In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Limburg een verzoek ingediend tot vaststelling van een zorgregeling, welke was afgewezen. De moeder verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en een zorgregeling vast te stellen die in het belang van [minderjarige 1] zou zijn. De vader, verweerder in hoger beroep, verzocht om de grieven van de moeder niet-ontvankelijk te verklaren of ongegrond te verklaren en de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2023 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de reguliere zorgregeling, waarbij [minderjarige 1] één weekend per veertien dagen bij de moeder verblijft. Het hof heeft echter ook geconstateerd dat er geen overeenstemming was over de verdeling van vakanties en feestdagen. Het hof heeft besloten dat deze verdeling in onderling overleg tussen de ouders zal plaatsvinden, onder regie van de gecertificeerde instelling (GI).
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een nieuwe regeling vastgesteld voor de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de ouders in onderling overleg afspraken maken over de verblijfsduur van [minderjarige 1] tijdens vakanties en feestdagen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.