ECLI:NL:GHSHE:2023:1462

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.316.242_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling minderjarige; verzoek tot uitbreiding van zorgdagen afgewezen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige, geboren in 2008, over de zorgregeling. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om wijziging van de zorgregeling, zodat de minderjarige elke donderdag na school bij haar kan verblijven en om een duidelijke regeling voor vakanties en feestdagen. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft zich verzet tegen deze wijziging en wil de huidige regeling in stand houden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook geadviseerd om de huidige regeling te handhaven, waarbij de minderjarige zelf kan aangeven wanneer zij naar de moeder wil gaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 maart 2023 is de minderjarige in de gelegenheid gesteld om haar mening te geven, wat zij heeft gedaan via een brief. Het hof heeft overwogen dat de huidige zorgregeling, die in 2013 is vastgesteld, in stand moet blijven, omdat de minderjarige inmiddels veertien jaar oud is en in staat is om zelf aan te geven wanneer zij extra tijd bij haar moeder wil doorbrengen. Het hof heeft geconcludeerd dat het verzoek van de moeder om de zorgregeling uit te breiden, niet in het belang van de minderjarige is en heeft dit verzoek afgewezen. Daarnaast heeft het hof de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wijziging van de vakantieregeling, omdat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die deze wijziging rechtvaardigen. De beschikking van de rechtbank Limburg is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 april 2023
Zaaknummer: 200.316.242/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/298550 / FA RK 21-4313
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. van den Eshoff,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.M.L. de la Haije.
Deze zaak gaat over: [minderjarige], geboren in [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 2008.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.
In het kort: de ouders zijn het niet eens over de verdeling van de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de
rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 19 september 2022, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
a. het verzoek van de moeder tot wijziging van de reguliere zorgregeling naar een weekend
per veertien dagen van donderdag na school tot zondagavond 20.00 uur, alsmede iedere woensdag na school toe te wijzen;
b. de door de moeder verzochte wijziging van de vakantie- en feestdagenregeling zoals geformuleerd in het petitum van haar verzoekschrift in eerste aanleg onder c van haar primaire verzoek toe te wijzen, althans een andere vakantie- en feestdagen regeling vast te stellen waarbij de vakanties en feestdagen 50% tussen partijen worden verdeeld en waarbij jaarlijks vaststaat welke dagen [minderjarige] tijdens vakanties bij de moeder of de vader verblijft.
2.2.
Bij verweerschrift van 10 november 2022, met producties, heeft de vader verzocht de verzoeken van de moeder in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en/of ongegrond te verklaren.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 9 november 2022, met bijlage, ingekomen bij het hof op 10 november 2022.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 maart 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de advocaat van de moeder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.4.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.5.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar kenbaar te maken.
Zij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die bij het hof is ingekomen op 23 december 2022. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van die brief zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk tussen de moeder en de vader is geboren:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats].
3.2.
De ouders oefenen gezamenlijk ouderlijk gezag uit over [minderjarige]. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige] is bij beschikking van 6 februari 2013 vastgesteld bij de vader.
3.3.
Dit hof heeft bij beschikking van 31 oktober 2013 de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
[minderjarige] verblijft bij de moeder:
  • een weekend per veertien dagen van vrijdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur;
  • elke week op woensdag van 12.30 uur tot 18.30 uur;
  • op Moederdag en op de verjaardag van de moeder;
  • in de even jaren op de verjaardag van [minderjarige];
- de helft van de vakanties en de feestdagen, waarbij een en ander in onderling overleg
tussen de ouders dient te worden vastgesteld.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de moeder (zoals hiervoor onder 2.1. kort weergegeven) afgewezen. De rechtbank heeft daarnaast het verzoek van de vader om hem te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] afgewezen.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.1.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De moeder wil graag dat de huidige zorgregeling wordt uitgebreid. Ook [minderjarige] zelf wil dit graag. Het gaat goed met de moeder en de moeder is in staat de zorgregeling goed vorm te geven. Het lukt de ouders echter niet om in onderling overleg de zorgregeling uit te breiden. De vader laat er bovendien niets aan gelegen om het contact tussen de moeder en [minderjarige] zoveel mogelijk te beperken. Het is daarom niet in het belang van [minderjarige] om de verantwoordelijkheid bij [minderjarige] te leggen en af te wachten totdat zij zelf aangeeft een extra keer naar de moeder te willen.
De moeder wil daarnaast graag dat de vakantieregeling specifieker wordt vastgesteld. Er is op dit moment geen sprake van duidelijkheid, waardoor er iedere keer opnieuw weer een discussie plaatsvindt. Het voorkomen van dergelijke discussies is argument genoeg om een duidelijke regeling vast te stellen.
3.6.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De vader wil dat de huidige zorgregeling in stand blijft. Doordat de vader in verband met het verleden en het feit dat de moeder niet open is over haar huidige situatie nog steeds zorgen heeft over de opvoedsituatie bij de moeder, kan hij niet achter een structurele uitbreiding van de regeling staan waarbij [minderjarige] al op donderdag naar de moeder gaat. De moeder heeft in het verleden hulp nodig gehad bij de meest basale taken, zoals hygiëne, dag- en nachtritme en koken. De moeder heeft bovendien geen vervoer om [minderjarige] te halen en brengen naar haar diverse activiteiten. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij, zeker nu zij inmiddels veertien jaar oud is, steeds meer zelf mag kiezen waar zij verblijft. Indien [minderjarige] aangeeft een extra keer naar haar moeder te willen gaan, dan zal de vader dit stimuleren. Dat doet de vader op dit moment ook al.
De vader geeft verder aan dat de huidige vakantieregeling goed verloopt en de vader betwist dat er sprake is van een wijzigingsgrond die maakt dat de vakantieregeling moet worden aangepast. Volgens de vader is er geen sprake van discussies tussen de ouders bij het verdelen van de vakanties. Het is juist dat de vader alleen in de bouwvakvakantie verlof op kan nemen, maar het verbaast de vader dat dit een probleem zou zijn voor de moeder, aangezien de moeder niet werkt.
3.7.
De raad voert – samengevat – het volgende aan. De huidige zorgregeling moet in stand blijven. Zonder teveel verantwoordelijkheid bij [minderjarige] te willen leggen, lijkt het de raad een goed idee dat [minderjarige] zelf mag aangeven wanneer zij vaker naar de moeder wil en dat de vader
daar dan in meegaat. Gelet op haar leeftijd is dat passend.
3.8.
Het hof overweegt als volgt.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en
opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a
lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande of een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter neemt
een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Reguliere zorgregeling
3.8.2.
De wijziging van omstandigheden is tussen de ouders als het gaat om de reguliere zorgregeling niet in discussie en is gelegen in het feit dat [minderjarige] niet meer op woensdagmiddag vrij is.
3.8.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank die het hof na eigen weging en onderzoek overneemt, is het hof van oordeel dat de huidige zorgregeling in stand dient te blijven.
3.8.4.
Het hof stelt vast dat er door de ouders uitvoering wordt gegeven aan de zorgregeling die eerder door het hof is vastgesteld bij beschikking van 31 oktober 2013. Voorts heeft de vader onbetwist verklaard dat [minderjarige] op dit moment incidenteel, bijvoorbeeld wanneer zij een studiedag heeft op woensdag, al op dinsdag naar de moeder gaat of op zondagavond wat langer bij de moeder verblijft.
[minderjarige] is inmiddels veertien jaar oud en is, zoals gebruikelijk op die leeftijd, bezig met haar eigen ontwikkeling in haar weg naar volwassenheid. [minderjarige] heeft haar eigen activiteiten naast school, en spreekt af met vrienden. Hoewel niet doorslaggevend, maakt de leeftijd van [minderjarige] dat het hof haar mening over het verzoek van de moeder om de zorgregeling uit te breiden, serieus in overweging neemt. [minderjarige] geeft in haar brief aan het hof aan dat zij de huidige regeling wil behouden. [minderjarige] wil niet een vaste uitbreiding van de zorgdagen bij moeder. [minderjarige] wil wel zelf kunnen bepalen of zij een extra dag naar de moeder zal gaan. De raad heeft ook aangegeven dit het meest in het belang van [minderjarige] te achten. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven hier geen bezwaar tegen te hebben en dit bovendien te stimuleren. Het hof heeft geen reden om hier aan te twijfelen.
Het hof zal, alles overwegende, de zorgregeling niet uitbreiden met de donderdag. De huidige zorgregeling blijft in stand. Het hof overweegt dat, in plaats van het uitbreiden van de zorgdagen bij de moeder met een vaste dag, door partijen aan [minderjarige] daarnaast de ruimte moet worden geven om, wanneer [minderjarige] dit zelf wil, een extra dag naar de moeder te gaan. Gelet op haar leeftijd en het feit dat hier door partijen in de praktijk ook reeds uitvoering aan wordt gegeven komt het hof dat in het belang van [minderjarige] het meest wenselijk voor. Dit betekent dat het verzoek van de moeder ten aanzien van de uitbreiding van de reguliere zorgregeling zal worden afgewezen.
Vakantieregeling
3.8.5.
De wijziging van omstandigheden is tussen de ouders als het gaat om de vakantieregeling in discussie. De moeder erkent dat de ouders de vakanties in onderling overleg bij helfte verdelen, rekening houdend met de bouwvak-vakantie van de vader, en dat het hen dus feitelijk lukt om de regeling uit te voeren. De voor de wijziging van de vakantieregeling nodige gewijzigde omstandigheden worden door de moeder niet dan wel onvoldoende gesteld. De moeder is derhalve naar het oordeel van het hof niet ontvankelijk in haar verzoek tot wijziging van de vakantieregeling.
Afsluitende conclusie
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen,
voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, het verzoek van de moeder in hoger
beroep ten aanzien van de reguliere zorgregeling afwijzen en de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek in hoger beroep tot wijziging van de vakantieregeling.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 juni 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verklaart de moeder niet ontvankelijk in het hoger beroep ten aanzien van de vakantieregeling;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N. Veenendaal, C.D.M. Lamers en A.M. Bossink en is op 20 april 2023 uitgesproken door mr. A.M. Bossink in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.