ECLI:NL:GHSHE:2023:1546

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
200.313.814_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen zorgregeling in het kader van ouderschapsplan na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de vaststelling van een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren in 2018, na de echtscheiding van de ouders. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg van 11 mei 2022 te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen, zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 6 september 2021. De moeder, verweerster in principaal hoger beroep, heeft in haar verweerschrift verzocht om het verzoek van de vader af te wijzen en heeft daarnaast verzoeken gedaan om de vader te verbieden beeldmateriaal van de minderjarige op social media te plaatsen.

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de overeenstemming tussen partijen over de zorg- en opvoedingstaken. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige en hebben hun afspraken neergelegd in een ouderschapsplan dat op 16 februari 2023 is ondertekend. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over de zorgregeling, die inhoudt dat de minderjarige bij de vader verblijft van zaterdagochtend tot vrijdagmiddag, en bij de moeder van vrijdagmiddag tot zaterdagochtend de week daarop.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was en heeft beslist conform de afspraken van partijen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak illustreert de noodzaak van duidelijke afspraken in ouderschapsplannen na een scheiding en de rol van het hof in het waarborgen van de belangen van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 mei 2023
Zaaknummer: 200.313.814/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/274848 / FA RK 20-689
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.E. van den Heuvel,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Y.K. Kunze.
Deze zaak heeft betrekking op de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 juli 2022 (en aangevuld bij beroepschrift van 25 oktober 2022) heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
de minderjarige [minderjarige] bij de vader zal verblijven conform de zorgregeling, zoals opgenomen in het door partijen overeengekomen ouderschapsplan van 6 september 2021, met dien verstande dat [minderjarige]
tevensbij de vader zal verblijven:
primair: in de oneven weken van woensdag na school tot vrijdag 18.15 uur en in de even weken van zaterdag 7.45 uur tot zondag 19.30 uur;
subsidiair: indien de omgang in de oneven weken zal worden bepaald/blijven aldus dat [minderjarige] bij de vader verblijft van woensdag na school tot vrijdag 8.30 uur, de omgang in de even weken zal plaatsvinden van zaterdag 7.45 uur tot maandagochtend voor school, althans een zodanige regeling als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 september 2022 heeft de moeder verzocht het verzoek in hoger beroep van de vader af te wijzen, althans een zodanige beslissing te nemen die het hof in goede justitie juist acht. Tevens heeft de moeder verzocht:
- de man te verbieden om beeldmateriaal van [minderjarige] op social media te plaatsen, te
tonen dan wel anderszins te verspreiden, een en ander op verbeurte van een
dwangsom van € 250,- met een maximum van € 25.000,- voor iedere dag dat de man
daarmee in gebreke blijft vanaf betekening van de in deze te wijzen beschikking;
- de man te veroordelen om te bewerkstelligen dat geen beeldmateriaal van [minderjarige] op
social media wordt geplaatst door personen uit zijn netwerk (waaronder mevrouw
[betrokkene]) en het reeds geplaatste beeldmateriaal van [minderjarige] door derden te laten
verwijderen en verwijderd te houden een en ander op verbeurte van een dwangsom
van € 250,- met een maximum van € 25.000,- voor iedere dag dat de man daarmee in
gebreke blijft vanaf betekening van de in deze te wijzen beschikking.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 12 oktober 2022, heeft de vader verzocht om de door de moeder bij wege van incidenteel hoger beroep gedane verzoeken af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en/of onbewezen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier van 23 augustus 2022 van de zijde van de vader, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 13 april 2022;
  • het V6-formulier van 3 maart 2023 van de zijde van de vader, met als bijlage een door beide partijen op 16 februari 2023 ondertekend ouderschapsplan;
  • het V8-formulier van 3 maart 2023 van de zijde van de moeder, waarin zij bevestigt dat partijen overeenstemming hebben bereikt, zodat opname van het ouderschapsplan in de beschikking kan plaatsvinden.
2.5.
Vanwege de bereikte overeenstemming is de mondelinge behandeling die gepland stond op 13 maart 2023 niet doorgegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De vader en de moeder zijn gehuwd geweest. Uit het huwelijk van partijen is de minderjarige [minderjarige] geboren. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Bij tussenbeschikking van de rechtbank Limburg van 28 september 2020 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is bij wijze van nevenvoorziening onder meer de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bepaald bij de moeder.
3.3.
Het hof stelt vast dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en dat zij de afspraken hebben neergelegd in artikel 3.1 van het ouderschapsplan dat zij op 16 februari 2023 hebben ondertekend. Zij zijn het volgende overeengekomen:
“Artikel 3.1 — Zorg-/contactregeling
De volgende zorg-/contactregeling is overeengekomen:
[minderjarige] is van de zaterdagochtend 07:45 uur tot de vrijdag 12:15 uur bij vader. Vervolgens gaat [minderjarige] van vrijdag 12:15 uur tot de week daarna zaterdagochtend 07:45 uur naar moeder.
Vervoer: Moeder zal zorgdragen voor het vervoer naar vader op het overeengekomen tijdstip, tenzij de
ouders hierover expliciet andere afspraken maken.
Tevens zullen de ouders de vakantie delen zoals opgenomen in bijlage 2.”
3.4.
Het hof leidt uit de berichten van partijen van 3 maart 2023 af dat partijen hun verzoeken in hoger beroep hebben gewijzigd conform hetgeen zij zijn overeengekomen en dat zij hiertegen over en weer geen verweer voeren. Het hof ziet ook geen aanleiding de wijziging van de verzoeken ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Hetgeen partijen zijn overeengekomen komt het hof ook overigens niet onrechtmatig voor.
Het hof zal aan het verzoek van partijen voldoen en zal de bestreden beschikking vernietigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en beslissen conform de afspraken van partijen.
3.5.
Nu partijen overeenstemming hebben bereikt, zal het hof dienovereenkomstig beslissen als na te melden. Het hof zal een afschrift van het door partijen ondertekende ouderschapsplan aan deze beschikking hechten.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 mei 2022;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de inhoud van de door partijen onderling getroffen regeling, zoals opgenomen in het aangehechte, op 16 februari 2023 door de ouders ondertekende, ouderschapsplan, deel uitmaakt van deze beschikking;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.C.E. Ackermans, N. Veenendaal en is op 11 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier