer hebben. Eventuele goederen die wel een uniek identificerend nummer hebben staan genoemd in de bijlage goederen.
BANKPAS
Merk: SNS
Aantal: 1 stuks
Bijzonderheden: Op naam van [benadeelde 3] .
Het goed is: Diefstal
Hierbij werd het goed, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 augustus 2021 , dossierpagina’s 33- 35, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] .
Op donderdag 19 augustus 2021 waren wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , belast met het
onderzoek naar een auto-inbraak. Op verzoek onderzochten wij de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen Mitsubishi Lancer voorzien van het kenteken [kenteken 2] .
[…]
Ik, [verbalisant 4] , zag in het handschoenenvakje een blikje zitten. Ik opende het blik.
Ik zag dat er in het blik een gripzakje zat met restanten wit poeder. Ik zag in het bakje restanten van wit poeder zitten. Ik zag in het blikje een door midden gebroken pinpas zitten op naam van [benadeelde 3] , voorzien van het rekeningnummer: " [rekeningnummer] ".
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 21 augustus 2021, dossierpagina’s 58-61, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte.
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
[…]
V: In het handschoenenvakje in de auto werd in een blikje een gripzakje met resten van wit poeder aangetroffen. Van wie is dit blikje met de inhoud?
A: Van mij.
V: In het blikje zat ook een door midden gebroken pinpas op naam van [benadeelde 3] . Wat kan je
er over verklaren?
A: Dat zou ik niet weten. Dat zal ik ooit gevonden hebben.
Bewijsoverwegingen
Door de verdediging is vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat geen sprake was van wederrechtelijke toe-eigening aangezien de verdachte de pinpas enkel gebruikt zou hebben om cocaïne tot zich te nemen en aldus niet als heer en meester over de pinpas heeft beschikt. En voorts moet de pinpas beschouwd worden als een res nullius, aangezien deze doormidden gebroken en daardoor onbruikbaar was.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de pinpas van aangever [benadeelde 3] op 9 juli tussen 11.45 uur en 12.00 uur te Valkenswaard uit haar auto werd weggenomen. Op 18 augustus 2021 werd de verdachte aangehouden terwijl hij reed in een auto met kenteken [kenteken 2] . Bij de doorzoeking van deze auto werd de pinpas van aangever [benadeelde 3] , doormidden gebroken en onder wit poeder, teruggevonden in een blikje. De verdachte verklaarde dat het blikje van hem was en dat hij de pinpas ooit heeft gevonden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte verklaard dat de verdachte de pinpas heeft gevonden en deze pinpas heeft gebruikt om lijntjes drugs tot zich te nemen.
Voorgaande feiten en omstandigheden maken dat het hof van oordeel is dat de verdachte – zonder daartoe gerechtigd te zijn – als heer en meester heeft beschikt over de pinpas die aan [benadeelde 3] toebehoorde door, in plaats van de gevonden pinpas aan de rechtmatige eigenaar te retourneren dan wel af te geven bij de daarvoor bestemde instantie, de pinpas na vondst onder zich te houden. Daardoor heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Voorts is het hof, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de pinpas – ook indien deze is doorgeknipt – niet kan worden aangemerkt als een res nullius vanwege de aard van het goed en de persoonlijke verbondenheid van het goed met de eigenaar. Van een res nullius is sprake als het gaat om een roerende zaak die aan niemand toebehoort. Uit de aangifte volgt dat de pinpas toebehoorde aan en op naam stond van aangever [benadeelde 3] . Daarbij komt nog dat een pinpas privé-gegevens weergeeft van de eigenaar zoals een tenaamstelling en een persoonlijk rekeningnummer waardoor niet gesteld kan worden dat de pinpas aan niemand toebehoorde. Dat de pinpas doormidden gebroken was, doet daar niet aan af. Voorgaande maakt dat een pinpas niet als res nullis aangemerkt kan worden. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

verduistering.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – diefstal door middel van braak en aan verduistering. Dergelijk handelen veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast en ergernis. De verdachte heeft zowel bij het plegen van de diefstal als de verduistering gehandeld voor eigen gewin. Het hof rekent dit de verdachte dan ook aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten waaronder diefstal.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de verdachte goed contact heeft met zijn vader en dat hij de enige steunende factor is in het leven van de verdachte. De raadsvrouw heeft verder verklaard dat de verdachte geen werk heeft, gezondheidsproblemen heeft en dat hij heeft besloten om geen drugs meer te gebruiken. Voorts heeft de raadsvrouw verklaard dat de verdachte geen vrouw en kinderen heeft.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het hof heeft aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor ‘diefstal uit auto (geen ladingdiefstal)’ en voor ‘verduistering’.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte maken dat niet anders.
Ondanks het feit dat verdachte wordt vrijgesproken voor feit 3, oordeelt het hof dat de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf recht doet aan de wel bewezenverklaarde feiten, immers het zijn ernstige feiten, veel overlast bezorgen voor benadeelden. Daarnaast heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van vermogensdelicten en voorts geen enkele blijk heeft gegeven het strafwaardige van zijn handelen in te zien dan wel verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Beslag
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat bij gelegenheid van vooronderzoek onder de verdachte een stiletto, een lifehammer, een zonnebril van het merk Polaroid en een rood sieradendoosje in beslag zijn genomen.
Het hof is ten aanzien van de stiletto van oordeel dat nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf is aangetroffen, deze onttrokken dient te worden aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet en het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet vast komen te staan aan wie de in beslag genomen en nog niet teruggegeven zonnebril van het merk Polaroid en rood sieradendoosje toebehoren. Derhalve is het hof niet in staat de teruggave daarvan aan een met name te noemen persoon te gelasten. Daarvan zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte inbeslaggenomen nog niet teruggegeven goederen, te weten een lifehammer, moeten worden teruggegeven aan de verdachte, nu naar het oordeel van het hof het belang van strafvordering niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 36d, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een stiletto (G 1837489);
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een lifehammer (G 1837443);
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een zonnebril, merk Polaroid (G 1837483) en een rood sieradendoosje (G 1838603).
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 3 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wagemakers voornoemd is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.