ECLI:NL:GHSHE:2023:2013

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
20-002436-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die was veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 dagen voor het in bezit hebben van een vals reisdocument en voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet tijdig is ingesteld. De raadsvrouw van de verdachte heeft op 27 oktober 2022, na sluitingstijd van de griffie, een e-mail gestuurd met een bijzondere volmacht voor het instellen van het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de e-mail na de sluitingstijd van de griffie is verzonden, waardoor het hoger beroep te laat is ingediend. Het hof heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar zouden maken. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002436-22
Uitspraak : 22 mei 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 13 oktober 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-252343-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1988,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. [PI] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘een reisdocument voorhanden hebben waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is’
(feit 1) en ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De inbeslaggenomen verdovende middelen en het inbeslaggenomen identiteitsbewijs zijn door de politierechter onttrokken aan het verkeer.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht de verdachte ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof stelt voorop dat de wet bepaalt in welke gevallen tegen rechterlijke uitspraken een rechtsmiddel kan worden aangewend en binnen welke termijn dit kan geschieden. Die termijnen zijn van openbare orde. Dit is slechts anders, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de inleidende dagvaarding in persoon aan de verdachte is betekend, dat de strafzaak tegen de verdachte vervolgens op 13 oktober 2022 in aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsvrouw inhoudelijk is behandeld en dat de politierechter daarna direct vonnis heeft gewezen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 408, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht, kon de verdachte gedurende veertien dagen na deze uitspraak, te weten tot en met 27 oktober 2022, tegen het vonnis hoger beroep instellen.
Het hof stelt vast dat de raadsvrouw van de verdachte, mr. Huseinovic, op 27 oktober 2022 te 19.10 uur een e-mailbericht heeft verstuurd naar de strafgriffie van de rechtbank te Breda, inhoudende een bijzondere volmacht tot het instellen van het hoger beroep. Op 31 oktober 2022 is door een griffiemedewerker van de rechtbank te Breda een akte instellen hoger beroep opgemaakt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw toegelicht dat zij op 27 oktober 2022 omstreeks 18:15 / 18:30 uur met de verdachte telefonisch contact had en dat de verdachte haar toen zou hebben gevraagd om namens hem hoger beroep in te stellen.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan een per e-mail verzonden schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering tot het voor de verdachte aanwenden van een rechtsmiddel slechts dan worden aangemerkt als binnen de beroepstermijn ingediend, indien deze volmacht ter griffie ‘is begonnen binnen te komen’ vóór de sluitingstijd van de griffie op de laatste dag van deze termijn (HR 5 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:308).
Blijkens artikel 2 van het Bestuursreglement rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 januari 2021
(Staatscourant 2021, nr. 11674), welk reglement op 27 oktober 2022 van kracht was, was de griffie van de rechtbank te Breda op 27 oktober 2022 geopend van 08.30 uur tot 17.00 uur.
Nu de hiervoor bedoelde e-mail van de raadsvrouw van de verdachte, inhoudende de bijzondere volmacht tot het instellen van het hoger beroep, is verzonden na sluiting van de griffie van de rechtbank te Breda op de laatste dag van de appeltermijn, is het hoger beroep te laat ingesteld.
Naar het oordeel van het hof is geen sprake van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn.
Het voorgaande leidt ertoe dat de verdachte niet in zijn hoger beroep kan worden ontvangen. Daarom zal hij daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven en mw. C.D. van Vliet, griffiers,
en op 22 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R.G.A. Beaujean is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.