ECLI:NL:GHSHE:2023:1464

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.318.548_01 en 200.318.554_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor en wijziging van bewindvoering in een familiekwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de benoeming van een mentor en de wijziging van de bewindvoering voor de rechthebbende, een kwetsbare oudere. De verzoeker, die in hoger beroep is gekomen, heeft verzocht om de benoeming van een professionele mentor en de ontslag van de huidige bewindvoerders, [de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2]. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder een bewind ingesteld over de goederen van de rechthebbende, maar het verzoek om een mentorschap was afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 maart 2023 zijn verschillende belanghebbenden gehoord, waaronder de verzoeker, de rechthebbende, en de huidige bewindvoerders. Het hof heeft vastgesteld dat er een sterke behoefte is aan een onafhankelijke mentor en een professionele bewindvoerder, gezien de conflicten binnen de familie en de kwetsbaarheid van de rechthebbende. Het hof heeft besloten om de beslissing over de benoeming van de mentor aan te houden in afwachting van de uitkomsten van mediation tussen de partijen. Tevens is de benoeming van de huidige bewindvoerders vernietigd en is er een nieuwe bewindvoerder voorgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en professionele benadering in zaken van mentorschap en bewindvoering, vooral in situaties met familiale conflicten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 april 2023
Zaaknummers: 200.318.554/01 en 200.318.548/01
Zaaknummers eerste aanleg: 9938402 OV VERZ 22-5739 en 9938403 OV VERZ 22-5740
in de zaken in hoger beroep van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. M. Roggeveen,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de rechthebbende of [de rechthebbende] ,
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader of [de vader] ,
[de bewindvoerder 1],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de bewindvoerder 1] of de bewindvoerder,
advocaat: mr. N. Boelhouwer,
[de bewindvoerder 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de bewindvoerder 2] of de bewindvoerder,
advocaat: mr. N. Boelhouwer,
[betrokkene 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [betrokkene 1] ,
advocaat: mr. N. Boelhouwer,
[betrokkene 2] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
hierna te noemen: [betrokkene 2] ,
advocaat: mr. N. Boelhouwer,
[betrokkene 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [betrokkene 3] ,
advocaat: mr. Roggeveen,
[betrokkene 4],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [betrokkene 4] ,
advocaat mr. M. Roggeveen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg , van 10 augustus 2022 uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 9 november 2022, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft verzoeker in hoger beroep verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de bestreden beschikking wordt vernietigd en dat er een professionele mentor wordt benoemd.
2.2.
Bij beroepschrift van 9 november 2022, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft verzoeker verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de bestreden beschikking wordt vernietigd, dat de bewindvoerder wordt ontslagen en dat er een professionele bewindvoerder wordt benoemd.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het V8-formulier van mr. Roggeveen van 22 november 2022, met daarbij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank, ingekomen bij het hof op
23 november 2022;
- de mail van mr. Boelhouwer van 23 december 2022, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de brief van 2 februari 2023 van mr. Roggeveen, met bijlagen, ingekomen bij het hof op 3 februari 2023;
- het V6-formulier van 13 maart 2023 van mr. Boelhouwer, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 maart 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [de rechthebbende] ,
- [de vader] (de vader),
- [verzoeker] , bijgestaan door mr. Roggeveen,
- [betrokkene 4] , bijgestaan door mr. Roggeveen,
- [de bewindvoerder 1] , bijgestaan door mr. Boelhouwer,
- [de bewindvoerder 2] , bijgestaan door mr. Boelhouwer,
- [betrokkene 1] , bijgestaan door mr. Boelhouwer.
2.4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft als tolk in de Hindoestaanse taal opgetreden R.D. Gajadhar-Mahabier, tolknummer 3406.
2.4.2.
[betrokkene 2] is, met kennisgeving vooraf, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. [betrokkene 3] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.5.
Het stuk dat is gevoegd bij het V6-formulier van 13 maart 2023 van mr. Boelhouwer zal, met uitzondering van de daarbij behorende producties, geen onderdeel uitmaken van het dossier aangezien dit niet is opgesteld door een advocaat.
2.6.
Gelet op de onderlinge samenhang van de verzoeken in hoger beroep heeft het hof beide zaken gelijktijdig tijdens de mondelinge behandeling behandeld en zal het hof op beide verzoeken in onderhavige beschikking uitspraak doen.
2.7.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof ontvangen:
- de brief van mr. Roggeveen van 11 april 2023, met bijlage;
- de mail van mr. Boelhouwer van 12 april 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 10 augustus 2022 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg , een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de rechthebbende op grond van de lichamelijke of geestelijke toestand, waarbij [de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2] beiden tot bewindvoerder zijn benoemd. De rechtbank heeft het verzoek tot het instellen van een mentorschap afgewezen.
3.2.
[verzoeker] kan zich hiermee niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Mentorschap
3.3.
[verzoeker] voert – samengevat – het volgende aan. Er moet alsnog een mentor benoemd worden die de belangen van [de rechthebbende] , zijnde de moeder van [verzoeker] , gaat behartigen. Het is van belang dat er een professionele, onafhankelijke mentor wordt benoemd, omdat
[de rechthebbende] een kwetsbare oudere is en niet geconfronteerd dient te worden met de strijd die er op dit moment is tussen de diverse broers en zussen in het gezin.
3.4.
[de bewindvoerder 1] , [de bewindvoerder 2] en [betrokkene 1] hebben tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – aangevoerd dat zij het in het belang van [de rechthebbende] (hun moeder) achten dat er een onafhankelijke mentor wordt benoemd die vanuit professioneel oogpunt de zorg in gang kan zetten die hun moeder nodig heeft. [de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2] willen daarnaast weer in de gelegenheid worden gesteld om de dagelijkse zorg te verlenen die hun moeder nodig heeft. Feitelijk gezien kan dit nu niet, omdat zij geen toegang meer hebben tot de woning.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Het mentorschap kan ingevolge lid 3 eveneens worden ingesteld, indien te verwachten is dat een meerderjarige binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal
verkeren.
3.5.2.
Ingevolge artikel 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Lid 4 van dit artikel bepaalt dat, indien de betrokkene gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot mentor wordt benoemd, tenzij lid 3 van toepassing is.
Is het vorige niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
Huwt de betrokkene, gaat hij een geregistreerd partnerschap aan of verkrijgt hij een andere levensgezel, dan kan ieder van hen verzoeken, dat de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel de andere levensgezel in de plaats van de tegenwoordige mentor wordt benoemd.
Rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid kunnen tot mentor worden benoemd.
De rechter kan twee mentoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
3.5.3.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling besloten om te proberen hun geschil ten aanzien van de benoeming van een mentor op te lossen met hulp van een mediator.
3.5.4.
Het hof zal iedere beslissing op het verzoek ten aanzien van het benoemen van een mentor pro forma aanhouden tot 20 juli 2023, in afwachting van het bericht van partijen ten aanzien van het verloop van de mediation.
3.6.
Het hof verzoekt partijen uiterlijk één week voorafgaande aan deze datum het hof te informeren over de uitkomsten van de mediation, dan wel of partijen een nadere mondelinge behandeling wenselijk achten.
Bewind
3.7.
[verzoeker] voert – samengevat – het volgende aan. Er dient een professioneel bewindvoerder te worden benoemd, in plaats van de huidige benoeming waarbij [de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2] tot bewindvoerder zijn benoemd. Dit is nodig, omdat er binnen de familie twee kampen zijn ontstaan waar de moeder tussenin zit. Daar komt bij dat de huidige bewindvoerders hun taken niet naar behoren uitvoeren en de overige kinderen niet op de hoogte houden van het uitgevoerde bewind.
3.8.
[de bewindvoerder 1] , [de bewindvoerder 2] en [betrokkene 1] voeren – samengevat – het volgende aan. Het is op dit moment voor [de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2] feitelijk onmogelijk om hun taken als bewindvoerder uit te oefenen, omdat de bewindvoerders geen toegang krijgen tot het huis waar de moeder woont en zij eveneens geen toegang hebben tot de benodigde financiële stukken. [de bewindvoerder 1] , [de bewindvoerder 2] en [betrokkene 1] staan achter de benoeming van een professioneel bewindvoerder.
3.9.
[de vader] (de vader) heeft – samengevat – aangevoerd dat er een onafhankelijke bewindvoerder dient te worden benoemd.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
3.10.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 BW kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Het bewind kan ingevolge lid 3 eveneens worden ingesteld indien te verwachten is dat de rechthebbende binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
3.10.2.
Ingevolge artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Lid 4 van dit artikel bepaalt dat, indien de rechthebbende gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot bewindvoerder wordt benoemd, tenzij lid 3 van toepassing is.
Is het vorige niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
Huwt de rechthebbende, gaat hij een geregistreerd partnerschap aan of verkrijgt hij een andere levensgezel, dan kan ieder van hen verzoeken, dat de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel de andere levensgezel in de plaats van de tegenwoordige bewindvoerder wordt benoemd.
3.10.3.
Gebleken is dat de tijdens de mondelinge behandeling aanwezige kinderen van
[de rechthebbende] het allen eens zijn over het feit dat er een onafhankelijk bewindvoerder dient te worden benoemd in plaats van de huidige situatie waarin [de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2] tot bewindvoerder zijn benoemd. Ook [de vader] , de levensgezel van [de rechthebbende] , heeft aangegeven dit het meest in het belang van [de rechthebbende] te achten. [de rechthebbende] heeft zich hier niet over uitgelaten.
Gelet op het voorgaande zijn na afloop van de mondelinge behandeling alle belanghebbenden aangeschreven door het hof met het verzoek een voorkeur uit te spreken over een eventueel door het hof te benoemen bewindvoerder.
3.10.4.
Het hof heeft hierop op 11 april 2023 van mr. Roggeveen een brief ontvangen waarin de heer [opvolgend bewindvoerder] te [plaats] wordt voorgesteld als bewindvoerder. Bij dit schrijven is een bereidverklaring gevoegd.
3.10.5.
Uit het bericht van 12 april 2023 van mr. Boelhouwer blijkt dat [de bewindvoerder 1] , [de bewindvoerder 2] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] instemmen met de voorgestelde bewindvoerder.
3.10.6.
Het voorgaande brengt met zich mee dat het hof een nieuwe bewindvoerder zal benoemen. Namens mr. Roggeveen is voorgesteld om de heer [opvolgend bewindvoerder] tot bewindvoerder te benoemen. Uit de door mr. Roggeveen overgelegde bereidverklaring blijkt dat voornoemde bewindvoerder bereid is het bewind over de goederen die aan de
rechthebbende (zullen) toebehoren op zich te nemen. Nu niet is gebleken van redenen die zich tegen deze benoeming verzetten, zal het hof overeenkomstig dit verzoek beslissen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg , van 10 augustus 2022 voor zover het de benoeming van [de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2] tot bewindvoerders betreft met ingang van 1 juli 2023;
verleent met ingang van 1 juli 2023 aan [de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2] voornoemd ontslag als bewindvoerders over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te distr. [distr.] , [land] , op [geboortedatum] 1946, wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] aan [adres] ;
benoemt met ingang van 1 juli 2023 de heer [opvolgend bewindvoerder] te [plaats] tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de voormalig bewindvoerders binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording afleggen aan de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg , overleggen;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg , in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en Bewindregister;
stelt de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig de in artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren opgenomen lage beloning;
verwijst partijen naar het Bureau Mediation teneinde via bemiddelingsgesprekken te trachten overeenstemming te bereiken over het tussen hen bestaande geschil omtrent de benoeming van een mentor;
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zendt aan het Bureau Mediation;
houdt, in afwachting van berichtgeving van partijen, iedere beslissing PRO FORMA aan tot 20 juli 2023;
bepaalt dat partijen uiterlijk één week voorafgaande aan de pro forma datum het hof informeren over de uitkomsten van de mediation;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mrs. N. Veenendaal, C.D.M. Lamers en A.M. Bossink en
is in het openbaar uitgesproken door mr. A.M. Bossink op 20 april 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.