ECLI:NL:GHSHE:2023:1589

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.322.659_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsbevoegdheid van de koper na executieveiling en toezegging deurwaarder

In deze zaak gaat het om de ontruimingsbevoegdheid van een koper die een woning heeft gekocht op een executieveiling. De koper, aangeduid als [appellante], had de woning gekocht na een faillissement van haar vennootschap. Ondanks een beweerde toezegging van de deurwaarder dat de veiling niet door zou gaan als een bepaald bedrag op tijd werd betaald, vond de veiling toch plaats. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding. De zaak betreft een verzet tegen een eerder verstekarrest waarin de vordering van [appellante] was afgewezen. Het hof oordeelt dat de toezegging van de deurwaarder niet voldoende aannemelijk is gemaakt en dat de eigendom van de woning aan Den Reast B.V. is overgedragen. Het hof verklaart het verzet van [appellante] ongegrond en veroordeelt haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van goede procesorde en de gevolgen van niet-naleving van betalingsverplichtingen in het kader van executieveilingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.322.659/01
arrest van 16 mei 2023
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in verzet,
geïntimeerde in beroep,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. J.A. Bloo te Venlo,
tegen
Den Reast B.V.,
gevestigd te [geïntimeerde] ,
gedaagde in verzet,
appellante in beroep,
hierna: Den Reast,
advocaat: mr. H. Holland te Enschede,
op het bij exploot van 3 februari 2023 ingeleide verzet tegen het bij verstek gewezen arrest van 3 januari 2023 (zaak 200.319.745/01) tussen [appellante] als geïntimeerde en Den Reast als appellant. Dat verzetarrest is gewezen op het hoger beroep van het kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 november 2022 (zaak C/03/310324/KG ZA 22-393).

1.Het geding in verzet

1.1
Het verloop van de verzetprocedure blijkt uit:
- het voornoemde verzetexploot van [appellante] met producties;
  • de akte van Den Reast met producties;
  • de op 26 april 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij [appellante] met haar advocaat is verschenen en Den Reast is verschenen bij [persoon A] met haar advocaat, namens partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd en [appellante] de vooraf ingezonden productie 9 heeft willen inbrengen.
1.2
Den Reast maakt bezwaar tegen de late inbreng van productie 9 en stelt dat [appellante] dat nieuwe stuk volgens het procesreglement te laat heeft ingediend.
Het hof laat de productie echter alsnog toe. Het betreft een e-mail van 24 april 2023, waarmee serviceplanner [serviceplanner] zijn eerder op 18 september 2022 aan [appellante] toegemailde verklaring (nogmaals) heeft toegestuurd. Als nieuw gedingstuk is dat volgens de op grond van wet en procesreglement gestelde termijn om voor een mondelinge behandeling stukken in te dienen, inderdaad te laat ingediend. Die gestelde termijn geeft evenwel een algemene aanwijzing voor de tijdige inbreng van nieuwe gedingstukken, maar bepaalt niet in hoeverre in een concrete zaak wordt voldaan aan de eisen van een goede procesorde. Dit nieuwe gedingstuk is niet omvangrijk en relatief snel te doorgronden. Den Reast heeft daarvan ook binnen de beschikbare tijd voldoende kennis kunnen nemen om zich daarop te kunnen voorbereiden en om het met haar advocaat te kunnen (voor)bespreken. Op de mondelinge behandeling is daarop namens Den Reast ook inhoudelijk gereageerd. Het hof oordeelt dat toelating van deze productie 9 hier niet in strijd komt met het recht op (hoor en) wederhoor of met andere eisen van een goede procesorde.
1.3
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de stukken van het hoger beroep en de stukken van de eerste aanleg.
Kern van het geschil
1.4
Dit beroep gaat kort gezegd over de ontruimingsbevoegdheid van de koper die een woning heeft gekocht op een executieveiling die ondanks een beweerde andersluidende toezegging van de deurwaarder heeft plaatsgevonden.

2.De beoordeling in hoger beroep

Feiten
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
2.1
[appellante] was vennote van de vennootschap onder firma V.O.F. KS Cargo Koeltransport (hierna: VOF). Nadat de VOF in januari 2020 in staat van faillissement was geraakt, is het faillissement in juli 2021 opgeheven wegens gebrek aan baten. [appellante] is met schulden blijven zitten.
2.2
Omdat de curator dat niet had verkocht, is [appellante] eigenaresse gebleven van de woning met erf en tuin aan de [adres] , kadastraal bekend [plaats] , secties [sectienummer 1] en [sectienummer 2] (hierna: de woning). [appellante] had aan ABN AMRO Bank N.V. (hierna: bank) een recht van eerste hypotheek op de woning verleend.
2.3
Nadat de bank had besloten om de woning in het openbaar ten overstaan van een notaris te doen verkopen, heeft de notaris de executieveiling van de woning bepaald op 15 september 2022.
2.4
Bij e-mail van 11 augustus 2022 heeft de in opdracht van de bank werkzame deurwaarder [deurwaarder] aan schuldhulpverleenster [persoon B] van [appellante] geschreven:
“Naar aanleiding van het telefoongesprek van 8 augustus 2022 delen wij u mede dat wij de kosten van de veilingnotaris hebben ontvangen.
De huidige kosten staan op eur. 9412,75. De achterstand op de hypotheek staat op eur. 12.390,43. Totaal: eur. 21.803,18. Wij stoppen een veilingsproces pas wanneer de volledige achterstand op de hypotheek en alle veilingkosten zijn voldaan.
LET OP! De kosten van de veiling stijgen dagelijks. Dit gezien de diverse werkzaamheden van alle betrokken partijen. De kostenopgave van vandaag is dus alleen tot en met vandaag houdbaar. Mocht er overwogen worden om het totaalbedrag te voldoen, belt ons dan eerst voor een actueel saldo.
Verder bevestigen wij dat er is besproken dat er diverse beslagen op het onderpand liggen. Beslag op het onderpand is vanuit de hypotheekakte ook een opeisgrond voor de bank. Strikt genomen zullen die beslagen dus moeten zijn doorgehaald voordat er sprake kan zijn van annulering van de veiling (en indien de volledige hypotheek en kosten reeds zijn voldaan).
Tevens is het een harde eis dat bij, eventuele, annulering van de veiling (indien aan alle voorwaarden wordt voldaan) er volledige financiële transparantie wordt gegeven door klanten. Dit om inzichtelijk te krijgen of betaling van de lopende hypotheektermijnen wel haalbaar is voor de klanten. (…)”
2.5
Op 22 augustus 2022 heeft [deurwaarder] de e-mail van 11 augustus 2022 doorgestuurd aan de advocaat van [appellante] en geschreven:
“Naar aanleiding van het telefoongesprek (…) verwijzen wij gemakshalve naar de onderstaande e-mail [hof: van 11 augustus 2022]. Hierin staan de eisen van de bank genoemd ten aanzien van het eventueel voorkomen van de veiling.
Wij benadrukken voor de goede orde nogmaals dat de genoemde veilingkosten van eur. 9412,75 niet meer juist zijn.
Bij een lopend veilingsproces, stijgen de kosten dagelijks. Conform afspraak hebben wij onze veilingnotaris vandaag gevraagd om een nieuwe kostenopgave aan ons te verstrekken. Zodra wij deze hebben ontvangen, zullen wij de huidige kosten aan u doorgeven.”
2.6
Op 26 augustus 2022 heeft [deurwaarder] aan de advocaat van [appellante] het door de notaris opgestelde kostenoverzicht (door)gestuurd. In dat kostenoverzicht heeft de notaris geschreven dat de hiervoor bedoelde veilingkosten inmiddels al waren opgelopen tot:
“(…) Totaal te betalen: € 11.702,00
In dit kosten overzicht zijn niet inbegrepen: de achterstand van de bank en/of eventuele beslagleggers. Dit kosten overzicht is geldig tot en met 30 augustus 2022 om 10.00 uur. (…)
Om de veiling te voorkomen dient u aan de door de executerende hypotheekbank aangegeven (overige) voorwaarden te worden voldaan. (…)”
2.7
Tussen 11 augustus 2022 en 14 september 2022 is een nieuwe maandtermijn aan hypothecaire aflossing en rente opeisbaar geworden en door [appellante] onbetaald gelaten.
2.8
Op 14 september 2022 heeft [appellante] € 21.803,18 betaald aan [deurwaarder] en per e-mail aan [deurwaarder] geschreven:
“Zoals afgesproken een betaalbewijs van de volledige betaling om de verkoop van de [adres] af te wenden. We hebben de betaling zoals afgesproken via uw website gedaan en hebben het betaalbewijs ook naar de notaris gestuurd.
(…) Kunt u ons aub een bevestiging sturen dat het is afgehandeld. Het is op het nippertje maar het is gelukkig toch gelukt. Alvast hartelijk dank voor uw tijd en moeite.”
2.9
Op 15 september 2022 heeft [deurwaarder] aan schuldhulpverleenster [persoon B] telefonisch en aan [appellante] schriftelijk bericht dat ondanks de door [appellante] gedane betaling van
€ 21.803,18:
“(…) de veiling van vandaag wel doorgang zal vinden. Dit op basis van de volgende overwegingen:
De volledige achterstand en kosten zijn niet voldaan (restant op dit moment eur. 4274,89). Na ons bericht van 11 augustus 2022 zijn de kosten van de veiling gestegen.
Wij hadden u hier in onze e-mail van 11 augustus 2022 op gewezen.
Er is niet voldaan aan de eis om de beslagen op het onderpand door te halen.
De lopende verplichtingen worden nog steeds niet nagekomen.
Er is geen enkele informatie aangeleverd m.b.t inkomsten / uitgaven. Op die manier kan op geen enkele wijze uw kredietwaardigheid worden getoetst. (…)”
2.1
Krachtens de op 15 september 2022 gehouden executieveiling heeft Den Reast de woning op 20 september 2022 gegund gekregen. Op grond van de op 22 september 2022 opgemaakte notariële verklaring van betaling executieveiling die inhield dat Den Reast de koopsom van € 367.768,49 had voldaan, heeft Den Reast de woning geleverd gekregen.
2.11
Bij e-mail van 16 september 2022 heeft [appellante] aan [deurwaarder] en de notaris geschreven:
“De rest van het geld zal vandaag bij [deurwaarder] bijgeschreven worden op de rekening. De advocaat pakt vandaag ook punt 2 op en de reeds ingevulde formulieren stuur ik u binnen een uur nogmaals Op. Deze staan op mijn werk laptop op de zaak en ik kan pas over 30 min daar naar binnen toe."
2.12
Op 21 september 2022 heeft de advocaat van [appellante] aan [deurwaarder] geschreven dat [appellante] :
“(…) Tot haar verbijstering heeft (…) vernomen dat ondanks de gemaakte afspraak de veiling toch doorgang heeft gevonden. De veiling heeft plaatsgevonden in strijd met de gemaakte afspraak dat indien de betaling van € 21.803,18 die dag zou plaatsvinden, de veiling geen doorgang zou vinden. Als gevolg van de betaling was cliënte niet meer in verzuim en was de bank niet meer tot veilen bevoegd, althans als gevolg van de afspraak waaraan cliënte had voldaan, was de bank als hypotheekhouder niet meer bevoegd de veiling doorgang te laten vinden. Doordat niet aan het vereiste van artikel 3:84 BW is voldaan dat levering plaatsvindt door een beschikkingsbevoegde, kon geen geldige eigendomsoverdracht plaatsvinden. Dientengevolge maakt cliënte onverkort aanspraak op haar eigendomsrecht op genoemde woning. (…)”
2.13
Op 22 september 2022 heeft de notaris de verklaring van betaling executieveiling opgemaakt, waaruit blijkt dat Den Reast de koopsom van € 367.768,49 heeft voldaan. De woning is vervolgens aan Den Reast geleverd.
2.14
Den Reast heeft de woning (door)verkocht aan [persoon C] . De daarvan opgemaakte schriftelijke koopovereenkomst is op 25 september 2022 ondertekend.
2.15
Bij deurwaardersexploot van 29 september 2022 heeft Den Reast aan [appellante] bevel gedaan om de woning binnen drie dagen te ontruimen.
Vorderingen en uitspraken in eerste aanleg en beroep
2.16
In dit met de dagvaarding van 17 oktober 2022 door [appellante] ingeleide geding heeft de voorzieningenrechter -kort gezegd- bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard beroepen vonnis van 7 november 2022 Den Reast op straffe van een dwangsom verboden om over te gaan tot ontruiming van de woning totdat de bodemrechter heeft beslist, met veroordeling van Den Reast in de proceskosten.
2.17
In het met de dagvaarding van 2 december 2022 door Den Reast ingeleide beroep heeft Den Reast zeven grieven geformuleerd en geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair: tot het alsnog afwijzen van de vordering van [appellante] ;
  • subsidiair: tot toewijzing van de vordering van [appellante] onder de ontbindende voorwaarde dat [appellante] binnen veertien dagen na het te wijzen arrest de bodemprocedure start;
  • meer subsidiair: dat het hof een juist geachte voorziening treft;
alles met veroordeling van [appellante] in de proceskosten van de eerste aanleg en het beroep, met nakosten en wettelijke rente.
2.18
Bij het verstekarrest van 3 januari 2023 (zaak 200.319.745/01) heeft het hof het beroepen vonnis vernietigd, de inleidende vordering van [appellante] alsnog afgewezen en [appellante] uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en het beroep, met wettelijke rente.
2.19
Op vordering van [appellante] heeft de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard kortgedingvonnis van 30 januari 2023 (zaak C/03/313806/KG ZA 23-20)
-samengevat- Den Reast op straffe van een dwangsom verboden om de woning te ontruimen totdat het hof in verzet arrest heeft gewezen of het verstekarrest in kracht van gewijsde is gegaan, met veroordeling van Den Reast in de proceskosten.
2.2
In het met de dagvaarding van 3 februari 2023 ingeleide verzet weerspreekt [appellante] alsnog de grieven en concludeert [appellante] in hoofdlijn dat het hof het beroep van Den Reast (alsnog) zal verwerpen, het beroepen vonnis zal bekrachtigen en Den Reast uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen in de proceskosten van het beroep, met nakosten.
Rechtsstrijd in hoger beroep
2.21
Dit geding beperkt zich tot de rechtsverhouding tussen [appellante] en Den Reast. Met name [deurwaarder] en de bank zijn hierin geen partij.
2.22
Dit beroep spitst zich toe op de bij het beroepen vonnis aan [appellante] toegewezen vordering. Bij gebreke van daartegen ingesteld (incidenteel) beroep is het afgewezen deel van die vordering in beroep niet (meer) aan de orde.
2.23
Aldus ligt aan het hof voor de op vordering van [appellante] door de voorzieningenrechter uitvoerbaar bij voorraad en op straffe van een dwangsom tegen Den Reast uitgesproken verbod om over te gaan tot ontruiming van de woning totdat de bodemrechter heeft beslist, met veroordeling van Den Reast in de proceskosten.
Partijdebat op hoofdlijnen
2.24
[appellante] legt aan haar vordering in de kern ten grondslag dat de eigendom van de woning bij haar is gebleven en betoogt daartoe in de kern als volgt.
[deurwaarder] heeft [appellante] op 14 september 2022 telefonisch toegezegd dat de veiling niet door zou gaan als zij diezelfde dag nog € 21.803,18 betaalt. Door die vervolgens tijdig gedane betaling was [appellante] niet meer in verzuim en was de bank niet meer bevoegd om de woning te (doen) veilen. Daardoor heeft Den Reast de woning van een beschikkingsonbevoegde geleverd gekregen, is [appellante] eigenaar van de woning gebleven en acht [appellante] Den Reast niet tot ontruiming en (door)verkoop van de woning bevoegd.
2.25
Den Reast verweert zich in hoofdlijn als volgt.
De gestelde toezegging van 14 september 2022 heeft niet plaatsgevonden en de bank was als hypotheekhouder tot veiling van de woning bevoegd vanwege de betalingsachterstand op de aan [appellante] verstrekte geldlening en omdat er inmiddels meer executoriale beslagen waren gelegd, wat voor de bank geldige opeisgronden waren. Den Reast heeft op de beschikkingsbevoegdheid van de executerende bank vertrouwd en heeft de woning (door)verkocht aan koper [persoon C] , die aanspraak maakt op een contractueel verschuldigde boete wegens niet tijdige nakoming en nog steeds de overdracht van de woning verlangt. Den Reast zegt met (door)levering aan de koper dreigende grote financiële schade te willen voorkomen althans beperken.
Spoedeisend belang
2.26
Het hof oordeelt het voor kort geding vereiste spoedeisend belang bij de door [appellante] gevorderde voorziening (nog steeds) actueel aanwezig. Dat belang volgt al uit de aard van de verlangde voorziening. Met een beroep op haar eigendomsrecht roept [appellante] bescherming in tegen de dreigende onbevoegde ontruiming door Den Reast van de door [appellante] en haar gezin bewoonde woning. Den Reast weerspreekt dat spoedeisend belang ook niet. Bij gebreke van partijdebat over dit aspect, behoeft dat geen verdere bespreking.
Of dit alles terecht is en in hoeverre de vordering van [appellante] ook toewijsbaar zal blijken, is een andere kwestie en zal het hof hierna onderzoeken.
Voorlopig oordeel
2.27
Het hof zal in dit kort geding oordelen op basis van alle omstandigheden van het geval, naar de actuele toestand en een afweging van de belangen van partijen, mede in het licht van de aard van de zaak, een voorlopige beoordeling van de zaak en actuele (ook na het beroepen vonnis voorgevallen) feiten en omstandigheden.
2.28
[appellante] betwist niet dat [appellante] vóór 14 september 2022 tegenover de bank in verzuim verkeerde met opeisbaar geworden maar uitgebleven termijnbetalingen op grond van de hypothecaire geldlening. Vast staat ook dat derden toen al diverse (andere) beslagen op de woning hadden gelegd. Op die beide gronden was de bank als hypotheekhouder toen niet alleen bevoegd tot opeising van de geldlening, maar had de bank wegens het verzuim van [appellante] ook het recht van parate executie verkregen: het recht om de woning in het openbaar ten overstaan van de notaris te doen verkopen.
[appellante] beroept zich er evenwel op dat (een medewerker van) [deurwaarder] op 14 september 2022 telefonisch heeft toegezegd dat de veiling niet door zou gaan als zij diezelfde dag nog
€ 21.803,18 betaalt. Dat [appellante] dit bedrag toen feitelijk heeft betaald, is niet in geschil. Dat een dergelijke toezegging van [deurwaarder] (ook) de bank bindt, weerspreekt Den Reast ook niet. Den Reast betwist echter nadrukkelijk dat die toezegging op 14 september 2022 aan [appellante] is gedaan.
2.29
Met de zich voor gezamenlijke behandeling lenende grieven richt Den Reast zich in de kern tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [deurwaarder] op 14 september 2022 aan [appellante] heeft toegezegd dat als diezelfde dag nog € 21.803,18 wordt betaalt, de veiling niet door zou gaan. De grieven slagen om de navolgende redenen.
2.30.1
Zoals [deurwaarder] al in de (onder 2.4 geciteerde) e-mail van 11 augustus 2022 nadrukkelijk heeft geschreven, was dat bedrag van € 21.803,18 (als optelsom van € 9.412,75 aan veilingkosten en € 12.390,43 aan hypotheekkosten) de stand van zaken per 11 augustus 2022. In die e-mail heeft [deurwaarder] op 11 augustus 2022 al benadrukt dat die kosten daarna dagelijks oplopen en dat naast volledige betaling van die oplopende kosten, ook nog andere bijkomende voorwaarden moeten zijn vervuld om het veilingproces te stoppen. In die e-mail heeft [deurwaarder] als die bijkomende voorwaarden al genoemd: het opheffen van beslagen, voldoening van lopende verplichtingen en het aanleveren van informatie met betrekking tot inkomsten en uitgaven om haar kredietwaardigheid aan te tonen.
2.30.2
[deurwaarder] heeft dat alles bij haar (onder 2.5 geciteerde) bericht van 22 augustus 2022 nog eens nadrukkelijk herhaald en daarbij bovendien benadrukt dat het eerder op 11 augustus 2022 genoemde bedrag aan veilingkosten al was opgelopen.
2.30.3
Bij het (onder 2.6 geciteerde) bericht van 26 augustus 2022 heeft [deurwaarder] al aangeven dat alleen de eerder op 11 augustus 2022 genoemde veilingkosten van € 9.412,75 toen al waren gestegen naar € 11.702,--, waarbij de hypotheekkosten dus nog moesten worden opgeteld.
2.31
Mede in aanmerking nemend dat er inmiddels ook al weer een nieuwe hypothecaire maandtermijn opeisbaar was geworden die [appellante] onbetaald had gelaten, maken reeds de voornoemde feiten het onwaarschijnlijk dat [deurwaarder] de beweerde toezegging op 14 september 2022 voor een te betalen bedrag van € 21.803,18 heeft gedaan. Dat [appellante] stelt op aangeven van [deurwaarder] toen een bijzondere handelwijze rond de betaling te hebben toegepast, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Bij het voorgaande komt immers nog dat [deurwaarder] kenbaar niet alleen aanspraak maakte op een inmiddels aanzienlijk hoger (geworden) bedrag dan € 21.803,18, maar ook op voldoening van andere bijkomende voorwaarden, waaraan [appellante] toen niet had voldaan: het opheffen van beslagen, voldoening van lopende verplichtingen en het aanleveren van informatie met betrekking tot inkomsten en uitgaven om haar kredietwaardigheid aan te tonen.
2.32
Dat [appellante] zelf ook moet hebben geweten dat niet tijdig vóór de veiling op 15 september 2022 was voldaan aan de voor annulering daarvan gestelde voorwaarden, ziet het hof bovendien bevestigd in twee opmerkelijke feiten.
Ten eerste de door [appellante] geschreven (onder 2.11 geciteerde) e-mail van 16 september 2022. Daarin heeft [appellante] aangegeven dat zelfs toen nog niet was voldaan aan de gestelde voorwaarden dat alle achterstallige betalingen, lopende verplichtingen en oplopende kosten moesten zijn voldaan, dat de door derden op de woning gelegde beslagen moesten zijn doorgehaald en dat de kredietwaardigheid van [appellante] tot tevredenheid van de bank was aangetoond.
Ten tweede het feit dat [deurwaarder] al op 15 september 2022 telefonisch aan schuldhulpverleenster [persoon B] en bij het (onder 2.9 geciteerde) geschrift aan [appellante] heeft bericht dat de veiling ondanks de gedane betaling € 21.803,18 gewoon doorgang zal vinden, maar dat [appellante] vervolgens geen verdere actie heeft ondernomen om de veiling op 15 september 2022 of de gunning aan Den Reast op 20 september 2022 nog te voorkomen. Eerst nadien op 21 september 2022 heeft de advocaat van [appellante] zich bij het (onder 2.12 geciteerde) schrijven tot [deurwaarder] gewend.
2.33
Aan de overtuigingskracht van [appellante] zelf doet verder afbreuk dat zij in eerste aanleg meermalen nadrukkelijk heeft gesteld dat eerst enige dagen na de op 14 september 2022 gedane betaling:
“Tot haar verbijstering bleek (…) dat de veiling desondanks doorgang heeft gevonden”
en “Tot haar verbijstering bleek (…) dat de veiling desondanks doorgang heeft
gevonden en dat de woning executoriaal is verkocht”.
Die herhaalde nadrukkelijke stellingnames van [appellante] vallen niet te rijmen met de gepresenteerde schriftelijke verklaring van haar leidinggevende [leidinggevende] :
“(…) Vervolgens krijg ik op de 14de in de avond een telefoontje van [appellante] die compleet overstuur is. De veiling zou ondanks betaling toch doorgaan. (…)”.
Die herhaalde nadrukkelijke stellingnames van [appellante] zijn ook moeilijk te verenigen met het (onder 2.9 genoemde) feit dat [deurwaarder] al op 15 september 2022 aan schuldhulpverleenster [persoon B] telefonisch en aan [appellante] schriftelijk heeft bericht dat de veiling ondanks die door [appellante] gedane betaling gewoon doorgang zal vinden.
2.34
Voor zover [appellante] zich naast haar eigen stellingen en verklaringen beroept op door haar ingebrachte schriftelijke verklaringen van anderen, kent het hof aan die verklaringen weinig overtuigingskracht toe.
Zo geldt voor die ingebrachte schriftelijke verklaringen van met name haar leidinggevende [leidinggevende] en serviceplanner [serviceplanner] dat uit hun beschrijvingen niet voldoende duidelijk valt af te leiden hoe of van wie zij het beschreven relaas precies hebben waargenomen of gehoord, zodat (te) onduidelijk blijft waarop zij hun relaas precies baseren. Van (te) veel relevante beschreven mededelingen of conclusies van [leidinggevende] en [serviceplanner] blijkt onvoldoende op welke zelf waargenomen feiten of eigen wetenschap zij dat precies baseren.
Met betrekking tot de verklaring van haar leidinggevende [leidinggevende] wekt het bovendien verbazing dat die is geschreven op (niet werkgevers- maar) blanco papier en dat het niet beschrijft welk bedrag hij [deurwaarder] toen heeft horen noemen, temeer omdat de betaling vervolgens door met name de bemoeienis van [leidinggevende] via een werkgeversvoorschot mogelijk zou zijn gemaakt.
De schriftelijke verklaring van hoofd ICT [Hoofd ICT] is eveneens geschreven op (niet werkgevers- maar) blanco papier, wordt niet gestaafd met onderliggende stukken en bevat slechts de mededeling dat volgens geraadpleegde telefoonlijsten op 14 september 2022 om 9.56 uur 6 minuten en 54 seconden van telefoonnummer [mobiel nummer] naar [telefoonnummer] is gebeld, waarbij dit laatste zelfs bij juistheid nog niets zegt over de aanleiding of inhoud van dat telefoongesprek.
2.35
Het door [appellante] overlegde screenshot van haar mobiele telefoon met nummer [mobiel nummer] geeft weer dat op 14 september 2022 om 9.56 uur 6 minuten is gebeld naar [telefoonnummer] , maar ook dat zegt als zodanig weinig of niets over de aanleiding of inhoud van een dergelijk telefoongesprek. Volgens de door Den Reast overgelegde schriftelijke verklaring van manager klantcontactcentrum [manager] met screenshot van de [deurwaarder] -telefooncentrale, is er op 14 september 2022 om 9.56 uur zelfs in het geheel geen inkomend telefoongesprek vanaf telefoonnummer [mobiel nummer] geweest en waren de op dit tijdstip wel binnengekomen gesprekken niet afkomstig van [appellante] . Voor zover [appellante] als verklaring geeft dat haar telefoonnummer overdag tijdens werkuren is afgeschermd en dan als (niet [mobiel nummer] maar) anoniem inkomende oproep wordt weergegeven, komt die omstandigheid voor risico van [appellante] zelf en brengt dat in ieder geval geen voldoende (steun)bewijs bij voor de beweerde toezegging.
2.36
Al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, oordeelt het hof niet voldoende aannemelijk dat [deurwaarder] op 14 september 2022 aan [appellante] heeft toegezegd dat als diezelfde dag nog € 21.803,18 wordt betaalt, de veiling op 15 september 2022 niet door zou gaan. Voor zover [appellante] desondanks meende dat die toezegging toen wel zo werd gedaan, heeft zij daar om de genoemde redenen niet zonder meer gerechtvaardigd op mogen vertrouwen.
Belangenafweging
2.37
Reeds in het licht van het voorgaande heeft Den Reast naar het voorlopig oordeel van het hof de eigendom van de woning verkregen, terwijl niet te verwachten valt dat de bodemrechter anders zal oordelen. De door [appellante] gepretendeerde eigendom is (te) onaannemelijk en het verder ingeroepen woonbelang van haar en haar kindje weegt hier niet op tegen de (oplopende) financiële schade en het gerechtvaardigde eigenaarsbelang van Den Reast, van wie niet te vergen valt dat eerst de uitspraak in de bodemprocedure moet worden afgewacht.
Slotsom
2.38
Alles bij elkaar concludeert het hof dat de grieven slagen en dat bij het verstekarrest terecht -onder vernietiging van het beroepen vonnis- de inleidende vordering van [appellante] (alsnog) is afgewezen. Het hof zal het verzet dan ook ongegrond verklaren en [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het verzet veroordelen. Daarbij zal het hof ook de door Den Reast verlangde wettelijke rente en uitvoerbaarverklaring bij voorraad uitspreken, maar niet de verlangde veroordeling in de nakosten. De proceskostenveroordeling levert immers ook voor die nakosten al een executoriale titel op, met dien verstande dat de wettelijke rente hierover vanwege de noodzakelijke betekening van de uitspraak pas verschuldigd is vanaf veertien dagen na die betekening.
Wat partijen verder nog aanvoeren, bevat geen feiten die het hof anders kunnen doen beslissen. Het hof beslist als volgt.

3.De uitspraak

Het hof:
verklaart het verzet van [appellante] ongegrond;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het verzet en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Den Reast op € 1.774,50 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als [appellante] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
verklaart de proceskostenveroordeling in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders in verzet gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, G. Tangenberg en J.G.J. Rinkes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 mei 2023.
griffier rolraadsheer