In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de vaststelling van een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren in 2018, na de echtscheiding van de ouders. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg van 11 mei 2022 te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen, zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 6 september 2021. De moeder, verweerster in principaal hoger beroep, heeft in haar verweerschrift verzocht om het verzoek van de vader af te wijzen en heeft daarnaast verzoeken gedaan om de vader te verbieden beeldmateriaal van de minderjarige op social media te plaatsen.
Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de overeenstemming tussen partijen over de zorg- en opvoedingstaken. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige en hebben hun afspraken neergelegd in een ouderschapsplan dat op 16 februari 2023 is ondertekend. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over de zorgregeling, die inhoudt dat de minderjarige bij de vader verblijft van zaterdagochtend tot vrijdagmiddag, en bij de moeder van vrijdagmiddag tot zaterdagochtend de week daarop.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was en heeft beslist conform de afspraken van partijen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak illustreert de noodzaak van duidelijke afspraken in ouderschapsplannen na een scheiding en de rol van het hof in het waarborgen van de belangen van de minderjarige.