ECLI:NL:GHSHE:2023:2218

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
20-002045-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor drie diefstallen, gepleegd op verschillende data in 2022. De eerste diefstal betrof een partytent die op 12 januari 2022 te Son en Breugel werd weggenomen van de benadeelde partij, die eigenaar is van een bedrijf. De tweede diefstal vond plaats op 21 maart 2022 in Eindhoven, waar de verdachte flessen alcoholhoudende drank heeft gestolen bij een hotel. De derde diefstal betrof een palmboom die op 4 augustus 2022 in Best werd weggenomen van een ander bedrijf. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en had een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zou bevestigen, met uitzondering van de vordering tot tenuitvoerlegging die was afgewezen. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de tenlastegelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstallen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met de verplichting tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van €600,00, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens zijn eerdere voorwaardelijke straffen ten uitvoer gelegd, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002045-22
Uitspraak : 12 mei 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingslocatie ’s-Hertogenbosch, van 7 september 2022, parketnummer 01-016606-22, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen onder de parketnummers 01-141929-21, 01-314662-20 en 01-252516-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard, die feiten gekwalificeerd als ‘diefstal’ (feit 1 en feit 3) en ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ (feit 2) en de verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is gedeeltelijk toegewezen, te weten tot een bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De politierechter heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen onder de parketnummers 01-314662-20 (een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden) en 01-252516-20 (een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken) toegewezen. De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 01-141929-21 (een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden) is door de politierechter afgewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen, met dien verstande dat de vordering tot tenuitvoerlegging die door de politierechter is afgewezen (de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 01-141929-21) door het hof zal worden toegewezen.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de onder 1 en onder 2 tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken. Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen heeft de verdediging bepleit dat de proeftijd van die voorwaardelijk opgelegde straffen zal worden verlengd, dan wel dat de gevangenisstraffen zullen worden omgezet naar een taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 januari 2022 te Son en Breugel, in elk geval in Nederland, een partytent, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer fles(sen) alcoholhoudende drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 4 augustus 2022 te Best een palmboom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 12 januari 2022 te Son en Breugel een partytent, die aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 21 maart 2022 te Eindhoven flessen alcoholhoudende drank, die aan [bedrijf 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 4 augustus 2022 te Best een palmboom, die aan [bedrijf 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 15 januari 2022 (p. 3-4), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :
Ik doe aangifte van diefstal van een partytent. De weggenomen partytent behoort mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming dit goed weg te nemen, en zich toe te eigenen. Ik ben eigenaar van [bedrijf 3] . Ik heb een vaste standplaats bij de [standplaats] te Son en Breugel. Buiten [bedrijf 3] maak ik gebruik van een partytent. Na mijn werkdag zet ik de tent ingeklapt op een steekwagen voor de tolpoort van de expeditie van de [standplaats]. Medewerkers van de expeditie zetten dan voor mij de tent binnen. De volgende dag wordt de tent dan weer voor mij klaar gezet. Op woensdag 12 januari 2022, omstreeks 14.45 uur, heb ik de tent en mijn bestelzuil voor de tolpoort neer gezet. Over mijn tent zat een witte hoes. De volgende dag donderdag 13 januari 2022, omstreeks 09.15 uur, wilde ik mijn tent weer gebruiken en zag ik dat deze er niet stond. Ik heb navraag gedaan bij de beveiliging. Een medewerker van de beveiliging heeft de camerabeelden bekeken en hij zag dat de tent op woensdag 12 januari 2022 om 15.03 uur door een man wordt weggenomen. Te zien is op de beelden dat de man aan komt lopen en dat hij eerst de omgeving verkent. Vervolgens loopt hij weg en komt hij terug met zijn auto. Daarna pakt hij de tent, legt deze in zijn auto en rijdt weg. Het kenteken van de auto is [kenteken] , een donkere Toyota.
Signalement van de man:
- leeftijd tussen de 45-50 jaar;
- blank;
- kaal;
- zwarte trainingsbroek met witte bies;
- bruine jas met capuchon;
- zwarte sneakers.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2022 (p. 7-8), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 20 januari was ik belast met het bekijken en beschrijven van beelden. Ik zag dat dit beeldmateriaal naar aanleiding van een aangifte van een diefstal van een partytent gevorderd waren. Ik zag dat deze beelden bij de [standplaats] te Son en Breugel gevorderd waren en ik zag dat er drie beeldfragmenten aangeleverd waren.
Beeldfragment 1: 12-1-2022 14_53_52 (UTC+01_00).avi
Ik zie dat de datum 12-1-2022 linksboven in beeld staat. Ik zie dat het tijdsstip 14.53.52 linksboven in beeld staat. Ik zie dat er een parkeerplaats gefilmd wordt en dat er vlaggen van de [standplaats] op de parkeerplaats staan. Ik zie dat er linksonder in beeld een donkere personenauto van het merk Toyota in beeld verschijnt. Ik zie dat het kenteken van deze auto [kenteken] is.
14.56.55: Ik zie dat er een man uit de donkere Toyota stapt. Ik zie dat de man een kalend hoofd heeft. Ik zie dat de man een bruin vest draagt. Ik zie dat er een groene capuchon onder het bruine vest uitkomt. Ik zie dat de man een zwarte trainingsbroek
met witte verticale strepen draagt. Ik zie dat de man zwarte sneakers draagt. Ik zie dat de man in de richting van de ingang van de [standplaats] loopt. Ik zie dat hij het portier van zijn auto open laat staan.
Beeldfragment 2: 12-1-2022 15_00_12 (UTC+01_00).avi
Ik zie dat de datum 12-1-2022 linksboven in beeld staat. Ik zie dat het tijdstip 15.00.19 linksboven in beeld staat. Ik zie dat er een pad langs een bedrijfspand wordt gefilmd. Ik zie dat er een poort en een weg in beeld staan. Ik zie ook dat er twee metalen vuilcontainers en een zwart-met-rode afvalbak in beeld staan. Ik zie ook dat er een ander voorwerp in beeld staat. Ik zie dat er een zwart met witte hoes om dit voorwerp zit. Ik zie dat dit voorwerp op wieltjes staat en circa twee meter hoog is. Ik zie dat de neus van een blauwe personenauto in beeld staat. Ik zie dat deze auto dezelfde velgen heeft als de donkere Toyota voorzien van het kenteken [kenteken] .
15.00.39: Ik zie dat er een man in beeld verschijnt. Ik zie dat dit dezelfde man is als degene die ik bij beeldfragment 1 beschreven heb. Ik zie dat de man naar de metalen vuilcontainers loopt en in de vuilcontainer met het openstaande deksel kijkt. Ik zie dat de man vervolgens in de richting van het voorwerp met de zwart met witte hoes loopt. Ik zie dat hij het voorwerp passeert en er naar blijft kijken. Ik zie dat de man in de richting van de donkere auto loopt en hierin stapt. Ik zie dat de auto achteruit rijdt en uit beeld verdwijnt.
15.03.11: Ik zie dat dezelfde man in beeld verschijnt. Ik zie dat hij in de richting van het voorwerp met de zwart met witte hoes loopt. Ik zie dat hij het voorwerp met de witte hoes vastpakt. Ik zie dat het eerder beschreven voorwerp blijkbaar uit twee delen bestaat. Ik zie dat hij achteruit loopt en het voorwerp met de witte hoes met zich meetrekt. Ik zie dat de man vervolgens om 15.03.32 uur uit beeld verdwijnt.
Beeldfragment 3. 12-1-2022 15_02_54 (UTC+01_00).avi
Ik zie dat de datum 12-1-2022 linksboven in beeld staat. Ik zie dat het tijdstip 15.02.55 linksboven in beeld staat. Ik zie dat er een deel van de parkeerplaats van de [standplaats] in beeld staat. Ik zie dat de man die ik onder fragment 1 beschreven heb in beeld verschijnt.
15.03.41: Ik zie onder in het beeld dat er een kofferbak geopend wordt. Ik zie een deel van de achterklep en het kenteken. Ik zie dat er een logo van het merk 'Toyota' op de achterklep staat. Ik zie dat een deel van het kenteken in beeld staat. Ik zie dat de combinatie het tweede deel van het kenteken is. Ik zie dat de combinatie [kenteken] in beeld staat. Ik zie dat er een hand in beeld verdwijnt (
het hof begrijpt: “verschijnt”)en dat de hand de klep omlaag duwt. Ik zie dat er een gedeelte van de mouw in beeld staat. Ik zie dat deze mouw dezelfde kleur heeft als de persoon die onder fragment 1 beschreven staat.
15.04.07: Ik zie dat er linksonder in beeld een donkere auto rijdt. Ik herken deze auto als de Toyota die onder fragment 1 beschreven wordt. Ik zie dat de achterklep van de auto openstaat en dat er een groot voorwerp achterin ligt. Ik zie dat er een grijze standaard uit de auto steekt. Ik zie dat er een witte hoes om dit voorwerp zit. Ik zie dat dit voorwerp hetzelfde voorwerp is als hetgeen dat onder fragment twee beschreven wordt. Ik zie dat de auto over de parkeerplaats rijdt en vervolgens uit beeld verdwijnt.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2022 (p. 13), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 20 januari kreeg ik het verzoek om te kijken naar de camerabeelden, welke bij deze zaak aangeleverd waren. Ik verbalisant had de camerabeelden bekeken en herkende de man als dezelfde persoon met wie ik vanmorgen in verhoor heb gezeten. Dit betrof [verdachte] geboren op [geboortedag] 1970. Ik herken de man aan zijn gezette postuur, ronde hoofd, norse blik en aan zijn manier van lopen. Ik ben na de herkenning, de fouilleringsspullen gaan bekijken van de verdachte. Ik zag dat in de fouillering van de verdachte, de broek en de schoenen, welke de verdachte aan had op de beelden, bij zich had.
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 januari 2022 (p. 19-21), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
V: De joggingbroek en schoenen die jij op het filmpje aan hebt zijn dezelfde stukken
kleding als die jij bij jouw insluiting
“aan”hebt. Wij hebben foto's genomen en deze komen overheen. Hoe kan dat dan?
A: Ja oké dan ben ik dat ja. A: Ja oké dan ben ik dat ja.
O: Ik, verbalisant, laat een videofragment zien waar te zien is dat de persoon
wegrijdt met het onderdeel wat gestolen was en dat de persoon in zijn auto vervoerd.
V: Wat kun je daarover vertellen?
A: Ja, niks dat ik gewoon wegrijd met iets in mijn kofferbak.
Ten aanzien van feit 2 [2]
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 maart 2022 (p. 5-7), voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] namens [bedrijf 1] Eindhoven:
Ik ben werkzaam als beveiligingsbeambte bij het [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 2] . Ik ben namens hen gerechtigd tot het doen van aangifte.
Op maandag 21 maart 2022, omstreeks 04.20 uur, liep ik een interne controleronde. Toen ik bij het congres liep, zag ik een man lopen. De man trok mijn aandacht omdat alles was gesloten en de man daar niets te zoeken had. Ik kan de man als volgt omschrijven:
  • lengte 1.70 tot 1.75;
  • leeftijd tussen 45 en 55 jaar oud;
  • normaal postuur;
  • grijs haar een beetje naar achteren gekamd;
  • zwarte trui;
  • donker gekleurde trainingsbroek met witte streep aan de zijkant.
Mijn collega is de camerabeelden terug gaan kijken. Op de beelden zag ik dat dezelfde man iets onder zijn jas had en daarmee naar buiten liep, richting de zijde van de weg. Ik ben een ronde gaan maken om te kijken of ik daar iets kon vinden. Toen ik buiten liep hoorde ik via de portofoon dat de man zenuwachtig werd en naar buiten liep. Ik zag dat hij richting de slagbomen van de parkeerplaats liep en de parkeerplaats verliet. Ik ben toen verder gaan zoeken en trof nabij de weg een plastic zak en een jas aan met daarbij een fles rode wijn en een 6 liter fles Swinckels. Ik weet dat wij deze verkopen en dat deze niet bij ons zijn afgerekend. De 6 liter Swinckels is een speciale fles die bij ons in de bar staat. Ik zag dat deze fles weg was. De jas die ik aantrof, waar de flessen in zaten, had de man aan op de camerabeelden. De man was inmiddels al weg.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2022 (p. 10-11), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Wij hoorden [aangever] verklaren dat op de camerabeelden was te zien dat de man meerdere flessen drank met zich meedroeg. Ook was hierop te zien dat de flessen aan de overzijde van de Aalsterweg in een greppel werden gelegd. Wij hoorden hem verklaren dat hij bij de greppel was gaan kijken en aldaar een fles rode wijn, een zwartkleurige jas en een geelkleurige plastic tas van de Jumbo supermarkt zag liggen. Toen hij de jas oppakte, bleek hierin een fles van 6 liter Swinckels bier verstopt te zijn in een van de mouwen. Wij hoorden hem verklaren dat hij zowel de fles wijn als de grote fles Swinckels herkende als zijnde goederen welke worden verkocht in het hotel. Vervolgens trof ik, [verbalisant 3] , tevens in de genoemde jas een portemonnee aan. Ik heb in deze portemonnee gekeken. Ik zag in het grote geldvak van de portemonnee twee medicatiestrips welke op naam waren uitgegeven aan: [verdachte] . Vervolgens werden aan ons screenshots getoond van de verdachte die was gevlucht. Hierop herkenden wij de eerder genoemde [verdachte] .
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2022 (p. 16-17), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 21 maart 2022 heeft er een diefstal plaatsgevonden. Van deze diefstal is er aangifte gedaan en tevens zijn er camerabeelden ter beschikking gesteld. Ik zag op 21 maart 2022, omstreeks 03:55:21 uur, een man voorbij de slagboom lopen. Ik zag dat de man in zijn linkerhand een gele plastic Jumbo tas vasthield. Ik herken de man als [verdachte] . Ik herken de man aan zijn gezicht en haardracht.
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 maart 2022 (p. 47-52), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
O: Je wordt verdacht van diefstal van een aantal flessen drank bij hotel [bedrijf 1] in Eindhoven.
V: Wat kun je daarover verklaren?
A: Zou kunnen zijn dat ik een paar flessen heb meegenomen.
V: Met wie was jij daar?
A: Met [persoon]
V: In welk hotel waren jullie?
A: [bedrijf 1] .
V: Waar was dit?
A: In Eindhoven.
Ten aanzien van feit 3 [3]
Nu de verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 4 augustus 2022 (p. 3);
  • het proces-verbaal van aangifte namens [bedrijf 2] d.d. 4 augustus 2022 (p. 6-7);
  • het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 5 augustus 2022 (p. 14).
Bewijsoverwegingen
Algemene overwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – kort gezegd – naar voren gebracht dat de verdachte niet het opzet had om de partytent zich wederrechtelijk toe te eigenen. Hij dacht dat het om oud ijzer ging. De partytent stond in de buurt van de vuilcontainers en de verdachte had een afspraak gemaakt met mensen van de [standplaats] dat hij goederen mocht meenemen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Dat de verdachte dacht dat de partytent oud ijzer betrof en dat hij een afspraak had gemaakt dat hij bepaalde goederen mocht meenemen acht het hof ongeloofwaardig.
Aan dit oordeel ligt ten grondslag dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij altijd goederen mocht meenemen en dat hij dat had afgesproken met een van de personeelsleden van de [standplaats], terwijl de verdachte op 21 januari 2021 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij daarover geen afspraken heeft gemaakt met het personeel van de [standplaats]. Verdachtes verklaring dat de partytent bij de vuilcontainers stond klopt daarenboven niet. Op de camerabeelden is te zien dat de vuilcontainers schuin tegenover de partytent aan de andere kant van de onderdoorgang naast de [standplaats] stonden. Dat de verdachte dacht dat het om oud ijzer ging is tot slot onwaarschijnlijk. De partytent was bedekt met een witte hoes zodat niet zichtbaar was wat er onder zat. Blijkens de beelden heeft de verdachte niet gecontroleerd wat er onder de witte hoes zat, maar heeft deze vastgepakt, in zijn kofferbak geladen en is weggereden.
Gelet op het hiervoor overwogene en de inhoud van de bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachtes opzet er op was gericht de partytent zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 2
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd:
De flessen zijn niet onder de verdachte aangetroffen. Dat in de betreffende jas medicatiestrips op naam van de verdachte zijn aangetroffen is niet redengevend. De verdachte heeft namelijk verklaard dat de jas niet van hem was. Het is bovendien mogelijk dat deze strips samen met de flessen door een ander in de jas zijn gestopt. Blijkens de beschrijving van de camerabeelden is er ook iemand anders met een donkere jas gezien en die persoon kon niet worden herkend, omdat deze te ver uit beeld was. Er bestaat aldus te veel onduidelijkheid om het tenlastegelegde wettig en overtuigend te kunnen bewijzen;
Bovendien kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde diefstal tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, nu niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Ad I.
Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat een ander de flessen in (een mouw van) de betreffende jas heeft gestopt. De beveiliger heeft gezien dat de verdachte het hotel verliet en vervolgens richting de slagbomen van de parkeerplaats liep en de parkeerplaats verliet. Vervolgens heeft de beveiliger een plastic zak en een jas gevonden met daarbij één fles rode wijn en één 6 liter fles Swinckels. De gevonden jas wordt herkend als dezelfde jas die de verdachte kort daarvoor droeg zoals blijkt uit de camerabeelden. Daar komt bij dat in de zwartkleurige jas ook een portemonnee is aangetroffen met daarin twee medicatiestrips. Deze medicatiestrips zijn uitgegeven op naam van [verdachte] . Het hof acht het onwaarschijnlijk dat de jas aan een derde toebehoort en dat die derde de betreffende medicatiestrips op naam van de verdachte in de portemonnee in die jas heeft gestopt.
Op basis van de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 21 maart 2022 flessen alcoholhoudende drank van [bedrijf 1] heeft weggenomen.
Het hof verwerpt in zoverre het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde.
Ad II.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. De verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drie diefstallen. Op 12 januari 2022 heeft hij een partytent van [benadeelde] weggenomen, op 21 maart 2022 heeft hij flessen alcoholhoudende drank weggenomen bij [bedrijf 1] en op 4 augustus 2022 heeft de verdachte een palmboom bij [bedrijf 2] weggenomen. Het handelen van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van een ander. De verdachte heeft met zijn handelen voor voornoemde slachtoffers hinder en overlast veroorzaakt. Het hof rekent de verdachte dit aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2023. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen eerder vele malen onherroepelijk is veroordeeld, ook ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich schuldig te maken aan de bewezenverklaarde feiten. Blijkens voornoemd uittreksel is de verdachte bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 april 2019 onherroepelijk veroordeeld ter zake van diefstal tot een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis en is die taakstraf voldaan. Gelet hierop stelt het hof vast dat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Voorts blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof voorts rekening gehouden met de inhoud van een reclasseringsadvies van 21 januari 2022 en een bericht van Linda van Galen, werkzaam als reclasseringswerker. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de reclassering problemen heeft geconstateerd op verschillende leefgebieden en dat het risico op recidive om die reden als hoog wordt ingeschat. Voorts blijkt daaruit dat de verdachte wel gemotiveerd is voor het krijgen van hulp en ondersteuning. Uit het bericht van Linda van Galen blijkt echter dat de verdachte langdurig en uitvoerig bekend is bij de reclassering, dat in het verleden diverse hulpverleningstrajecten zijn uitgezet teneinde de kans op recidive te verminderen en dat geen enkel traject heeft geleid tot het terugdringen van de kans op recidive. Uit het bericht van Van Galen blijkt vervolgens dat de verdachte wel contact heeft met de reclassering, maar dat hij blijft recidiveren en dat de reclassering geen mogelijkheden meer ziet om de verdachte te kunnen begeleiden.
Tot slot blijkt uit de verklaring die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd dat hij op dit moment met zijn vriendin voor wie hij mantelzorger is, in een caravan woont. Hij vreest deze kwijt te raken als hij langer in detentie komt.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde handelen en de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder en vele malen ter zake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof het passend en geboden de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 726,00 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • tent € 550,00;
  • transportkar voor tent € 50,00;
  • 21% BTW € 126,00.
De politierechter heeft de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, te weten tot een bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 600,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dit bedrag toewijsbaar is.
Ten aanzien van de gevorderde BTW overweegt het hof het navolgende.
Blijkens de aangifte is [benadeelde] eigenaar van [bedrijf 3] . De bij de vordering tot schadevergoeding gevoegde factuur is ook gericht aan ‘ [bedrijf 3] / Peter [benadeelde] ’. Omdat de benadeelde partij ondernemer voor de omzetbelasting is en derhalve BTW kan terugvragen, kan in zoverre niet van schade worden gesproken. De vordering zal derhalve in zoverre worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 600,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging onder de parketnummers 01-314662-20, 01-252516-20 en 01-141929-21
Het hof is ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen (een gevangenisstraf voor de duur van respectievelijk 2 maanden, 3 maanden en 3 weken) dienen te worden gelast. Ter terechtzitting van het hof is door en namens de verdachte gevraagd om omzetting in een taakstraf of verlenging van de proeftijd, dit in verband met de vrees dat bij een langere detentie het huidige woonadres niet meer betaald kan worden. Echter acht het hof, met name gezien het zeer ruime justitiële verleden en de vele voorwaardelijke veroordelingen waarmee steeds weer kansen zijn geboden die niet zijn verzilverd, tenuitvoerlegging van alle drie de gevorderde voorwaardelijke veroordelingen de enige passende reactie.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 600,00 (zeshonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 600,00 (zeshonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 12 (twaalf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 januari 2022.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 8 juni 2021, parketnummer 01-314662-20, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 3 november 2020, parketnummer 01-252516-20, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 1 november 2021, parketnummer 01-141929-21, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 12 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bos en mr. Van der Bijl zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven Zuid, registratienummer PL2100-2022010162, datum sluiten 20 januari 2022, pagina 1 tot en met pagina 39. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven Zuid, registratienummer PL2100-2022057107, datum sluiten 18 mei 2022, pagina 1 tot en met pagina 58. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
3.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie, registratienummer PL2100-2022169097, datum sluiten 5 augustus 2022, pagina 1 tot en met pagina 16. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.