ECLI:NL:GHSHE:2023:1531
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de uitvoering van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige
In deze zaak gaat het om de uitvoering van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 december 2022 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd. De vader verzoekt het hof om de GI niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en om de GI te veroordelen tot een netwerkplaatsing bij de oom en tante van [minderjarige 1]. De GI heeft echter verzocht het beroep van de vader af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de vader en de moeder niet verschenen, maar zijn de GI en de Raad voor de Kinderbescherming wel gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de vader en de GI in geschil zijn over de plaatsing van [minderjarige 1]. De vader stelt dat [minderjarige 1] bij zijn oom en tante moet worden geplaatst, terwijl de GI van mening is dat de huidige pleegzorg moet worden voortgezet. Het hof overweegt dat het niet de taak van de rechter is om de GI te instrueren over de setting van de uithuisplaatsing, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Het hof concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een wijziging van de huidige situatie rechtvaardigen. De gezondheid van de pleegvader en de rolstoelafhankelijkheid zijn zorgwekkend, maar niet voldoende om de huidige plaatsing te wijzigen. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader af.