ECLI:NL:GHSHE:2023:1526

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
200.319.972_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure met betrekking tot gebruik echtelijke huurwoning

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De man, verzoeker, heeft verzocht om het exclusieve gebruik van de echtelijke huurwoning voor de duur van het geding. De vrouw, verweerster, heeft hiertegen verweer gevoerd en ook een zelfstandig verzoek ingediend voor het gebruik van de woning. De man en de vrouw zijn op 6 september 2019 in Marokko met elkaar gehuwd en hebben beide een complexe situatie rondom hun verblijfsstatus en woonruimte. Het hof heeft de feiten en de belangen van beide partijen afgewogen. De man heeft een groter belang bij het gebruik van de woning, aangezien hij daar al voor het huwelijk woonde en de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat zij alternatieve woonruimte heeft gezocht. Het hof heeft daarom besloten dat de man bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke huurwoning en heeft de overige verzoeken van de vrouw afgewezen. De vrouw is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 mei 2023
Zaaknummers: 200.319.972/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/391592/FA RK 21-5294
beschikking van de meervoudige kamer van 11 mei 2023 inzake de verzoeken tot het verkrijgen van voorlopige voorzieningen ex art. 822 Rv.
betreffende:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. R. Zwamborn.
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P.R. Klaver,
In het kort:
Deze zaak gaat over het verzoek voorlopige voorziening tot uitsluitend gebruik van de echtelijke (huur)woning.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg van 13 september 2022.
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en het verzoek tot het verkrijgen van voorlopige voorzieningen
2.1.
De vrouw is op 12 december 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 13 september 2022. Dit hoger beroep is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.319.972/01 (verder ook te noemen: de hoofdzaak).
De man heeft op 8 februari 2023 verweer gevoerd. Hij heeft op 3 maart 2023 een separaat verzoekschrift voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is bij het hof ingeschreven onder nummer 200.319.972/02. De onderhavige beschikking ziet uitsluitend op deze kwestie.
2.2.
De vrouw heeft op 21 maart 2023 een verweerschrift voorlopige voorziening tevens houdende zelfstandig verzoek voorlopige voorzieningen ingediend.
2.3.
De man heeft op 30 maart 2023 een verweerschrift op de zelfstandige verzoeken ingediend.
2.4.
De mondelinge behandeling in het verzoek tot voorlopige voorzieningen en de hoofdzaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden op 3 april 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • De man, bijgestaan door mr. Zwamborn;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Klaver. Voor de vrouw is de heer M. Bakkali opgetreden als tolk (tolknummer 25692).

3.De feiten en de omvang van het geschil

3.1.
De man en de vrouw zijn op 6 september 2019 in [plaats] (Marokko) met elkaar gehuwd. Het huwelijk is ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente [woonplaats] .
3.2.
De man heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit. De vrouw heeft de Marokkaanse nationaliteit.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg tussen partijen de echtscheiding uitgesproken.
3.4.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, huurder is van de woning aan [adres] , [postcode] [woonplaats] en het verzoek van de vrouw tot het betalen van een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw van een bedrag van € 1.306,- per maand, afgewezen.
3.5.
De vrouw heeft in de hoofdzaak hoger beroep ingesteld.
3.6.
De man heeft een verweerschrift ingediend en bij separaat verzoek verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening bij beschikking voor de duur van het geding:
- te bepalen dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke huurwoning en de daarbij behorende inboedel, staande en gelegen te [postcode] [woonplaats] , aan [adres] , met bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en deze niet verder meer mag betreden;
- met machtiging van de sterke arm de beschikking ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie.
3.7.
De vrouw heeft bij verweerschrift voorlopige voorziening verzocht het verzoek voorlopige voorziening van de man af te wijzen en voorts heeft de vrouw zelfstandig verzocht om, uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van het geding te bepalen:
- dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke huurwoning en de daarbij behorende inboedel, staande en gelegen te [postcode] [woonplaats] aan [adres] , met het bevel dat de man die woning nog steeds dient te verlaten en niet mag betreden;
- met machtiging aan de vrouw om de beschikking ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
- voorts te bepalen dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt vastgesteld dat de man tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vrouw dient te voldoen een onderhoudsbijdrage primair € 1.306,- bruto per maand dan wel subsidiair een bedrag zoals het hof juist acht.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vrouw haar zelfstandige verzoek tot betaling van een onderhoudsbijdrage door de man ingetrokken en haar zelfstandig verzoek dat zij bij uitsluiting bevoegd zal zijn tot gebruik van de echtelijke huurwoning beperkt in duur tot 1 juli 2023.
3.8.
De man heeft verzocht bij verweerschrift op het zelfstandig verzoek tot voorlopige voorzieningen, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de zelfstandige verzoeken van de vrouw af te wijzen.

4.De motivering van de beslissing

4.1.
De Nederlandse rechter komt in deze voorlopige voorzieningen procedure rechtsmacht toe en past daarbij Nederlands recht toe.
Verzoek tot betaling onderhoudsbijdrage
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vrouw namens de vrouw het verzoek tot betaling van een onderhoudsbijdrage ingetrokken. Het hof zal de vrouw ten aanzien van dit verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Gebruik van de echtelijke huurwoning
4.3.
Op grond van artikel 822 lid 1 aanhef sub a en b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter op verzoek van de echtgenoten bij beschikking voor de duur van de echtscheidingsprocedure een voorlopige voorziening treffen, bijvoorbeeld betreffende het exclusieve gebruik van de echtelijke woning en de goederen die tot dagelijks gebruik strekken.
4.4.
De man is van mening dat de rechtbank in de bestreden beschikking (hoofdzaak) het huurrecht van de echtelijke huurwoning terecht aan hem heeft toegekend en hij verzoekt het hof te bepalen dat de man bij wijze van voorlopige voorziening gedurende het geding bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke huurwoning. Hij voert daartoe aan dat hij reeds huurder van de echtelijke huurwoning was voordat de man en de vrouw in het huwelijk traden en dat de man al veel geïnvesteerd heeft in de woning. De vrouw rekent er kennelijk op dat zij Nederland zal moeten verlaten en daarom ontbreekt haar ieder belang om het gebruiksrecht te krijgen dan wel (in de hoofdzaak) het huurrecht toebedeeld te krijgen. De vrouw lijkt uitsluitend in hoger beroep gegaan te zijn vanwege het uitsluitend gebruik van de echtelijke huurwoning. De rechtbank heeft namelijk geoordeeld dat het uitsluitend huurrecht voor de man ingaat zodra de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
4.5.
De vrouw verzoekt eveneens bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding, althans tot 1 juli 2023, het uitsluitend gebruik van de echtelijke huurwoning omdat zij onvoldoende mogelijkheden heeft om (eerder) andere woonruimte te vinden. Aangezien de vrouw geen familie en geen alternatieven heeft, heeft de vrouw er in de scheiding alle belang bij dat het voorlopig gebruiksrecht van de echtelijke huurwoning aan haar wordt toegewezen. Zij is door de man naar Nederland gehaald en de relatie heeft maar kort mogen duren. Ze heeft geen toekomst in Nederland en ook niet in Marokko.
4.6.
Bij afweging van de belangen van de man en de vrouw is het hof van oordeel dat het belang van de man bij toekenning van het voorlopig gebruik van de echtelijke huurwoning zwaarder dient te wegen dan het belang van de vrouw.
Het hof acht daarbij doorslaggevend dat de man en de vrouw al sinds 2021 feitelijk uit elkaar zijn en de man al sinds die tijd bij zijn ouders verblijft terwijl de man de echtelijke huurwoning ook al bewoonde voorafgaand aan het huwelijk.
De vrouw stelt weliswaar dat zij geen beroep kan doen op familie dan wel geen mogelijkheid heeft om bij familie onderdak te krijgen, maar gelet op de gemotiveerde betwisting door de man kan het hof de vrouw hierin niet volgen.
Het hof neemt verder in aanmerking dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat ze vervangende woonruimte heeft gezocht terwijl dit door de man wegens gebrek aan bewijs wordt betwist.
4.7.
Aldus zal het hof bepalen dat de man bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke huurwoning, nu de man, gelet op het voorgaande daarbij een groter belang heeft dan de vrouw. Dat de vrouw in afwachting is van lopende procedure betreffende haar verblijfsstatus, kan gelet op de aard van het belang van de man bij het verkrijgen van het gebruiksrecht, niet tot een ander oordeel leiden. Dit geldt temeer nu de vrouw haar verzoek tot toekenning van het gebruiksrecht in duur heeft beperkt tot 1 juli 2023.
4.8.
De slotsom luidt dan ook dat de vrouw niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoekt tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage, dat het verzoek van de man zal worden toegewezen onder gelijktijdige afwijzing van de (overige) verzoeken van de vrouw.

5.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke huurwoning en de daarbij behorende inboedel, staande en gelegen te [postcode] [woonplaats] , aan [adres] , met bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en deze verder niet meer mag betreden; met machtiging op de man de beschikking ten uitvoering te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot vaststelling van een door de man aan haar te betalen onderhoudsbijdrage;
wijst de overige verzoeken van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, H. van Winkel, en J.W. Hermans, bijgestaan door mr. E.G.A. Gubbels-Janssen als griffier en is op 11 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.