Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[persoon A ] ,2. [persoon B] genaamd [XXX] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
1.[persoon A ] ,2. [persoon B] genaamd [XXX] ,beiden wonende te Ospel,
1.Het verloop van de gedingen in eerste aanleg
2.Het verloop van de gedingen in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met een productie (het beroepen vonnis);
- de door [app [514] + geint. [141]] genomen memorie van grieven, tevens houdende een wijziging van de eis in reconventie, met producties 19 tot en met 37;
- de door [geint [514]+ app [141]] genomen memorie van antwoord met producties 1 tot en met 9.
- de namens [geint [514]+ app [141]] uitgebrachte dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties 1 tot en met 4;
- de door [geint [514]+ app [141]] genomen akte houdende rectificatie;
- de door [app [514] + geint. [141]] genomen memorie van antwoord met producties 38 tot en met 52;
- de door [geint [514]+ app [141]] genomen akte met producties 1 en 2;
- de door [app [514] + geint. [141]] genomen antwoordakte met productie 53.
3.De beoordeling in hoger beroep in zaak 200.316.514/01
- is het door [persoon A ] van [geint [514]+ app [141]] gehuurde, zelfstandige woonruimte of onzelfstandige woonruimte;
- heeft [geint [514]+ app [141]] de huurovereenkomst op rechtsgeldige wijze opgezegd op grond van de regeling van zogeheten hospitaverhuur (artikel 7:232 lid 3 BW).
- a. [persoon A ] is de moeder van [persoon B] .
- b. [persoon B] is een dressuurruiter met een topsportstatus van NOC-NSF.
- c. [geint [514]+ app [141]] heeft medio september 2020 de onroerende zaak aan [adres] te [plaats] aangekocht. Dit betreft een perceel met woonhuis (boerderij), paardenstallen en weiland, en is geschikt is voor het houden van paarden.
- d. [geint [514]+ app [141]] heeft op 12 oktober 2020 de eenmanszaak ‘ [YYY] ’ bij de Kamer van Koophandel laten inschrijven.
- e. De onroerende zaak aan [adres] te [plaats] is op 30 december 2020 aan [geint [514]+ app [141]] geleverd.
- f. [geint [514]+ app [141]] heeft aan [persoon A ] met ingang van 1 januari 2021 de woonruimte op de eerste verdieping van de boerderij verhuurd. Partijen hebben in verband daarmee een huurovereenkomst ondertekend. Volgens [app [514] + geint. [141]] is de huurovereenkomst op 29 december 2020 ondertekend. Volgens [geint [514]+ app [141]] is de huurovereenkomst pas in maart 2021 opgesteld en ondertekend, omdat [persoon A ] huurtoeslag wilde aanvragen dan wel omdat [persoon A ] zei dat zij voor de belastingdienst een schriftelijke huurovereenkomst nodig had.
- g. Omstreeks 1 januari 2021 zijn [geint [514]+ app [141]] en haar echtgenoot op de benedenverdieping van de boerderij gaan wonen en [app [514] + geint. [141]] op de bovenverdieping. Partijen verschillen van mening over de exacte data waarop ieder van hen de voor hen bestemde woonruimte heeft betrokken.
- h. [persoon B] heeft met ingang van 1 januari 2021 een aantal paardenboxen op het perceel van [geint [514]+ app [141]] gehuurd.
- i. In de loop van 2021 zijn tussen partijen conflicten ontstaan. Een beoogde samenwerking bij de exploitatie van de dressuurstal van [geint [514]+ app [141]] is daardoor gestrand.
- j. [geint [514]+ app [141]] heeft de huur van de door [persoon B] gehuurde paardenboxen opgezegd per 1 augustus 2021. [persoon B] heeft de paardenboxen al eind juni 2021 ontruimd. [persoon B] heeft over de maand juli 2021 geen stalhuur betaald aan [geint [514]+ app [141]] .
- k. Bij brief van 27 augustus 2021 heeft [geint [514]+ app [141]] aan [persoon A ] meegedeeld dat zij de huurovereenkomst terzake de bovenverdieping opzegt per 1 oktober 2021.
- l. Op 15 september 2021 heeft [persoon A ] bij de Huurcommissie een verzoek ingediend tot tijdelijke huurverlaging vanwege de vermindering van woongenot door ernstige gebreken aan het gehuurde. De Huurcommissie heeft op 30 november 2021 een voorbereidend onderzoek in de woonruimte laten uitvoeren.
- m. De Huurcommissie heeft bij uitspraak van 31 januari 2022 een beslissing gegeven op het verzoek tot huurprijsvermindering. In deze uitspraak staat onder het kopje “
“• De woonruimte heeft op 1 september 2021 de volgende ernstige gebreken:
1. Er is in de woonruimte welke een zelfstandige woning vormt, niet een
2. Er is sprake van onvoldoende mogelijkheid tot ventilatie van het
- primair: een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst op 1 oktober 2021 is geëindigd, veroordeling van [app [514] + geint. [141]] om het gehuurde te ontruimen, en veroordeling van [persoon B] tot betaling van € 1.400,-- ter zake stalhuur voor de door haar gehuurde paardenboxen over de maand juli 2021;
- subsidiair: ontbinding van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en veroordeling van [app [514] + geint. [141]] tot ontruiming van het gehuurde;
- I. veroordeling van [geint [514]+ app [141]] tot betaling van € 3.360,-- ter zake teveel betaalde huur, te vermeerderen met wettelijke rente;
- II. te bepalen dat [geint [514]+ app [141]] dient te gedogen dat [app [514] + geint. [141]] en/of hun bezoek mag parkeren op het erf van [geint [514]+ app [141]] , hetzij op het erf hetzij op de aangegeven plaats onder de overkapping;
- III. [geint [514]+ app [141]] te gebieden zodanige voorzieningen aan het gehuurde te (laten) treffen met betrekking tot de keuken en ventilatie, dat deze voldoet aan de eisen die de Huurcommissie hieraan stelt, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- IV. [geint [514]+ app [141]] te gebieden de op de toegangsdeur van het gehuurde gerichte camera te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel zodanig te richten dat er bij een geopende toegangsdeur niet naar de binnenzijde van het gehuurde toe kan worden gefilmd, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- De vraag of een huurovereenkomst betrekking heeft op een zelfstandige of op een niet-zelfstandige woning moet worden beantwoord naar de situatie bij het sluiten van die huurovereenkomst (rov. 4.2).
- De woonruimte beschikte bij aanvang van de huur niet over een zelfstandige toegang (rov. 4.3).
- Bij aanvang van de huur was in het gehuurde geen keuken aanwezig. Het gehuurde ontbeerde bij aanvang van de huur dus een wezenlijke voorziening als bedoeld in artikel 7:234 BW (rov. 4.4).
- Het ontbreken van een eigen toegang en het niet aanwezig zijn van een keuken in het gehuurde brengt mee dat sprake is van huur van onzelfstandige woonruimte (rov. 4.5).
- De door [app [514] + geint. [141]] gestelde intentie van partijen leidt er niet toe dat, in weerwil van de feitelijke situatie die eenduidig wijst onzelfstandigheid van de woonruimte, sprake is van een zelfstandige woonruimte (rov. 4.6).
- Omdat [geint [514]+ app [141]] op de benedenverdieping van de woning haar hoofdverblijf heeft, is artikel 7:232 lid 3 BW van toepassing. [geint [514]+ app [141]] kon dus als verhuurder gedurende negen maanden na aanvang van de huur de overeenkomst beëindigen zonder opgave van redenen. [geint [514]+ app [141]] heeft dat op 27 augustus 2021 rechtsgeldig gedaan (rov. 4.7, eerste deel).
- [geint [514]+ app [141]] heeft daarbij een opzegtermijn van één maand in acht genomen, terwijl op grond van artikel 7:271 lid 5 BW voor de verhuurder een opzegtermijn van drie maanden geldt. De verklaring voor recht is dus toewijsbaar in die zin dat de huurovereenkomst op 1 december 2021 (in plaats van op 1 oktober 2021) is geëindigd (rov. 4.7, tweede deel).
- Vanaf 1 december 2021 verblijven [app [514] + geint. [141]] zonder recht of titel in de woning. Zij moeten het gehuurde dus ontruimen (rov. 4.7, derde deel).
- Voor de stalruimte geldt een huurprijs van € 150,-- per maand per stal (rov. 4.10).
- De huur van de vier stallen is geëindigd op 31 juli 2021. Dat [persoon B] de stallen al op 30 juni 2021 heeft ontruimd, laat onverlet dat zij de stalhuur over juli 2021 verschuldigd is. Daarvoor is € 600,-- toewijsbaar (rov. 4.11, eerste deel).
- Ter zake buitengerechtelijke kosten is € 90,-- toewijsbaar (rov. 4.11, tweede deel).
- [app [514] + geint. [141]] moeten in de proceskosten van het geding in conventie worden veroordeeld (rov. 4.12).
- voor recht verklaard dat de tussen [geint [514]+ app [141]] en [persoon A ] gesloten huurovereenkomst ter zake de gehuurde woonruimte op 1 december 2021 is geëindigd;
- [app [514] + geint. [141]] veroordeeld om de woonruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen;
- [persoon B] veroordeeld om aan [geint [514]+ app [141]] € 600,-- te betalen ter zake stalhuur over de maand juli 2021;
- [persoon B] veroordeeld om aan [geint [514]+ app [141]] € 90,-- te betalen ter zake buitengerechtelijke kosten;
- Vast staat dat [app [514] + geint. [141]] over de maanden september 2021 tot en met februari 2022 de volledige huur van € 700,-- per maand hebben betaald en niet de door de Huurcommissie vastgestelde lagere huurprijs van € 140,-- per maand. [app [514] + geint. [141]] hebben dus € 3.360,-- te veel betaald (rov. 4.13).
- Omdat [geint [514]+ app [141]] in conventie geen gebruiksvergoeding heeft gevorderd voor de periode na het einde van de huurovereenkomst en [app [514] + geint. [141]] na het einde van de huurovereenkomst geen recht meer hadden op bewoning van het gehuurde, kan in het midden blijven of de voorzieningen die [geint [514]+ app [141]] in april 2022 aan het gehuurde heeft getroffen, voldoen aan de daaraan te stellen eisen (rov. 4.14).
- Omdat in conventie is geoordeeld dat [app [514] + geint. [141]] geen recht meer hebben op bewoning van het gehuurde, hebben zij geen belang meer bij hun vorderingen terzake het treffen van voorzieningen, het parkeren op het terrein en de camera. Deze vorderingen moeten daarom worden afgewezen (rov. 4.15).
- [geint [514]+ app [141]] moet in de proceskosten van het geding in reconventie worden veroordeeld (rov. 4.16).
- volledige afwijzing van de vorderingen van [geint [514]+ app [141]] in conventie;
- volledige toewijzing van de vorderingen van [app [514] + geint. [141]] in reconventie;
- veroordeling van [geint [514]+ app [141]] om al hetgeen [app [514] + geint. [141]] ter uitvoering van het vonnis aan [geint [514]+ app [141]] hebben voldaan, aan [app [514] + geint. [141]] terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente;
- het gehuurde bij aanvang van de huur niet over een zelfstandige toegang beschikte;
- bij aanvang van de huur geen keuken aanwezig was in het gehuurde, zodat het gehuurde bij aanvang van de huur een wezenlijke voorziening als bedoeld in artikel 7:234 BW ontbeerde;
- het ontbreken van een eigen toegang en het niet aanwezig zijn van een keuken in het gehuurde meebrengt dat sprake is van huur van onzelfstandige woonruimte.
“opstelplaats voor een aanrecht en een opstelplaats voor een kooktoestel (…), voorzien van een
- [geint [514]+ app [141]] in reconventie heeft veroordeeld om aan [persoon A ] € 3.360,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 mei 2022;
- [geint [514]+ app [141]] in de proceskosten van het geding in reconventie aan de zijde van [persoon A ] heeft veroordeeld.
4.De beoordeling in hoger beroep in zaak 200.318.141/01
- Bij het in zaak 200.316.514/01 bestreden vonnis van 31 augustus 2022 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, voor recht verklaard dat de tussen [geint [514]+ app [141]] en [persoon A ] gesloten huurovereenkomst ter zake de woning op 1 december 2021 is geëindigd, en [app [514] + geint. [141]] veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen.
- [geint [514]+ app [141]] heeft het vonnis van 31 augustus 2022 op 6 september 2022 aan [app [514] + geint. [141]] laten betekenen, en daarbij de ontruiming van het gehuurde aangezegd tegen 13 oktober 2022.
- de tenuitvoerlegging van het vonnis van 31 augustus 2022 geschorst en de voorgenomen en aangezegde ontruiming verboden totdat in het door [app [514] + geint. [141]] tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep einduitspraak is gedaan;
- [geint [514]+ app [141]] veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 2.500,-- per dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft om aan dit vonnis te voldoen, tot een maximum van € 50.000,-- is bereikt.
5.De uitspraak in beide zaken
- veroordeling van [geint [514]+ app [141]] om aan [persoon A ] € 3.360,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 mei 2022;
- veroordeling van [geint [514]+ app [141]] in de proceskosten van het geding in reconventie aan de zijde van [persoon A ] ;
- wijst het in kortgeding door [app [514] + geint. [141]] gevorderde af;
- veroordeelt [app [514] + geint. [141]] in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter, en begroot die kosten aan de zijde van [geint [514]+ app [141]] tot op heden op € 498,-- aan salaris gemachtigde;