In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om haar te herstellen in het ouderlijk gezag over haar minderjarige dochter, geboren in 2008. De moeder had eerder in eerste aanleg bij de rechtbank Oost-Brabant, op 14 december 2022, een verzoek ingediend dat was afgewezen. De moeder is van mening dat zij, nu zij de juiste begeleiding heeft en een stabiele relatie heeft opgebouwd, in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar dochter te dragen. De minderjarige verblijft regelmatig bij de moeder en de moeder heeft signalen van autisme bij haar dochter opgemerkt, wat zij als een reden ziet om haar gezag te herstellen.
De Stichting Jeugdbescherming Brabant, als verweerster, heeft echter betoogd dat de moeder onvoldoende in staat is om in het belang van de minderjarige te handelen en dat zij haar eigen behoeften boven die van haar dochter stelt. De GI heeft aangegeven dat de minderjarige ondersteuning nodig heeft en dat de moeder niet in staat is om de wensen en grenzen van haar dochter te respecteren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het standpunt van de GI onderschreven en geadviseerd om de beslissing van de rechtbank in stand te laten.
Het hof heeft, na eigen onderzoek en waardering van de feiten, geconcludeerd dat het niet in het belang van de minderjarige is om de moeder in het gezag te herstellen. Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De rol van de voogd is essentieel geacht voor de ondersteuning van de minderjarige, die kwetsbaar is en behandeling nodig heeft.