ECLI:NL:GHSHE:2023:1873

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
200.310.935_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juni 2023 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige [minderjarige 1], geboren in 2007. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen. Het hof heeft het advies van de Raad voor de Kinderbescherming gevolgd en dit verzoek toegewezen. De Raad adviseerde om de hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen, omdat [minderjarige 1] daar al meer dan een jaar woont en zij zelf ook de wens heeft om daar te blijven. De relatie tussen [minderjarige 1] en de moeder is momenteel niet goed, en het hof acht het in het belang van [minderjarige 1] dat er snel duidelijkheid komt over haar woonperspectief.

De beslissing over de zorgregeling is voor de duur van zes maanden aangehouden, in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening en een definitief advies van de Raad. Het hof heeft de Raad de opdracht gegeven om het onderzoek zes maanden na de afsluiting van het raadsonderzoek te hervatten en een definitief advies uit te brengen over de zorgregeling. Het hof heeft benadrukt dat het afdwingen van contact tussen [minderjarige 1] en de moeder op dit moment niet wenselijk is, gezien het risico dat dit de relatie verder onder druk zet.

De beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 mei 2022 is vernietigd voor zover het de hoofdverblijfplaats betreft, en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] is bij de vader bepaald. Het hof heeft iedere verdere beslissing pro forma aangehouden tot 15 december 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 juni 2023
Zaaknummer: 200.310.935/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/298105 / FA RK 21-4152
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.P.H.W. Haas,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.P.F. Rober.
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1]( [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
De Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 22 december 2022

Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof op 14 november 2022 hebben partijen zich geconformeerd aan het advies van de raad om een raadsonderzoek te gelasten. Het hof heeft overeenkomstig beslist aangezien het hof zich op grond van de toen beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht achtte om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen op de voorliggende verzoeken.
Het hof heeft de raad verzocht een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren over de volgende vragen:
- welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige 1] en hoe dient die regeling qua aard, duur en frequentie te worden vormgegeven?
- is hulpverlening nodig? Zo ja, welke, ten behoeve van wie en met welk doel?
- welke hoofdverblijfplaats is het meeste in belang van [minderjarige 1] ?
- welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en advies te vermelden?
Het stond de raad vrij om ook [minderjarige 2] mee te nemen in het raadsonderzoek.
De ouders hebben overeenstemming bereikt dat tijdens de duur van het raadsonderzoek – waar nodig met behulp van [instantie] – ingezet wordt op contactherstel tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en tussen [minderjarige 1] en de moeder (en waar mogelijk ook tussen [minderjarige 2] en de vader). Hierbij is het uitgangspunt dat [minderjarige 1] eens in de veertien dagen minimaal één uur bij de moeder verblijft en dat [minderjarige 2] tijdens dit contactmoment ook aanwezig is.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de raad d.d. 6 april 2023;
- het V8-formulier d.d. 12 april 2023 van de zijde van de moeder;
- het V8-formulier d.d. 25 april 2023 van de zijde van de vader;
- het V8-formulier d.d. 22 mei 2023 van de zijde van de vader;
- het V8-formulier d.d. 23 mei 2023 van de zijde van de moeder.
6.2.
Het hof heeft partijen per brief van 10 mei 2023 bericht dat een van de drie raadsheren ten overstaan van wie de mondelinge behandeling is gehouden, niet meer werkzaam is bij het hof en dat er daarom een nieuwe raadsheer aan de zaak wordt verbonden. Het hof heeft partijen en de raad verzocht om uiterlijk 24 mei 2023 kenbaar te maken of zij ermee kunnen instemmen dat de zaak in de gewijzigde samenstelling een beschikking zal wijzen, dan wel dat zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen.
6.3.
Partijen hebben het hof bij voormelde V8-formulieren van respectievelijk 22 en 23 mei 2023 te kennen gegeven geen nadere mondelinge behandeling te wensen en het hof verzocht een beschikking te wijzen. De raad heeft niet gereageerd op de brief van het hof van 10 mei 2023.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De raad adviseert het hof in het raadsrapport van 6 april 2023 om het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen toe te wijzen. De raad komt tot dit advies omdat [minderjarige 1] bijna zestien jaar is, zij zelf bij de vader wil wonen en daar inmiddels ruim een jaar verblijft. Daarnaast is de relatie tussen [minderjarige 1] en de moeder op dit moment niet goed. Het is in het belang van [minderjarige 1] dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over haar verblijfsperspectief, omdat deze zekerheid tot meer rust zal leiden en hopelijk zal bijdragen aan spoedig contactherstel met de moeder.
7.2.
De raad adviseert de beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan te houden in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening door [instantie] en de raad de opdracht te geven het onderzoek zes maanden na afsluiting van het onderhavige raadsonderzoek te hervatten, teneinde een definitief advies te geven. Voorlopig dient er geen zorgregeling tussen [minderjarige 1] en de moeder te worden vastgesteld omdat er tot op heden nog niet is gewerkt aan verbetering van de relatie tussen [minderjarige 1] en de moeder. Het afdwingen van contact brengt het verhoogde risico met zich mee dat [minderjarige 1] zich tegen de moeder gaat afzetten waardoor de onderlinge relatie enkel verder onder druk wordt gezet.
7.3.
Blijkens de reacties van partijen op het raadsrapport, zoals weergegeven onder 13. van het raadsrapport, kunnen de ouders en [minderjarige 1] zich conformeren aan het advies van de raad ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en de zorgregeling. Partijen hebben het hof bij de V8-formulieren van respectievelijk 12 en 25 april 2023 verzocht om afgifte van een beschikking.
7.4.
Het hof overweegt als volgt.
Hoofdverblijfplaats7.4.1. Het hof volgt het advies van de raad en zal het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen toewijzen. Hierbij neemt het hof in overweging dat [minderjarige 1] inmiddels ruim een jaar bij de vader verblijft, zij daar wil blijven wonen en dat de moeder, blijkens de reactie op het raadsrapport, (inmiddels) kan instemmen met een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] . Net als de raad heeft het hof de hoop dat de zekerheid over het woonperspectief van [minderjarige 1] zal bijdragen aan spoedig contactherstel tussen [minderjarige 1] en de moeder.
Zorgregeling7.4.2. Gelet op het advies van de raad en het feit dat partijen zich kunnen conformeren aan dit advies en de hulpverlening door [instantie] kunnen accepteren en benutten, zal het hof de beslissing over de zorgregeling zes maanden aanhouden in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening. Het hof geeft de raad daarbij de opdracht om het onderzoek zes maanden na afsluiting van het onderhavige raadsonderzoek te hervatten, derhalve uiterlijk 6 oktober 2023, en een definitief advies uit te brengen over de zorgregeling. Indien de raad daartoe aanleiding ziet, kan de raad eerder een terugkoppeling aan het hof geven. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
7.5.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover het de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] betreft en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vader bepalen. De beslissing over de zorgregeling zal in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening en het definitieve advies van de raad voor de duur van zes maanden worden aangehouden. Het hof zal iedere verdere beslissing PRO FORMA aanhouden tot 15 december 2023.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, 4 mei 2022 doch uitsluitend voor zover daarbij het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen is afgewezen;
en, in zoverre opnieuw rechtdoende,
bepaalt de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , bij de vader;
houdt de beslissing met betrekking tot de zorgregeling zes maanden aan in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening en geeft de opdracht aan de raad om het onderzoek te hervatten en een definitief advies uit te brengen over de zorgregeling;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing PRO FORMA aan tot 15 december 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, H. van Winkel en A.M. Bossink en is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023 in tegenwoordigheid van mr. T. Kuijs, griffier.