In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 8 juni 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1996 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor mishandeling, gepleegd op 23 maart 2022 te Eindhoven. Het hof heeft het vonnis van de Politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien dagen, waarvan dertien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens is bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.
Daarnaast heeft het hof een vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding van € 500,00 voor immateriële schade toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de aanvangsdatum van 23 maart 2022. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, wat betekent dat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. De verdachte is ook verplicht gesteld om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden, die tot de datum van uitspraak op nihil zijn begroot. Het hof heeft verder een gijzeling van maximaal tien dagen opgelegd, die de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat niet opheft. Dit arrest is mondeling uitgesproken door mr. F. van Es op de openbare terechtzitting van het hof.