In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juni 2023 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige [minderjarige 1], geboren in 2007. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen. Het hof heeft het advies van de Raad voor de Kinderbescherming gevolgd en dit verzoek toegewezen. De Raad adviseerde om de hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen, omdat [minderjarige 1] daar al meer dan een jaar woont en zij zelf ook de wens heeft om daar te blijven. De relatie tussen [minderjarige 1] en de moeder is momenteel niet goed, en het hof acht het in het belang van [minderjarige 1] dat er snel duidelijkheid komt over haar woonperspectief.
De beslissing over de zorgregeling is voor de duur van zes maanden aangehouden, in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening en een definitief advies van de Raad. Het hof heeft de Raad de opdracht gegeven om het onderzoek zes maanden na de afsluiting van het raadsonderzoek te hervatten en een definitief advies uit te brengen over de zorgregeling. Het hof heeft benadrukt dat het afdwingen van contact tussen [minderjarige 1] en de moeder op dit moment niet wenselijk is, gezien het risico dat dit de relatie verder onder druk zet.
De beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 mei 2022 is vernietigd voor zover het de hoofdverblijfplaats betreft, en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] is bij de vader bepaald. Het hof heeft iedere verdere beslissing pro forma aangehouden tot 15 december 2023.