In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige dochter, geboren in 2011. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, betoogde dat hij het gezag wilde behouden, ondanks dat zijn dochter sinds 2019 onder toezicht staat van de William Schrikker Stichting en uit huis is geplaatst in een pleeggezin. De vader erkende dat hij in het verleden problemen had met agressie, maar stelde dat hij inmiddels geen woedeaanvallen meer had en dat het behoud van het gezag belangrijk was voor zijn relatie met zijn dochter.
De Raad voor de Kinderbescherming, die als verweerder optrad, stelde echter dat de vader niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van zijn dochter te dragen. De raad wees op de kwetsbaarheid van de minderjarige en de impact van haar verleden, en benadrukte dat de vader niet adequaat omging met de situatie. Het hof heeft de argumenten van de vader en de raad zorgvuldig afgewogen en kwam tot de conclusie dat de vader niet in staat was om het gezag op een verantwoorde manier uit te oefenen. De vader had geen inzicht in zijn problemen en toonde geen bereidheid om de benodigde hulp te aanvaarden.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het gezag van de vader over zijn dochter werd beëindigd. Het hof benadrukte dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de huidige situatie in het pleeggezin het beste is voor haar ontwikkeling. De beslissing van het hof is een bevestiging van de eerdere uitspraak en onderstreept de noodzaak van een veilige en stabiele omgeving voor de minderjarige.